dinsdag 15 april 2025

We gaan 'ontologisch' [1.5]

Inleiding| Een ontologisch argument is een zogenaamd 'leunstoel-argument'. Je probeert louter en alleen met analytische middelen (en enige kennis van de werkelijkheid) te laten zien dat een bepaald 'object' deel uitmaakt van de Realiteit (O R). In vrijwel alle ontologische argumenten is het 'object' waarvan je de realiteit wilt bewijzen 'God'. (Maar het staat eenieder vrij om te bewijzen dat de alwijze éénhoorn bestaat.)


Zelfstandig| Laten we God definiëren als een 'object' dat absoluut zelfstandig is (Zelfstandig met een hoofdletter). Zg (God) wordt door niets en niemand bepaald, vertekend of vervormd. God is in alle omstandigheden niets en niemand minder dan God. God geniet de maximale vrijheid. Merk op dat je uit Zg's maximale vrijheid de klassieke 'triple A' eigenschappen van Zg kunt afleiden (gesteld dat je dit nodig vindt).

 

Het voordeel van deze definitie is dat je meer greep hebt op het begrip 'grootst/volmaaktst denkbare object'. Een object dat zich door alle factoren die wij maar kunnen bedenken laat beperken in z'n vrijheid is minder groot dan een object dat zich door geen enkele factor laat beperken.

 

De definitie hierboven is niet willekeurig -we hebben een Zg nodig om bijvoorbeeld te kunnen hopen op 'universele rechtvaardigheid', een deugd die we zelf niet kunnen realiseren- maar ze is wel opgesteld door de mens. Ze is een vrucht van ons analytische vermogen.


Realiteit| Je hebt filosofen die nog steeds hechten aan de overtuiging dat de werkelijkheid logisch is geordend. Je zult dit geloof echter moeten opgeven. Alles pleit er tegen.

 

Je kunt onze 'horror contradictionis' evolutionair verklaren (een evolutionaire verklaring is lokaal en zij maakt een universele verklaring overbodig); er bestaan tal van niet-klassieke logische stelsels (tenminste de volgende: K3, LP, FDE [1]); het staat buiten kijf dat het logicisme mislukt is: de poging van logici met de statuur van Russel, Frege en Wittgenstein om te laten zien dat de werkelijkheid -te beginnen met de wiskunde- consistent is, heeft tot niets geleid; wie gelooft dat de klassieke logische wetten universeel gelden zal een universele verklaring voor deze wetten moeten kunnen geven: verwijzingen naar natuurlijke en fysische omstandigheden zijn lokaal en niet universeel- uitsluitend dus bovennatuurlijke objecten zoals God of een platoonse bovenwereld komen daar voor in aanmerking (Beall geeft, enigszins spottend, de suggestie dat er misschien een universeel onmeetbaar 'forcefield' bestaat dat alle deeltjes en velden en dingen logisch ordent); logische verbanden kun je niet waarnemen: logica zit uitsluitend in 'het mentale/brein' en beperkt zich tot 'proposities'.


Kortom, R valt uiteen in twee domeinen: WT en W. Beide domeinen -let wel!- maken deel uit van onze actuele wereld (Wa). Immers, zowel  WT als W zijn het product van onze logische denkwijze. Het domein met de normale T (=truth) is waarachtig, dat wil zeggen: ons dagelijkse (common sense) waarheidsbegrip is daar bruikbaar. Beweringen zijn in dat domein van R waar óf onwaar. In W staat de T op zijn kop : daar is ons waarheidsbegrip niet langer bruikbaar. Om precies te zijn: de 'enigheid' (lees: 1-igheid) van waarheid gaat verloren in W.

 

De enigheid van waarheid wil zeggen dat een bewering over een feit uitsluitend 'waar' is als het de enige bewering is waarmee we rekening hoeven te houden. Het pad naar de enige-echte-onvervalste waarheid loopt dan ook langs lijnen die met een simpel 'ja' OF 'nee' kunnen worden aangegeven. In domein WT veronderstellen we daarom dat we onderscheid kunnen en zelfs moeten maken tussen wat 'echt' het geval is (dit is de 'enigheid' van realiteit) en tussen wat 'vals' is (alle verhalen op één na zijn vals). De enigheid van waarheid wordt gegarandeerd door onze logische denkwijze en is vereist om op adequate wijze te kunnen handelen: want de rationale van dit alles is dat onze cognities uitsluitend uitvoerbaar zijn als ze 'enig' zijn.


De enigheid van waarheid komt in domein W van R te vervallen. Een pad naar de waarheid kan in W overbepaald (niet consistent) zijn en onderbepaald (niet compleet). Omdat de enigheid van waarheid hier vervalt, maken over- en onderbepaalde beweringen op ons niet echt de indruk dat ze überhaupt iets met 'waarheid' van doen hebben. Inderdaad, want we weten ons geen raad als we over- en onderbepaalde waarheden moeten uitvoeren. Zulke waarheden zijn 'onhandelbaar'. Probeer het maar eens: bega een moord in een willekeurige buurtschap te Drenthe en verschaf je op hetzelfde ogenblik een alibi in wijk C te Utrecht; of probeer eens het orgel te bespelen én een trui te breien.


Zg van R| Het is nu gemakkelijk om te betogen dat Zg een element is van R. Aangezien God niet beperkt wordt door de last van een fysiek lichaam, is hij niet gehouden aan de enigheid van waarheid. Hij wordt -met zoveel woorden- niet beperkt door de klassieke logische wetten. Als Zg dus een element is van R, dan moeten we over Zg spreken alsof zhij niet klassiek is. Aangezien we Zg de toegang tot R uitsluitend kunnen weigeren als de wet van het uitgesloten derde geldt -God bestaat wel OF niet volgens deze wet- moet Zg wel een element van W zijn. Immers, in W vervalt de wet van het uitgesloten derde. En omdat, tenslotte, W een domein van R is, dat wil zeggen van onze actuele wereld (Wa), is Zg een element van Wa.

-----

[1] zie voor de betekenis van deze begrippen: Beall & Logan, Logic, 2ed, 2017, hfd 14 (het is een niet al te moeilijk boekje, ook een scholier kan de tekst begrijpen).

Geen opmerkingen: