woensdag 2 april 2025

Strijdigheid: een alledaags probleem

Schildpadden en egeltjes beschikken niet over het vermogen om gemakkelijk iets te leren. Ze moeten het stellen met aangeboren gedragsschema's.

Ach, kon je kleine schildpadjes, die juist uit het ei gekropen zijn, maar leren dat ze niet naar het kunstlicht op de boulevard moeten kruipen, maar dat ze rechtsomkeert moeten maken, naar de zee.

Ach, kon je egeltjes maar leren dat ze op de autoweg zich niet moeten oprollen tot een bol, en dan onbeweeglijk moet afwachten, maar dat ze zich haastig uit de voeten moeten maken.

Hoe moet je de pad vertellen dat het de autowegen en fietspaden niet moet oversteken?

De mens daarentegen is goed in staat om zich aan te passen aan nieuwe omstandigheden: haar kun je gemakkelijk iets zeggen en leren.

Ik zou mij in Lapland niet kunnen handhaven: ga ik echter in de leer bij een van de bewoners, dan kan ik mij daar na enige tijd wel handhaven.

Maarten Boudry, de Vlaamse epistemoloog, noemt ons fenomenale vermogen om nieuwe inzichten te leren 'de onwillekeurigheid van kennis': nieuwe inzichten nestelen zich zomaar (onwillekeurig) in ons verstand. 

Je hoeft maar een krant op te slaan of je neemt kennis van nieuwe inzichten. Niet zelden zijn dit beweringen die haaks op jouw meningen en overtuigingen staan. 

Je kunt je niet op voorhand doof houden voor strijdige meningen en inzichten, want dan 'sluit' je je verstand en ben je niet in staat om nieuwe inzichten te leren. 

Het is dus kiezen of delen: je bent een lerend wezen en opent je verstand voor elk nieuw inzicht; of je sluit de toegang tot je verstand af en geeft het vermogen om te leren op. 

In ons geval heeft de natuur 'bepaald' dat we ons vermogen om te leren beter kunnen behouden. We moeten de nadelen die de onwillekeurigheid van kennis oplevert dan maar op de koop toenemen. Een lerend wezen kan nu eenmaal niet worden voorzien van een 'filter' dat ons doof en blind maakt voor nare informatie: dan zou de onwillekeurigheid van kennis verloren gaan.

Vandaar dat schelden wel pijn doet: je hoort iemand iets akeligs roepen en vervolgens zit dit nare inzicht in je verstand. Het wordt feitelijk naar binnen 'gesmeten' en hecht zich onmiddellijk, als een kwak vieze smurrie op de wand, aan je groeven en windingen. Opeens 'zie je' dat je in de ogen van anderen 'dik' of 'lelijk' of 'arm' bent. De scheldwoorden hebben zich onwillekeurig in je brein geplant.

De onwillekeurigheid van kennis maakt je ook gevoelig voor 'cognitieve dissonanties' (zoals psychologen dit noemen). Je meende dat je werkstuk voor je master uitstekend was, maar in de wandelgangen hoor je je begeleider zeggen -hij zag jou niet staan- dat het knoeiwerk is. Je hebt nu twee inzichten in je verstand die zich niet laten rijmen: je werk is niet goed en je werk is wel goed. 

Op zich is een dergelijke tegenstelling van inzichten niet erg. Het is immers slechts één 'talige structuur' tussen tal van andere mogelijke talige structuren. Het probleem is echter dat deze ongerijmdheid belangrijk is voor jou doch niet kan worden uitgevoerd. Het is niet mogelijk om wel én niet verder te werken -met een andere begeleider- aan je werkstuk.

In het dagelijkse leven stapelen de ongerijmdheden zich op. Deze congestie is inherent aan het feit dat we een biomechanische machine zijn die slechts één handeling per beurt kan uitvoeren.

Het aantal dilemma's, paradoxen, twijfels en strijdigheden waar we op een gewone werkdag mee kampen is groot.

Zal ik wel of niet naar de film (ik vind beide opties aantrekkelijk), zal ik wel of niet naar de sportschool (beide opties zijn nodig en nuttig), zal ik E. wel of niet geloven, zal ik wel of niet een studie beginnen, zal ik wel of niet ..., zal ik wel of niet ..., zal ik wel of niet..., enz.

Als een prooidier, in een smalle kloof, tegelijkertijd door twee roofdieren wordt beslopen, zal het voor een onmogelijk keus komen te staan: "ik moet zowel naar links (om roofdier 1 te ontwijken) als naar rechts (om roofdier 2 te ontwijken) moeten vluchten". Het zal dus handeling 1 wel én niet moeten uitvoeren. Maar dat is 'lijfelijk' onmogelijk. Het zal daarom deze tegenstelling, die onuitvoerbaar is, moeten 'omzetten' in een uitvoerbare structuur (het dier zal een conjunctie moeten omzetten in een disjunctie): "ik moet of naar links of naar rechts, en aangezien het roofdier links kleiner en zwakker is dan het roofdier rechts, kies ik er voor om naar links te vluchten".

Je ziet aan het bovenstaande voorbeeld overigens goed dat de keus voor een disjunctie of conjunctie volledig wordt bepaald door de bouw/architectuur van het lichaam. Zouden we op een 'star-trek-achtige' planeet leven, waar lichamen een andere bouw of structuur kunnen hebben, en zich zich onmiddellijk (on the spot) kunnen delen, dan zou een conjunctie tussen twee gelijktijdig uit te voeren handelingen geen probleem zijn.

Talloze malen per dag moeten dieren en mensen bepalen welke volgende handeling ze zullen verrichten. Een handeling is altijd een relatie -een structuur- tussen de actuele handeling en een eventuele volgende handeling. Het is een 'interne' aangelegenheid. We zijn dus talloze malen per dag aan het bedenken hoe we de huidige handeling zullen afwisselen met een volgende handeling.

Ook de eerste beweegbare diertjes, die beschikten over spieren en zenuwen, moesten de volgorde van hun handelingen -de relatie tussen de huidige en de volgende handeling- ettelijke malen per dag bepalen. Zelfs bacteriën ontkomen niet aan deze operatie! Opeenvolgende handelingen moeten worden 'vastgeknoopt' aan elkaar en daar heb je 'operatoren' voor nodig.

Omdat we onwillekeurig leren en omdat we inzichten die met de 'en'-operator aan elkaar geplalt zijn niet kunenn uitvoeren, moeten we streng vermijden dat contradicties zich ophopen in ons verstand -contradictiecongestie- daar deze onze mogelijkheid om te handelen blokkeren. Zeker voor de mens -en voor alle andere lerende dieren- telt dit probleem, omdat we zomaar tal van inzichten naar binnen geworpen krijgen. Je kunt niet naar de stembus als je gelooft dat alle kandidaten, met al hun verschillende programma's, aan de macht moeten komen. Het is immers onmogelijk om het land in één tijdvak op verschillende manieren te besturen.

Sommige mensen zien niet in hoe alledaags de fnuikende uitwerking van contradicties kan zijn. Neem een kind. Een jong mens, nauwelijk twaalf, kan onmogelijk, na een scheiding, gaan wonen bij mama én papa. Het kind kan zich niet delen naar de onvoorwaardelijke liefde voor moeder én vader!

Het aantal practische contradictie's -onontwarbare handelingen- dat zich steeds aandient in het gewone leven is eindeloos. Het maakt niet uit of je ze in het ene geval 'dilemma' noemt, in het andere geval 'paradox' of 'strijdigheid', zaak is dat het 'echte' onuitvoerbare constructies (conjuncties) zijn. En dat ze ons bestaan sterk bepalen.

"Ik wil in een wonderwereld zijn", zong een van mijn leerlingen, "waarin ik bij papa én mama woon, ook al is de een in Haarlem, en de andere hier in Nieuwegein."

Zijn contradicties niet echt? Zijn contradicties niet waar? Als een contradictie een constructie is van twee handelingen, zo dat deze handelingen in de pratijk niet kunnen worden 'nageleefd', dan is dit in alle opzichten een echte of ware contradictie: een toestand die eenvoudigweg niet kán worden nageleefd -omdat we het lichaam niet kunnen vermenigvuldigen-, is zo echt in haar obstructieve werking als maar kan zijn. 

Je kunt deze contradictie ook niet 'oplossen': het kind moet kiezen uit twee kwaden. De enige echte oplossing is dat het kind zich in tweeën deelt: dat is misschien mogelijk in een andere wereld, maar niet in de onze. 

Waarom is de 'echte' wereld volgens ons vrij van contradicties? Wel, omdat een wereld, beschreven als een wereld vol van tegenstellingen en paradoxen, voor ons een wereld zou zijn waarin we slechts bangelijk tegen een muurtje kunnen staan, omdat we niet in staat zijn om de ene handeling op een 'beweegbare'/'uitvoerbare' wijze aan de andere vast te knopen.

De waan dat de constructie van de wereld zelf zo kan worden beschreven, dat elke relatie die wij leggen tussen eigenschappen en objecten vrij is van contradicties, is onmisbaar voor handelende dieren. Desalniettemin is het een waan, zij het een zeer nuttige.

maandag 31 maart 2025

Waarom je mag beweren dat je weet dat God bestaat (2)

Onze logische wetten -met name de wet van het uitgesloten derde en de wet van non contradictie- zijn naturalistische, instrumentele wetten: we hebben ze nodig om AL onze denkbeelden en inzichten een uitvoerbare vorm te geven. 

Ze hebben een duidelijke 'biomechanische functie'. 

'Bedenksels' die het lichaam niet kan uitvoeren zijn altijd nadelig: ze verhinderen dat we -ook in levensbedreigende situaties- optimaal handelen. Wie zijn verstand volstouwt met contradicties, anomalieën, dilemma's, paradoxen, en al dergelijke, zal in de praktijk slecht uit de voeten kunnen. 

Onze 'bedenksels' (=cognities) mogen daarom nooit ofte nimmer de structuur van een dia- of analetheia hebben.

Onze logische denkwijze is een instrumentele denkwijze (en heeft als zodanig geen metafysische waarde). Ze zegt ons weinig over de metafysische structuur van de werkelijkheid.

Onze wetenschappelijke praktijk, die er uit bestaat dat we apriori (!) de contradictie verbieden, is slechts lokaal bruikbaar: ze is nuttig voor ons,- dat wil zeggen: ze is nuttig voor dieren met een lichaam, dieren die slechts één optimale handeling per beurt kunnen uitvoeren.

De werkelijkheid is geen (logisch) gesloten domein, doch een open domein: we beschikken niet over een 'beginsel' waarmee we apriori kunnen bepalen wat wel of niet mogelijk is.

We kunnen de werkelijkheid niet onderzoeken als deze absurd is- en ook zaken die zó bizar zijn dat ze onze verbeelding te boven gaan zullen door ons verstand niet op een bruikbare (=uitvoerbare) wijze worden verwerkt.

Het inzicht dat de werkelijkheid vreemder is dan wij kunnen bevatten past uitstekend bij het naturalistische inzicht dat wij biologische dieren zijn.

Wij zijn in die mate onwetend dat we niet begrijpen wat we op aarde doen: de vraag naar de zin van het bestaan wordt zelfs -in sommige kringen- beschouwd als een lege vraag (dat wil zeggen: een vraag die 'toch niet kan worden beantwoord' en waar filosofen zich liever niet aan wagen).

Een 'natuurlijke wereld' biedt ons geen antwoord op de vraag wat de zin is van ons bestaan. Onderzoekers beperken zich tot het beantwoorden van de vraag hoe de werkelijkheid is ontstaan en hoe zij is gebouwd (hoe zij in elkaar steekt). 

Een 'religieuze wereld' daarentegen draait niet zozeer om de vraag hoe de werkelijkheid is ontstaan en hoe zij is gebouwd, maar om de vraag wat de bedoeling is van ons bestaan.

Wij zijn handelende wezens -de mens is in essentie een handelend wezen- met een oordelend vermogen, die goed en kwaad kunnen handelen en die rondwaren in een wereld die in sterke mate goede en kwade eigenschappen heeft. Zo bezien kun je de werkelijkheid kwalificeren als een 'religieuze wereld'.

Bevat onze religieuze wereld echter ook religieuze 'objecten'?

Als de werkelijkheid 'open' ligt en als wij geen idee hebben hoe wij absurde en bizarre denkbeelden kunnen uitsluiten, dan is het bestaan van een religieus object als God, een wezen dat absoluut Zelfstandig is, niet uit te sluiten. 

Een absoluut Zelfstandig wezen is een 'absurd' object (een object dat geen beperkte logische bestaanswijze heeft).

God bestaat -volgens onze beperkte logica (!)- als een 'ding' zodanig dat dit door ons moet worden begrepen als 'bestaand & niet bestaand' en als 'bestaand noch niet bestaand'. 

Hier kun je op geen enkele wijze formeel uit afleiden dat God niet bestaat. 

Het is wijs om ons te beperken tot een religieuze uitleg van deze bevindingen: God is een religieus 'object' dat onze logische denkwijze overtreft. Het bestaan van een dergelijk 'denkbeeld' kan op geen enkele wijze worden uitgesloten. Je mag daarom zeggen -met een gerust hart- dat je wéét dat God bestaat.

De keerzijde van de medaille is dat we God slecht kunnen begrijpen. Wij weten dat God bestaat, maar we kunnen hem -uit de aard der zaak- niet doorgronden. Evenwel, dat is een inzicht dat de traditie ons al van begin af aan heeft willen leren.

Het inzicht dat God ondoorgrondelijk is koestert de mens al eeuwen: er is meer tussen hemel en aarde... 

Het wetenschappelijk onderzoek van de werkelijkheid bevestigt het vermoeden dat de werkelijkheid een open domein is: biologie en logica laten zien dat er inderdaad meer is tussen hemel en aarde dan wij met ons instrumentele brein kunnen doorgronden. Ons verstand is te beperkt om de werkelijkheid 'in de tang' te nemen: de twee kaken van de aristoteliaanse logica zijn te kort en te zwak om de werkelijkheid te (be)grijpen.

Tenslotte: akkoord, wij zijn beperkt, God bestaat. Maar waarom zou ik daar waarde aan hechten?

Wel, het antwoord op die vraag is simpel: als God bestaat is de kans dat je bestaan zinvol is beduidend groter dan wanneer hij niet bestaat.

Je bent een ethisch, handelend wezen in een wereld van 'goed en kwaad': dat bepaalt de mens (als mens). 

De werkelijkheid is geen bouwwerk van atomen en krachten, maar van levende ethische wezens in een ethisch decor: we bevinden ons in een 'ethisch-religieuze wereld'. 

Als je inderdaad ziet dat de religieuze lezing van de werkelijkheid geloofwaardig is, besef je dat je bestaan van grotere betekenis is -hoe je handelt doet er toe- dan in een niet-religieuze wereld.

Je kunt dan in ieder geval je kinderen en kleinkinderen vertellen dat hun bestaan niet zinloos is. Een zinvollere en blijmoediger boodschap kun je ze niet geven. Het religieuze optimisme is te verkiezen boven het a-religieuze pessimisme [1].

Bovendien is de a-religieuze lezing wetenschappelijke gezien niet waarschijnlijker dan de religieuze lezing.

Tenslotte: als de werkelijkheid een open metafysisch domein is, is het reëel om te geloven dat mystieke ervaringen geen verbeelding zijn. Je kunt dan iig niet apriori veronderstellen dat mystici zich verbeelden dat ze 'het transcendente' ervaren.

-----

[1] Zojuist is er een boek verschenen over de voordelen van een optimistische levensinstelling.- Het is gezond om optimistisch in het leven te staan. Waarom zou je dan een areligieuze visie aanhangen, die het lastig maakt om het bestaan inhoud en zin te geven -nota bene: een dergelijke visie steunt op een volledig achterhaald metafysisch beeld van onze logische denkwijze- terwijl de visie die wetenschappelijk beter te verantwoorden is, zoveel optimistischer stemt (een 'transcendente visie' op het bestaan maakt de mens aantoonbaar blijmoediger: dat is een wetenschappelijk feit). Het is dus alleszins onverstandig om een negatieve, onjuiste achterhaalde metafysische zienswijze te verdedigen. (zie: Paul-Choudry, The Bright Side; interview met de auteur in het NRC 27-02-25, 'optimisme is een illusie die werkt'). 

zondag 30 maart 2025

Waarom je mag beweren dat je weet dat God bestaat

Volgens de christelijke traditie is God een Zelfstandig wezen. Hij wordt door niets en niemand bepaald: hij staat 'boven' de logische en fysische wetten. 

Descartes meende dat hier uit volgt dat God 'absurd' is. Inderdaad, het is lastig te zien hoe God Zelfstandig kan zijn als hij zich -om welke reden dan ook- moet voegen naar de logische wetten. 

Als de logische valstrikken die de atheïst in de loop der tijd heeft geplaatst één ding bewijzen dan wel dat het banaal is om over God te spreken alsof hij 'horig' is aan de logische wetten. 

Kan God een steen maken die hij wel en niet kan tillen? Het antwoord is een onomwonden 'ja, dat volgt uit de definitie van God'- en zie jij vervolgens maar hoe jij daar chocola van maakt. De mens is een beperkt (geëvolueerd) dier met een instrumentele denkwijze; God niet.

We kunnen nu laten zien dat een christen zhaar hand niet overspeelt als zhij zegt: 'ik weet dat God bestaat'.

(1) Onze denkwijze is een evolutionair instrument: ze garandeert dat onze 'gedachten' een immer 'beweegbare'/'uitvoerbare' vorm hebben;
(2) De kans dat de structuur van de werkelijkheid noodzakelijkerwijs (dus: altijd en overal, tot in de kleinste mazen) overeenkomt met onze instrumentele denk- en zienswijze is verwaarloosbaar klein (uit 1);
(3) De structuur van de werkelijkheid is niet logisch (uit 2);
(4) De structuur van de werkelijkheid is absurd (uit 4);
(5) God is absurd (definitie);
(6) Het is mogelijk dat God deel is van de inventaris der werkelijkheid (uit 4,5); [1]
(6) We kunnen -wij zijn immers beperkt- niet experimenteel onderzoeken of God deel van de inventaris der werkelijkheid is;  
(7) Wij zijn zodoende 'onwetend': God bestaat wel nóch niet (uit 6); [2]
(8) God bestaat wel noch niet is equivalent met God bestaat wel én niet; [3]
(10) God bestaat wel én niet (uit 8).

Een contradictie is voor ons onbegrijpelijk: wat bedoelt iemand als hij zegt dat God wel en niet op de inventarislijst van de werkelijkheid staat?

Wel, hij kan in ieder geval niet bedoelen dat God absoluut niet op de lijst staat. God bestaat: maar dan op een voor ons ondoorgrondelijke wijze- maar dat is geheel in lijn met de klassieke traditie. 

Aangezien ik (1) over een methode beschik om het bestaan van 'absurde God' te staven, (2) geloof dat 'absurde God' bestaat, en (3) God (in absurde hoedanigheid, op absurde wijze) bestaat, mag ik zeggen dat ik weet dat God bestaat [4] [5].
--------
[1] Als het ronde gat in het dekseltje -van educatief- kinderspeelgoed groot genoeg is, dan past een knikker daar door. Zo ook: als de werkelijkheid absurd is, dan passen absurde dingen in de werkelijkheid.

[2] Je mag niet zeggen: God bestaat wel of God bestaat niet. Dat zou wel het geval zijn als we het over logisch objecten hebben in een logische wereld. Absurde objecten bestaat echter niet 'helemaal wel' of 'helemaal niet'. Het zijn op hun best immers dia- of analetheia's? Ze hebben een soort 'derde' bestaansvorm die door ons niet wordt begrepen.

[3] (¬p & ¬¬p) is equivalent (¬p & p), want: (¬¬p <--> p).

[4] Dit is klassieke definitie van kennis. Je mag deze aanvechten. Wat mij betreft echter is dat hier niet aan de orde. 

[5] Ten overvloede: Om een dergelijk betoog te laten slagen moest worden uitgeplozen waarom de mens logisch denkt (is onze denkwijze 'waarachtig' (metafysisch) of 'instrumenteel' (biomechanisch)). 

Het is lastig om te laten zien dat de logische denkwijze waarachtig is: je hebt dan een absoluut beginsel nodig waaruit we kunnen afleiden dat alles wat bestaat logisch geordend is. Maar dat is onbegonnen werk. 

Het ligt meer voor de hand om een biomechanische/natuurlijke verklaring te geven voor onze denkwijze- een dergelijke verklaring past ook beter in het huidige naturalistische raamwerk. 

De logische denkwijze is onmisbaar bij het omzetten van onze denkbeelden/waarnemingen (onze 'bedenksels') in 'handelingen'. Onze bedenksels moeten een uitvoerbare structuur hebben, anders hebben ze geen praktische waarde. Als je over geen instrument beschikt om je bedenksels praktisch te kunnen uitvoeren, is het een raadsel waarom we een energie-verslindend brein (moeten) meetorsen.

Logisch denken draait (kortom) niet om waarheid, maar om optimaal en doelmatig handelen.

De kans dat de metafysische structuur van de werkelijkheid tot in de kleinste en fijnste mazen is afgestemd op het handelen van dieren lijkt me klein."

vrijdag 28 maart 2025

Een korte notitie over Oosters en Westers denken

Henk Oosterling heeft een mooi boek geschreven over de verschillen tussen Westers en Oosters denken. Het is jaren geleden dat ik dit boek gelezen heb. Ik herinner me echter nog goed dat Oosterling beschrijft dat de Japanner vooral 'handelend' denkt. 

"Ki is de dragende substantie van de samenhang tussen lichaam en geest. Hier is het dus niet de ratio, maar de ki als menselijke 'agency' die handelingen aanstuurt. De agency (...) van een aanval is dus geen berekenende geest (...). [Agency en liefde, affectie en mededogen] komen samen in het begrip kokoro of shin, dat vaak iets te gemakkelijk met geest of hart wordt vertaald. (...) Als geconcentreerde energie balt deze zich samen in de onderbuik, (...) dit is het centrum van waaruit actie wordt aangezet. Dat centrum is echter nooit universeel en staat evenmin vast. (...) Ki opereert dus op verschillende schalen, maar het basale idee is dat iedereen door deze energie met elkaar verbonden is. Er bestaat geen leegte, want ook elke ogenschijnlijke leegte is vervuld van ki." (Oosterling, Waar geen wil is, Boom, 2016, p.75)

De strekking van Oosterling's betoog is dat de Japanner gelooft dat een onmiddellijk bewustzijn van het lichaam -aandacht voor ki- beter bepaalt hoe je in een bepaalde situatie moet handelen dan een rationeel betoog. 

Uit deze overtuiging komt de fascinatie voor vechtsporten voort. In het geval van Oosterling is dat kendo, de Japanse zwaard-vecht kunst. Een vechtsport leert je dat je aandachtig de 'beweegbaarheid' en kracht (ki) van het lichaam moet volgen (beheersing van het lichaam is dus feitelijk het volgen van het lichaam).

De bouw en structuur -inclusief de 'krachten' in dit lichaam- wijzen je feitelijk de juiste weg.

Het aardige is nu dat, als je eenmaal inziet dat logisch denken geënt is op de 'beweegbaarheid' van het lichaam -contradicties zijn 'ondenkbaar' want het lichaam kan ze niet uitvoeren- beide culturen geplant zijn 'op'/'in' het handelende lichaam: beide culturen hebben 'ontdekt' dat we als handelende personen in de wereld staan.

Of je nu handelt door geest en lichaam als één systeem van kracht en wijsheid te zien of dat je handelt nadat je de zaak rationeel hebt overdacht en afgewogen, hoeft niet persé te leiden tot een sterk kwalitatief verschil tussen de handelingen die je op het aardse podium over het voetlicht brengt.

Merk bovendien op: zowel de ki moet worden gevuld met wijsheid en mededogen als ook het hart van de rationele mens: wie over geen wijsheid en mededogen beschikt zal noch langs de oosterse noch langs de westerse afslag een 'goed' mens kunnen zijn.

dinsdag 25 maart 2025

Het succes van de wetenschap

Een van de argumenten die is aangevoerd om te betogen dat de logische denkwijze betrekking heeft op 'waarheid' (=de metafysische overtuiging dat onze beweringen corresponderen met de werkelijkheid) is het 'succes van de wetenschappen' argument.

Zou onze logische denkwijze geen middel zijn dat ons op het spoor van de waarheid zet, dan is het succes van de wetenschap niet te verklaren.

Het is inderdaad niet te ontkennen dat onze wetenschappers 'goed bezig' zijn. 

Hieruit volgt echter niet dat onze logische denkwijze 'waar-achtig' is (en betrekking heeft op de universele/algemene inrichting van de werkelijkheid).

Wij staan in de wereld alsof het een werkplaats is waarin wij adequaat moeten handelen. Uiteindelijk herleiden wij elke zaak tot de vraag: wat moet ik doen, wat zal ik beginnen? En aangezien wij een handeling slechts wel of niet (met inzet van alle stelsels en delen) kunnen uitvoeren, is onze denkwijze er op gericht om steeds een duidelijk 'ja' of 'nee' te genereren. 

Onze logische denkwijze bewerkt alle inzichten zo dat deze uitvoerbaar zijn. We kunnen dankzij de logische vorm van onze inzichten (gissingen, theorieën, hypothesen enz) de werkelijkheid 'aanpakken' en haar veranderen. Wie niet logisch denkt kan zijn ideeën niet verwezenlijken: het lichaam is niet in staat om één steen te maken met een scherpe rand én deze helemaal rond te slijpen zodat de steen ook kan dienen als een slagwapen.

We zullen als we iets maken vooraf moeten bepalen of we een steekwapen of een slagwapen gaan maken.

Steeds opnieuw, bij alles wat we doen, moeten we ons afvragen: zal ik a of niet a (=iets anders dan a) doen? 

Zeker als we ingewikkelde taken uitvoeren is het belangrijk dat we alle hoofd- en deeltaken 'met logische strengheid' van elkaar scheiden: anders komen we ogen en handen tekort in de praktijk en raken we -letterlijk- in de knoop.

Honderden malen per dag moet je een beroep doen op je logische denkwijze. Het aantal besluiten dat een handelend wezen neemt om te kunnen functioneren is enorm. 

Zal ik mij wassen, zal ik dat hemd aan, zal ik dit ontbijt nemen, zal ik nu reageren op dat bericht, neem ik de 'snelle' fiets, of de stadfiets, -is X boos op mij: hij gedraagt zich zo afkerig de laatste dagen, of verbeeld ik mij dat-, zal ik een helm op in het drukke verkeer (is het verkeer druk: of stel ik mij aan?), zal ik vanavond mee naar het terras, zal ik een jaartje langer werken, enz enz.

Stel je voor dat je verstand niet bedreven is in de kunde om alle problemen in een 'tweevoudige logische structuur' te dwingen, dan zouden we niet succesrijk zijn in onze pogingen om een normaal eerste-wereld mensenbestaan te leiden.

Wel, hetzelfde geldt voor wetenschappers. Een wetenschapper die niet logisch denkt zal er niet in slagen om zijn laboratoriumproeven uit te voeren, zijn verslagen te ordenen, zijn resultaten te analyseren, enz. Een niet-logische wetenschapper zal zijn 'wetenschappelijke werk' niet kunnen doen.

De wereld in uitgesproken logische 'brokken' (tweedeling: ja of nee) klieven is noodzakelijk om doeltreffend te kunnen handelen. Zonder logische denkwijze zul je niet slagen, ongeacht of je wetenschapper bent, voetballer, leraar of violist. Zulks geldt overigens ook voor kraaien, egeltjes en fazanten (ook de fazant moet iets 'doen' om te kunnen blijven leven en zich de vijanden van het vege lijf te houden: en ook de fazant kan niet vier verschillende handelingen uit één stuk opvoeren).

Wetenschappers handelen logisch. Bovendien bouwen ze voort op de logisch geordende theorieën van hun voorgangers: geen wonder daarom dat hun theorieën steeds preciezer en beter worden. Zonder Lorenz en tal van andere fysici -die hun gedachten in uitvoerbare vorm hebben genoteerd- zou Einstein niet bedacht hebben dat de lichtsnelheid de 'constante' is waarmee je ruimte en tijd enz kunt 'binden'.

De wereld is voor ons een werkplaats waarin we aan de slag moeten: we moeten dingen doen. Handelen -aan de slag gaan- is alleen mogelijk als we er in slagen om alle 'dingen' te persen in een afgemeten, logische vorm. We prepareren de dingen zo dat ze gemakkelijk logisch kunnen worden beoordeeld. 

Hoe gaat dit in de praktijk: wel, afhankelijk van de context, belichten we steeds van de dingen één relevant aspect, zodat we gemakkelijk kunnen bepalen wat we moeten doen. Als we trek hebben dan bezien we van alle dingen de voedingswaarde; we beoordelen de dingen in de wereld slechts onder het opzicht van één mogelijke handeling: kan ik het wel of niet eten. 

Als we gegeten hebben dan dooft het licht van de ene kleur en gaat langzaam het licht van een andere kleur schijnen. We zien dan alles in ander licht: in deze nieuwe 'context' let ik slechts op de dingen die mij in deze andere context van pas komen. Zo prepareer ik de dingen in de wereld tot dingen die slechts relevant zijn in één opzicht. Alleen als ik de dingen zo conceptualiseer dat ze in een bepaalde context slechts in één opzicht relevant zijn, kan ik snel en logisch denken en handelen. En dit is inderdaad hoe onze denkbeelden gestructureerd zijn: ze hebben in een bepaalde context slechts een relevante eigenschap.   

Merk op: zouden we voortdurend in één context meer dan één aspect van de dingen belichten -dat is niet logisch- dan zouden we geen besluit kunnen nemen. Een taart die zowel heerlijk als prachtig is, zal ons aanzetten tot twijfel: het is zonde om haar aan te snijden én zonde is om haar niet aan te snijden. Stel je eens voor dat we de hele dag door onze besluiten zouden moeten afleiden van zulke 'dubbel-relevante' denkbeelden.

De wijze waarop wij in onze 'werkplaats' het gereedschap om te kunnen functioneren -ik bedoel: onze denkbeelden en ons wereldbeeld- prepareren is 'logisch', in die zin dat onze denkbeelden slechts per geval in één opzicht relevant zijn. Klaar voor gebruik dus. Heel ons beeld van de wereld is een (innerlijke) logische constructie. Vanzelfsprekend, want het succes van ons bestaan staat of valt met de bekwaamheid waarmee het lichaam onze verlangens en wensen en inzichten over het voetlicht brengt (zo staat of valt het werk van de componist met de bekwaamheid waarmee de musicus zijn werkstukken uitvoert).

zondag 23 maart 2025

Formeel

Formeel gezien zijn de twee klassieke logische wetten simpele relaties. 

Als ze al bijzonder zijn, dan omdat het 'zelf-verwijzende' relaties zijn (dat wil zeggen een relatie tussen een 'ding' (a) en zichzelf (a)).

Een contradictie is, formeel gezien, niets anders dan een simpele, zelfverwijzende relatie.

Zulke logische relaties zien er -voorbeeld- als volgt uit:

(i) a OF niet-a (a V ¬a) 

Een andere mogelijke combinatie:

(ii) a EN niet-a (a & ¬a)

Dit zijn twee simpele knutselwerkjes met voegwoorden en variabelen. Zo op het oog is er niets mis met deze uitdrukkingen. Uit de formules zelf kun je niet afleiden dat deze onoorbaars, onmogelijk of absurd zijn.

Beide vormen zijn 'grammaticaal' (=welgevormd).

Desalniettemin beschouwen we uitdrukking (ii) als de grootste belediging voor het menselijk intellect, en uitdrukking (i) als een uitgesproken waarheid. 

Waarom?

Wel, dat heeft alles te maken met *ons* oordeel. En aangezien tot nu toe uitsluitend de mens deze logische vormen beoordeeld heeft -buitenaardse wezens en goden en alle andere mogelijke buiten- en bovenaardse levensvormen hebben zich nooit uitgesproken over de vraag hoe we deze logische vormen moeten waarderen- kun je de afkeer van de contradictie best een menselijk vooroordeel noemen.

En waarop is dat (sterke!) vooroordeel dan gebaseerd?

Op het simpele feit dat (ii) niet uitvoerbaar is door het lichaam en (i) juist altijd uitvoerbaar is (=hypothese).

Kortom, ons vooroordeel is een eenvoudige, evolutionaire aanpassing. Als een dier een grotere kans op nakomelingen heeft als het adequaat kan handelen, en als rekenen met contradicties de mogelijkheid om adequaat te handelen ontregelt, dan moet het verstand worden voorzien van een 'afweersysteem' tegen structuren die het handelen ondermijnen (zoals het lichaam beschikt over een afweersysteem tegen ziektekiemen).

Vanzelfsprekend.

Je hoeft geen beroep te doen op bovennatuurlijke zaken (God, platoonse vormen) of op immense metafysische constructies (een logisch geordende werkelijkheid van vele werelden).


zaterdag 22 maart 2025

Mystiek

Religieuze denkbeelden komen niet tot hun recht in een logische ruimte,- want een logische ruimte is een constructie die geëigend is voor gebruik door bewegende dieren. (cf: Pascals beroemde tekst: "De laatste stap van het verstandelijk denken is de erkenning dat er oneindig veel dingen zijn die het te boven gaan. Als het aan dat inzicht niet toekomt is het maar zwak." Pascal, Gedachten, nr.188)

Wie werkelijk gelooft dat God een 'logische' structuur heeft (dat is een 'ding' met een structuur die is gebaseerd op ons bio-mechanische lichaam) verkleint Zhem tot een niveau dat niet geloofwaardig is. 

Een 'logische' beschrijving van God brengt ons voortdurend in de problemen- het grootste nadeel vind ik persoonlijk de gekunstelde aard van de vele 'ingenieuze' logische oplossingen die Gods 'consistente' structuur moeten 'redden'.

De wereld is ook helemaal niet logisch. Mensen lijden aan een ernstige vorm van de 'horror contradictionis'. Deze angst is niet onterecht. Een absurde denkwijze ontregelt het verstand in die mate dat het ongeschikt is voor het uitvoeren van adequate handelingen (dit is letterlijk zo: denk aan de 'cognitieve dissonantie' die absurditeiten oproepen).

Het is verstandig om logisch te denken als je praktische problemen het hoofd moet bieden. Wie gelooft dat hij tegelijkertijd vooruit én achteruit kan lopen heeft het lastig als hij naar de winkel moet.

Hardnekkige problemen, zoals de vraag naar het bewustzijn en kwantummechanische 'vreemdheid' -en wat voor soortgelijke 'absurde' dingen heb je nog meer- worden beter begrepen als je aanvaardt dat het absurde verschijnselen zijn.

Het bewustzijn kun je -in ouderwetse Frans-filosofische poëtische taal- beschrijven als 'het ene dat ook het andere is'. Het bewustzijn is een kwaliteit dat tevens een volstrekt andere kwaliteit is. Het is 'brein' én 'ervaring', waarbij geldt (brein=ervaring, & brein≠ervaring). 

Mystiek wordt vaak beschreven als 'éénwording met God'.  Stace stelt voor om de mystieke ervaring te beschouwen als een toestand met een absurde structuur: "In the One there are no separate items to be kept distinct, and therefore logic has no meaning for it. (...) [The laws of logic] are not applicable to the undifferentiated unity of the mystic." (Stace, Mysticism and Philosophy, p.270ff).

Religie wordt verstikt als je haar wilt beschrijven in het logische vocabulaire van een doelgerichte handeling.

vrijdag 21 maart 2025

Voordracht (1.5)

Dit is de tekst van een voordracht die ik gehouden heb (en aanstaande zaterdag nogmaals ga houden) voor oud-leerlingen. (En nee: een oud-leerling is niet persé een bejaard persoon :)


Horror Contradictionis


Primer

Is het niet wonderlijk dat wij tien vingers hebben en dat de gemakkelijkste manier om te tellen en rekenen het tientallige stelsel is? We hebben van de natuur een telraam gekregen aan de rechter- en linkerhand!

 

Voordracht: 

i. Het rationele dier: De mens werd door Aristoteles beschreven als het 'rationele dier'. Volgens Aristoteles was de mens bijzonder omdat hij logisch kan denken.

Logisch denken is inderdaad bijzonder. De logische wetten zijn de grondslag van het denken. Een volk dat niet logisch kan denken zal niet beschikken over wiskunde en niet over wetenschap.

 

ii. Het handelende dier: In de 20ste en 21ste eeuw zijn filosofen -dankzij beter inzicht in het ontstaan van de mens (evolutietheorie enz)- echter tot het inzicht gekomen dat de mens in essentie een handelend dier is (embodiment, 4E cognition, grounded cognition, enz).

Het verstand is geen faculteit dat de wonderlijke capaciteit heeft om 'de waarheid' te vinden, maar het is een orgaan dat in dienst staat van het lichaam.

Het heeft tot taak om adequate handelingen te genereren bij relevante waarnemingen.

Een handeling is adequaat als het een passende reactie is op de signalen die een dier heeft waargenomen én als de uitvoering optimaal is.

adequaat handelen:= de reactie is passend en de reactie is optimaal

 

iii. Optimale handelingen: Een dier is een biomechanische machine die uit veel componenten en systemen bestaat.

Een dier kan uitsluitend optimaal handelen als al deze componenten en systemen samenwerken. Laten we dit, een handeling waarbij de samenwerking van alle componenten en systemen gevraagd wordt, een volledige handeling noemen.

De volgende ('mereologische') inzichten spreken vanzelf:

[mogelijke handeling] Een dier kan uitsluitend optimaal handelen als het alle componenten en systemen gebruikt bij het uitvoeren van één volledige handeling: je kunt alle delen en weefsels van je lichaam gebruiken als je ofwel handeling (alpha) ofwel handeling (niet alpha) uitvoert;

[onmogelijke handeling] Een dier kan niet optimaal handelen als het alle componenten en systemen gebruikt voor het uitvoeren van twee of meer volledige handelingen: je kunt alle weefsels en delen van je lichaam niet gebruiken voor zowel handeling (alpha) als voor handeling (niet alpha)).

 

iv. horror contradictionis: Vermoedelijk heb je de logische vorm van de "onmogelijke handeling" herkend:

h(alpha) & h(¬alpha), of kortweg: a & ¬a, is de zogenaamde contradictie

De contradictie!

De contradictie wordt gezien als het grootste kwaad uit de Westerse intellectuele geschiedenis!

We kunnen ons niets indenken dat absurder is dan de contradictie!

Hoe kan een bewering waar & onwaar (waar & niet waar) zijn?

Hoe kan een kat tegelijkertijd levend & dood (levend & niet levend) zijn?

Hoe kan een object gelijk & ongelijk zijn aan zichzelf (p = p & p ≠ p)?

Niets, helemaal niets is ellendiger, gruwelijker en absurder dan een contradictie. We hebben daarom de plicht om alle contradicties te weren uit onze gedachten.

We eisen dat je nooit en dan ook nooit een artikel schrijft waarin een contradictie staat.

We willen 'a priori' -op voorhand- dat de contradictie verdwijnt!

Onze theorieën over de werkelijkheid moeten logisch zijn. We moeten onze intellectuele producten 'sluiten' voor absurde inzichten. Nooit mag een contradictie, op welke wijze dan ook, in onze intellectuele producten voorkomen!

Dit is het grondbeginsel van onze intellectuele traditie.

 

v. Onhandelbare inzichten: Vrijwel iedereen vindt het tientallige stelsel het ideale stelsel om mee te tellen en rekenen. Waarom? Vermoedelijk omdat we door de natuur zijn uitgerust met een telraam (twee handen, tien vingers).

Waarom vinden wij de contradictie het meest 'gruwelijke, absurde' product van de menselijke geest? Wel, vermoedelijk omdat strijdige inzichten door het biomechanische lichaam niet adequaat kunnen worden uitgevoerd.

Je neemt op een gewone dag duizenden beslissingen- en het merendeel van deze beslissing moet worden uitgevoerd. Als je nu onmogelijke inzichten zou toelaten in je verstand, zou je tientallen malen per dag 'onmogelijke' inzichten moeten uitvoeren.

Stel je voor: steeds opnieuw moet je bedenken hoe je twee of meer handelingen in één beurt zult uitvoeren!

Wie rent kan onmogelijk zowel naar links als naar rechts; wie pianospeelt kan onmogelijk ook de cello spelen; wie zingt kan onmogelijk ook spreken.

We zouden meerdere malen per dag in levensgevaar verkeren omdat het verstand ons aanspoort om contradicties uit te voeren:

-ontwijk de auto door snel naar de overkant te stappen én door snel terug op de stoep te stappen

-ontkom aan de kwade man -de man met de bijl- door naar links en naar rechts te vluchten

-probeer te ontkomen aan de beschuldiging door te liegen en de waarheid te spreken

We hebben geen afschuw van contradicties omdat ze ons het zicht op de waarheid ontnemen, maar omdat het 'onhandelbare' cognities zijn.

Ons verstand is een orgaan dat adequate handelingen moet produceren; een verstand dat 'vergiftigd' wordt door contradicties, produceert geen adequate handelingen, maar 'onuitvoerbare' handelingen.

Een verstand dat geen afschuw van contradicties heeft produceert onhandelbare gedachten.

Ons leven staat of valt met de mogelijkheid om -honderden malen per dag!- adequate handelingen te genereren. We kunnen contradicties daarom missen als kiespijn.

 

vi. Blinde Vlek – Wij hebben een blinde vlek voor contradicties. Begrijpelijk, want contradicties ontregelen het verstand. Een intellect dat met contradicties rekent produceert onhandelbare cognities, dat wil zeggen cognities die niet adequaat kunnen worden uitgevoerd.

De noodzaak om adequaat te handelen verklaart onze “horror contradictionis”, onze afkeer of afschuw van de tegenspraak.

De afschuw van de tegenspraak is dus niet gebaseerd op de inrichting van de werkelijkheid, niet op een overkoepelend rationeel -metafysisch- systeem, niet op Goddelijke wetten, niet op platoonse vormen, maar eenvoudigweg op het darwiniaanse beginsel dat alles wat nadelig is voor het overleven van de soort moet worden bestreden.

Ons verstand draait dan ook sterk om de ‘anti-contradictie’ wet (=de wet van non-contradictie). We begrijpen een verhaal pas goed als dit vrij is van contradicties.

 

vii. Slotsom – We zijn al met al beperkte wezens. We zijn blind voor een structuur die juist buitengewoon interessant is. Achter de contradictie gaan verschijnselen schuil die ons wonderbaarlijk voorkomen. Zo kun je met qu-bits, deeltjes die in twee verschillende toestanden kunnen verkeren, veel krachtiger berekeningen uitvoeren dan met gewone bits. De rekenkracht van de qu-bits wordt verklaard door het absurde karakter van de qu-bits (en het absurde karakter van de qu-bits is eenvoudigweg een gegeven). Je zou wellicht ook 'intentionaliteit', het kenmerk van ‘het mentale’ (=bewustzijn), beter begrijpen als je 'absurditeiten' accepteert. Ook emergentie kun je bestuderen als een verschijnsel met een 'absurde' structuur.

 

maandag 10 maart 2025

Twee damstenen

Filosofie is moeilijk voor leerlingen, maar als ze inzien wat een filosoof bedoelt geeft dat hen veel plezier. Het is dan ook geen wonder dat nogal wat leerlingen zeggen dat ze het meest geleerd hebben bij filosofie! Een uitspraak overigens die het werk van mijn collega's in andere vakken tekort doet. Ik vermoed dat ze juist meer leren bij de talen en bij de technische vakken. Wat mijn leerlingen dan ook bedoelen, als ze zeggen dat ze 'veel' leren bij filosofie, is dat de dingen die ze leren 'verrassend' zijn.

Over het nut van school wordt vaak wat badinerend gedaan. Zo schreef Karel van het Reve ooit dat hij weinig geleerd had op de middelbare school. En nogal wat mensen zeggen hem dit graag na. De waarheid is anders: het verschil in kennis tussen een eerste-maands 'brugger' en een laatste-maands zesdeklasser is enorm!

Eén van de verrassingen die je leert bij filosofie is dat kijken en weten zich met elkaar mengen in de waarneming. Het empirisme is vandaag de dag dan ook niet langer te verdedigen: de wetenschappelijke opmars heeft de richtingenstrijd tussen het rationalisme en empirisme beëindigd.

Hume is de meest zuivere empirist die de geschiedenis heeft voortgebracht. Zijn vuistregel/uitgangspunt was: wat je niet kunt zien bestaat niet.

Zijn argumenten tegen causaliteit en inductie berusten op de gedachte dat de humeaanse vuistregel juist is. 

Hume's argument tegen causaliteit is lastig uit te leggen. Hume, die een fervent biljarter was, gebruikte het biljart als illustratief voorbeeld om zijn inzicht te verduidelijken. 

Kijk eens goed naar twee biljartballen: de ene bal botst tegen de andere bal aan. Heb je nu een oorzaak gezien en heb je een gevolg gezien?

Ja? Welke kleur en welke vorm had de oorzaak en welke kleur en welke vorm had het gevolg? Kon je de oorzaak misschien zelfs ruiken?

Je kunt deze vragen niet beantwoorden en komt tot de ontdekking dat je meende een oorzakelijkheidsrelatie te hebben gezien, maar -je beseft het nu- je hebt je vergist.

De oorzakelijkheidsrelatie, schreef Hume, is te vinden in ons verstand, als idee, maar ze is niet te vinden in de wereld. Ik geloof daarom, op grond van mijn 'vuistregel', dat causaliteit niet 'echt' bestaat.

De positivisten, een aantal filosofen die vroeg in de twintigste eeuw een 'groep/kring' te Wenen vormden, waren op de hand van Hume: zij meenden dat het Humeaanse argument niet alleen van toepassing is op causaliteit en inductie, maar ook op logische relaties.

Neem twee zwarte damstenen en leg die op een witte tafel. Welke logische relatie hebben deze damstenen. Wat zie je? 

Zie je dat de damstenen logisch geordend zijn? Ja? Waar op de tafel zie je het voegwoordje EN of het voegwoordje OF? 

Welke kleur(en) hebben deze voegwoorden en welke vorm?

Nota bene: je kunt het voegwoordje 'en' op verschillende manieren noteren: als een &, als EN, als + en als ^. Welke van deze vormen zie jij op de witte tafel? Hoe maakt de natuur deze voegwoorden kenbaar: kun je ze misschien zelfs ruiken

De praktijk is dat niemand voegwoorden ziet. We zien alleen twee zwarte damstenen op een witte tafel liggen. 

Op grond van de humeaanse vuistregel kun je nu concluderen: logische relaties vinden we als idee in ons verstand en ze zijn niet te vinden in de wereld: ze bestaan dus niet 'echt'. 

