1. De mens is de maat van alle dingen (ontologie is ondergeschikt aan epistemologie) (premisse)
2. We weten dat de denkwijze van de mens de werkelijkheid niet modaal-rationeel begrenst (premisse)
3. De werkelijkheid valt uiteen in twee modale domeinen: een domein dat wél modaal-rationeel begrensd is (domein T) en een domein dat niet modaal-rationeel begrensd is (domein ¬T) (uit: 1, 2)
4. We kunnen geen enkel object ¬T ontologisch uitsluiten als ¬T modaal-rationeel onbegrensd is (premisse)
5. God is een object ¬T (definitie)
6. We kunnen het bestaan van God niet uitsluiten (uit 4,5)
7. We moeten God opnemen in onze ontologie (uit: 1,6)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten