Swinburne laat zich, in een van zijn boeken, ontvallen dat God geen 'speelgoedwereld' heeft geschapen. Dat kun je wel zeggen inderdaad: het bestaan is naar, wreed en kort van duur.
Voortdurend probeert de mens op eigen kracht om zijn bestaan te verbeteren. Erg doeltreffend zijn deze pogingen niet. Je kunt niet met droge ogen beweren dat de omstandigheden waarin de mens vandaag verkeert beter zijn dan -neem een willekeurig getal- tweehonderd jaar geleden.
Wie een argument zoekt tegen filosofen die, in weerwil van de oplopende spanningen tussen volkeren én de dreigende verstoring van de metereologische en biologische balans, blijven volhouden dat de mens alle problemen dankzij wetenschap en techniek kan oplossen, hoeft maar een krant open te slaan om hen de mond te snoeren: ernstige problemen zijn er te over.
In moeilijke tijden -lees de opstellen van de doodzieke Lieke Marsman- wil de mens graag omhoog kijken. Is er misschien een apparaat, een machine, een entiteit, een wezen, een kracht, een beginsel, dat het goed voor heeft met de mens?
Is er misschien 'meer' dan wij kunnen zeggen dat er is en heeft dat 'meer' in positieve zin betekenis voor ons?
Aangezien de wereld geen speelgoedwereld is, hoeven we niet te rekenen op Batman, Superman, engelen, geesten of een oude wijze man op een wolk en al dat soort zaken.
Ook hoeven we niet rond te kijken in 'het boek van de wereld', waarin 'Gods' orde beschreven staat: je kunt het bestaan van God niet aflezen uit de las-naden van de werkelijkheid (ik bedoel: de natuurconstanten) of uit de algemene orde die wij toeschrijven aan de natuur. Aristoteles meende dat de natuur fraai geordend was: in zijn dagen kon een 'filosoof' dat nog geloven: de hemel was een koepel die op de aarde stond en de sterren waren -gezellig!- brandende lichtjes. Het beeld dat christelijke filosofen vandaag schetsen van 'de schepping' is feitelijk nog steeds aristoteliaans: zij 'zien' een betrouwbare, geordende wereld, die door God zelf is gestemd en ingericht.
Het is natuurlijk fijn als je dat kunt geloven: bij mij wil die lezing niet postvatten. Het doet mij -nog steeds- te sterk denken aan een speelgoedwereld. De voorstelling is 'antropo-morf', 'mens-vormig': ze is te sterk gevormd naar het inzicht -en de noden- van de mens.
Ik geloof überhaupt niet dat de mens de werkelijkheid kan begrijpen. De overtuiging van de Verlichtingsfilosoof, die gelooft dat wij, dankzij rigoureus wetenschappelijk onderzoek, 'eens/ooit' de gehele werkelijkheid zullen kunnen beschrijven en begrijpen, is evenzeer gestoeld op de overtuiging dat wij in een speelgoedwereld leven. De beste wetenschappelijke theorieën hebben betrekking op lokale fenomenen (bijvoorbeeld de ontwikkeling/evolutie van de mens of op de sterrenhemel of op kwanta). Een theorie over alles-en-nog-wat, een theorie die 'het geheel' begrijpelijk maakt, staat buiten ons bereik. Wie dat niet gelooft, moet maar wat langer nadenken over het 'lokale' feit dat wij een product zijn van de natuur. Het brein/verstand van de mens is niet bedoeld als 'waarheids-machine', maar als een orgaan dat onze lichaamshuishouding regelt en onze plannen praktisch uitvoerbaar maakt, opdat wij adequaat en doelgericht kunnen handelen.
De werkelijkheid moet daarom zo ontzettend veel rijker en mysterieuzer en ondoorgrondelijker zijn dan wij kunnen bevroeden. We hebben geen weet van de orde en vormen die de werkelijkheid herbergt. We kunnen principieel niets uitsluiten.
Je kunt 'testen' (dit is een gedachten-experiment) hoe vreemd dit is, door je af te vragen of de denkbeelden die wij uitermate absurd vinden -zoals een paard dat tegelijk ook geen paard is (of gebruik je eigen favoriete absurde voorstelling)- in de werkelijkheid kunnen voorkomen. Alhoewel ik me niet kan voorstellen dat een absurd denkbeeld kan bestaan, kan ik niet formeel -op algemeen geldende wijze- zeggen hoe ik het bestaan er van kan uitsluiten. Ik heb geen idee hoe ik absurde denkbeelden logisch of mathematisch of filosofisch de wacht kan aanzeggen.
Cognitief sta ik machteloos in de werkelijkheid. Mijn 'verstand-je' is goed genoeg om na te denken over mijn handelingen, om te oordelen over mijn handelingen, om inzicht te krijgen over mijn leven op aarde, om te weten wanneer ik me goed of slecht gedraag, en om een bruikbaar beeld te schetsen van mijn 'omgeving' (die voor ons zo groot is als het zichtbare heelal), maar het is te zwak en te broos om iets te zeggen over 'de werkelijkheid'.
Alle theorieën die de wereld-als-geheel begrijpelijk willen maken zijn vreemd (denk aan de vele werelden theorie of aan super-determinisme). Zodra wij cognitief buiten onze 'lokale lichtkring' proberen te kijken krijgt ons verstand het benauwd.
Voor wie niet langer op het verstand van de mens vertrouwt, maar ook niet kan aanvaarden dat het bestaan geen diepere betekenis heeft, valt echter de ontdekking dat we niets kunnen uitsluiten niet slecht uit. Integendeel: per saldo kunnen we in een absurde werkelijkheid het bestaan van een goed, bovennatuurlijk (=absurd) beginsel niet uitsluiten. Spreken over een goede God (of: over het Goede) is dan ook niet onzinnig. Je weet zeker dat een dergelijk 'object' voorkomt in de werkelijkheid.
Bezie de kwestie eens als volgt: de werkelijkheid overrompelt ons volledig met haar overtal aan mogelijkheden en vreemde en absurde eigenschappen. In deze 'hyper-rijke realiteit' is ook 'het goede' wel te vinden.
-------
Toevoeging: we kunnen alle lokale, logische zaken wel of niet op de boedellijst zetten (=de inventaris van de werkelijkheid). Absurde zaken kunnen we echter niet 'wel of niet' schrappen, omdat ze niet logisch zijn. De logische handelswijze -wel of niet schrappen- werkt niet in het absurde domein. Daar gelden de logische regels niet.
Vergelijk het met het 'alles-doordringende-zuur' van Dennett. Gewone vloeistoffen kun je bewaren in potten en bekers en bakjes. Zuren kun je bewaren in speciale bakjes. Maar een alles-doordringend-zuur kun je in geen enkel bakje bewaren. Je hoeft niet eens te kijken of dit zuur in de praktijk door de bodem van elk bakje of bekertje of potje dringt. Wie een alles-doordringend-zuur in het spel brengt, heeft de oude spelregels daarmee volstrekt nutteloos en onbruikbaar gemaakt. Opeens is 'alles' anders.
Zo is het ook met absurde denkbeelden: als je logische denkwijze universeel geldt, dan is het niet mogelijk dat absurde objecten bestaan; als je logische denkwijze lokaal geldt, dan is het wel mogelijk dat absurde objecten bestaan (omdat je het bestaan van absurde objecten logisch niet kúnt uitsluiten: dat is immers de letterlijke betekenis van het woordje 'absurd'): maar dan moet je ook aanvaarden dat ze actueel bestaan: want het onderscheid tussen mogelijk bestaan en actueel bestaan is zelf een logische constructie en deze verdwijnt (dus) in een absurde wereld. Voor absurde denkbeelden gelden onze logische spelregels in het geheel niet. Je moet absurde denkbeelden -in hun volle absurde tegenwoordigheid- opnemen in je inventaris van de werkelijkheid.
Logisch gezien kan een 'mogelijk' (=logisch) object wel of niet actueel bestaan. Dit wil zeggen: object a of object ¬a bestaat actueel (als a bestaat, dan bestaat ¬a niet en vice versa). Absurde objecten trekken zich van deze logische spelregels echter niets aan.