Het is dan ook onjuist om te spreken over de logische vorm van de wereld. Een 'echte contradictie' is een leeg begrip. 

Het is echter niet onjuist om te twisten over de vraag of we de wereld moeten beschrijven alsof deze een logische vorm heeft.

Ayer, een van de filosofen die de vergaderingen van de positivisten graag bezocht, schreef in zijn boek "Language, Truth and Logic", dat een weergave heet te zijn van de ideeën van de positivisten:

"The contention of Mill's which we reject is that the propositions of logic and mathematics have the same status as empirical hypotheses; that their validity is determined in the same way. We maintain that they are very independent of experience in the sense that they not owe their validity to empirical verification. We may come to discover them through an inductive process; but once we apprehended them we see that they are necessarily true, that they hold good for every conceivable instance. And this serves to distinguish them from empirical generalizations." (Language, enz, p.100).

En waarom zijn dan de logische formules noodzakelijk en altijd waar?:

"The principles of logic (...) are true universally simply because we never allow them to be anything else. And the reason for this is that we cannot abandon them without contradicting ourselves, without sinning against the rules which govern the use of language, and so making our utterances stultifying. In other words, the truths of logic (...) are analytic propositions or tautologies." (idem, p.103)

Vergelijk ook Wittgenstein:

"(...) wij leggen regels, een techniek, voor een spel vast, en als we dan de regels volgen gaat het niet zo als we hadden aangenomen. We raken als het ware verstrikt in onze eigen regels./ Dit verstrikt raken in de regels is wat wij willen begrijpen, dat wil zeggen overzien./Dit werpt licht op ons begrip bedoelen. Want het loopt in die gevallen anders dan we voorzien hadden. We zeggen ook, wanneer zich bijvoorbeeld een tegenstrijdigheid aandient: Zo heb ik het niet bedoeld." (Wittgenstein, filosofische onderzoekingen, nr. 125)

Coda: In onze dagen is het onderscheid tussen 'denken' en 'kijken' geslecht door de cognitie-wetenschappen. Het brein met al zijn verschillende functies en vermogens wordt beschouwd als één machine die relevante denkbeelden moet produceren en adequate handelingen. 

De gedachte dat onze ogen bedoeld zijn om de werkelijkheid/waarheid te zien is achterhaald. 

Onze ogen én denkbeelden hebben tot taak om de eigenschappen in de werkelijkheid te detecteren die wijzen op gevaar of nut- en vervolgens moet de logische vorm van de waarneming garanderen dat we een uitvoerbare handeling paraat hebben die zo adequaat is dat we aan gevaren kunnen ontkomen en van nuttigheden kunnen profiteren. 

Zou de logische vorm in het geheel van onze denkbeelden, dwz in de machinerie van de waarneming, ontbreken, dan zouden we lichamelijk niet adequaat kunnen reageren: je kunt eenvoudigweg niet adequaat reageren op de waarneming dat het nuttige schadelijk is. Je kunt niet naderen (nuttig) én wijken (schadelijk).

zondag 2 maart 2025

Observatie en theorie

Het kost een leraar altijd de nodige moeite om beginnende filosofen duidelijk te maken wat feiten zijn.

Je hebt twee soorten feiten: feiten die we zelf 'scheppen' door definities op te stellen; en feiten die we 'vinden/ontdekken' door de prikkels die onze zintuigen aanleveren te ontleden.

Mensen geloven intuïtief dat ze de wereld waarnemen zoals deze werkelijk is. De wetenschap, met name psychologie en neurologie, bewijzen het tegendeel: de waarheid is dat onze hersenen een complex, cognitief product maken van de prikkels die onze zintuigen aanleveren. Een van de belangrijkste aanpassingen is dat ons brein tast, licht en geluid zo bewerkt dat deze synchroon zijn. In werkelijkheid is licht sneller dan geluid en is geluid sneller dan tast.

Het verstand heeft denkbeelden nodig om de stroom prikkels te verwerken tot een overzicht van de buitenwereld. De reden waarom een dendroloog meer ziet en beter begrijpt wat hij moet doen als wij door het bos wandelen is zijn enorme kennis van bomen [1]. 

Zonder denkbeelden kun je de prikkels die je zintuigen langs je oren en ogen verder de hersenen invoeren niet verwerken. Gelukkig krijgen we van de natuur behoorlijk wat denkbeelden cadeau: dit zijn de 'ingebouwde' denkbeelden.

Als een kind echter opgroeit leert het talloze nieuwe (vaak culturele) denkbeelden gebruiken. Zo kun je de grens van een land wel meten, maar eerst moet je definiëren wat een grens is; zo kun je de waarde van de dollar wel meten, maar eerst moet je definiëren wat valuta is; zo kun je een verkeersovertreding wel meten, maar eerst moet je definiëren wat een verkeersovertreding is; zo kun je wel meten hoeveel 'oppervlak' aan grond je bezit, maar eerst moet je definëren wat 'bezit' is en wat 'oppervlak' is; enz.

Aan elke meting ligt een definitie/begrip ten grondslag. Wij mensen zijn in staat om onder andere dankzij de taal nieuwe denkbeelden te leren. 

Het was Karl Popper die dit fenomeen nadrukkelijk onder de aandacht bracht: objectief observeren is niet mogelijk [3]. Zomaar 'de dingen in de wereld observeren', zonder deze 'dingen' eerst goed te definiëren, is onmogelijk/zinloos. Om dit te illustreren gaf hij studenten de opdracht om de collegezaal 'objectief en feitelijk' te 'observeren' en 'alleen en uitsluitend' de neutrale, geobserveerde feiten te noteren. De studenten echter keken hem na enige tijd wanhopig aan: het was niet duidelijk wat wel en wat geen feiten waren: bij gebrek aan een duidelijk criterium was het hen bijvoorbeeld niet duidelijk of de draaiende secondewijzer in de klok 'per minuut als zestig verschillende feiten telt' of 'is een draaiende wijzer één feit'- of is zelfs de klok als geheel één feit -het is één ding– en hoef je over de werking van de klok niets te zeggen?

Het oog ziet geen feiten en het oor hoort geen feiten: feiten zijn een product van het brein.

Toch hoor je ook nu nog regelmatig chemici en fysici zeggen dat we theorieën opstellen door eerst de wereld objectief te observeren en uit deze observaties af te leiden hoe de dingen werken. Het ironische is dat zulke wetenschappers de werking van hun eigen verstand nooit goed hebben begrepen! De waarheid is dat theorie vóór observatie komt. Je moet eerst een werkhypothese hebben voordat je weet 'wat je ziet'. 

De zogenaamde deductief-hypothetische methode geeft goed weer hoe het verstand werkt. Je hebt een bepaalde theorie; uit de theorie leid je een hypothese af; je onderwerpt vervolgens deze hypothese aan een test (meting, waarneming); en de uitslag van de test bevestigt de hypothese wel/niet. 

Hoe je de wereld ziet is het resultaat van je meningen en overtuigingen (=kennis/denkbeelden). Je hebt al je denkbeelden niet voor niets: je gebruikt je kennis. De wereld van mensen is tamelijk gecompliceerd: in de vroege jaren zeventig begreep ik niet waarom het beeld van de televisie steeds 'zomaar' versprong: ik kende het denkbeeld 'afstandsbediening' niet. Mijn moeder vertelde me dat ze als kind niet begreep dat een tomaat -zo'n prachtig rood balletje- bedoeld was om op te eten. Pas toen ik op school evolutietheorie leerde begreep ik waarom Camus de mens een dier noemde. Theorieën veranderen je blik op de werkelijkheid [2].

Of, beter gezegd, verhalen veranderen je blik op de werkelijkheid. Het vehikel waarmee wij onze gedachten ordenen is het verhaal. Een theorie is weinig anders dan een verhaal. Het voldoet aan dezelfde algemene kenmerken. Om een verhaal te begrijpen mogen er geen relevante 'gaten' in het verhaal zitten; ook mag één verhaal niet bestaan uit verschillende versies. 

Als we naar de getuigenis luisteren van Johan, de éénogige boef, die ons zegt dat hij eenvoudigweg niet meer weet waar hij was op het tijdstip van de moord, dan is het verhaal 'niet geldig' omdat het niet compleet is: de relevante details missen (het verhaal bevat een 'gat'); en als Johan, de tweeogige boef, steeds veranderingen aanbrengt in zijn verklaring -hij is niet consistent- dan weten we ook dat het verhaal 'niet geldig' is.

Hetzelfde geldt voor een fysische theorie. Een goede theorie verklaart alle relevante waarnemingen (geen gaten) en er bestaat slechts één versie van de theorie (consistent). Als mensen vertellen hoe de aarde is ontstaan, dan hebben ze de keus uit verschillende 'verhalen'. Je hebt religieuze versies en fysische versies. Één fysische versie, de oerknal-theorie, bevat de minste gaten (ze is (nog) niet 'gesloten/compleet'). De religieuze verhalen bevatten echter teveel gaten om geloofwaardig te zijn; bovendien zijn er ook meerdere religieuze versies. 

Betekent dit dat de fysici het bij het rechte eind hebben? Wel, dat hangt van de inrichting van je verstand af. Het is heel goed mogelijk dat onze denkbeelden structureel (zeer) beperkt zijn en dat we daarom eenvoudigweg de juiste oplossingen niet kunnen zien- sterker nog, wellicht is de gedachte dat we over de werkelijkheid uitsluitend verhalen mogen geloven/vertellen die consistent en gesloten zijn zelf een cognitieve beperking/misvatting.
----------
[1] Het voorbeeld van de dendroloog komt uit de koker van de (imiddels al een beetje vergeten?) amerikaanse filosoof Hillary Putnam. 

[2] In het oude testament komen de denkbeelden 'computer' en 'vulpen' en tal van andere denkbeelden niet voor. Vanzelfsprekend, de 'antieke' mens leefde in een wereld van andere denkbeelden. Vermoedelijk is dit, het feit dat elk geslacht in een wereld van eigen makelij leeft, de reden waarom het geen goed idee is om je te laten invriezen en je later weer tot leven te laten wekken: in de verre toekomst ben je een 'geestelijk mismaakt' mens, een 'achterlijk monster'. Zou de heilige Augustinus, door een wonder, weer onder ons zijn, dan zouden we ons misschien schamen voor zijn domheid: denk je eens in hoeveel moeite je zou moeten doen om hem te laten 'zien' dat de mens een product is van de natuur! Ik vermoed dat het eenvoudigweg nooit zal passen in zijn met antieke denkbeelden bekleedde verstand. Of zie eens hoeveel moeite mensen hebben met de gedachte dat logisch denken een beperking is. Over een generatie of vier, als mensen het rekenen met qubits kinderspel vinden, zal niemand moeite hebben met de gedachte dat de werkelijkheid niet op de menselijke logische leest toegesneden is. Je bent een kind van je tijd.

[3] Het inzicht op zich is niet van Popper (voor zover ik weet). Het is de amerikaanse wetenschapsfilosoof Norwood Russell Hanson geweest die dit fenomeen intensief bestudeerd heeft. Hij heeft de term 'theorie-geladenheid' gemunt: alles wat we zien is 'denkbeeld-gestuurd'/'verhaal-gestuurd'/'theorie-gestuurd'. Als in je wijk een meneer komt wonen, waarover opmerkelijke verhalen worden verteld, dan bepalen deze verhalen de manier waarop je met deze meneer zult omgaan: als het een meneer is uit het buitenland, en je hebt al veel 'opmerkelijke verhalen' over buitenlandse mensen in je brein verzameld -de roddel en achterklap die door politici tegenwoordig versterkt wordt- dan kan dit je omgang met deze meneer bepalen. Je kunt het dan bijvoorbeeld redelijk vinden om af en toe een drol in een krant door zijn brievenbus te duwen (of je dat ook zult doen wordt uiteindelijk bepaald door je emotieve wereldbeeld: als je positieve waarde (een waarde is een emotioneel stempel, cf Damasio) hecht aan de verhalen, dan zul je je naar deze verhalen gedragen).  

vrijdag 28 februari 2025

De inventaris van de werkelijkheid

De vraag wat de uitdrukking 'x bestaat' betekent is notoir moeilijk te beantwoorden. Net als de vraag wat 'waarheid' is of wat 'betekenis' is.

Een eenvoudige 'analytische' oplossing is de volgende: x bestaat als x volgens een algemeen aanvaard criterium op de inventarislijst (of: ontologische lijst) van de werkelijkheid kan worden geplaatst [3].

Het criterium bepaalt of x al dan niet tot de inboedel van de werkelijkheid behoort.

We beschikken over de volgende criteria:

i. Het positivistische criterium: x behoort tot de inboedel van de werkelijkheid als x kan worden gemeten; 

ii. Het fysisch criterium: x behoort tot de inboedel van de werkelijkheid als x bestaat uit atomen (alles wat bestaat bestaat uit atomen is de fysische veronderstelling);

iii. Het logisch criterium: x behoort tot de inboedel van de werkelijkheid als x consistent is (lees: als x logisch/consistent kan worden beschreven: je kunt logische structuren niet waarnemen!).

Het meest gebruikte criterium is het logische criterium. Immers, we weten dat het verleden tot de inboedel van de werkelijkheid behoort, maar het verleden kan niet worden gemeten en het bestaat ook niet uit atomen. Het positivistische en fysische criterium zijn niet geschikt om een lijst op te stellen. 

Uitsluitend het heden kan worden gemeten en uitsluitend het heden bestaat uit atomen. Op de kleinste tijdschaal is het heden echter zo 'dun' dat menselijkerwijs gesproken onze handelingen nauwelijks tot de inboedel van de werkelijkheid behoren. Wij, met onze trage geest, hebben een 'heden' nodig van ongeveer drie tellen. Dit is slechts een van de vele bezwaren die tegen deze criteria kunnen worden aangevoerd.

Het logische criterium is volgens filosofen het aangewezen criterium.

Stel nu echter dat het logische criterium niet houdbaar is omdat de klassieke logische wetten niet universeel gelden [1]. In dat geval moet je op zoek naar een nieuw criterium omdat het logische criterium onvolledig is: het is evident dat op de lijst ook gluts (met de vorm: a en niet-a) en gaps (met de vorm a noch niet-a) voorkomen.

Het probleem met gluts en gaps is echter dat we deze niet systematisch kunnen bestuderen. We weten ons eigenlijk geen raad met gluts en gaps. 

Hoe moet je de waarheid onderzoeken van de volgende bewering: er is een 'ding' en dat 'ding' is noch in het heelal noch buiten het heelal te vinden. 

Als de menselijke logische denkwijze de enige en juiste maat zou zijn voor de dingen die wel en niet op de lijst mogen staan, dan zou je zulke beweringen schouderophalend in de bak met 'absurditeiten' mogen werpen: weg ermee, deze onzin helpt ons niet verder! 

Beschik je echter over deugdelijk bewijs dat de logische denkwijze/wetten niet 'compleet' zijn, dan zul je -wellicht tandenknarsend- moeten toegeven dat we niet kunnen beschikken over een passend criterium. Denk er eens goed over na: welk alternatief criterium kun je verzinnen om de enige juiste lijst op te stellen met 'dingen' die we in de werkelijkheid zoal kunnen aantreffen?

Het vermoedelijke antwoord is: we weten geen beter criterium. 

Het fundamentele probleem is dat een nóg algemener criterium dan het logische ons boven het verstand gaat.

Als we niet kunnen beschikken over een algemeen criterium, dan betekent dit dat alle absurde dingen wél op de lijst moeten staan. Ik kan absurde dingen niet uitsluiten. 

Hoe dit mogelijk is? Wel, omdat de werkelijkheid schijnbaar 'echt' (!) vreemder en complexer is dan wij kunnen bevroeden. Beperkte denkwijze = vreemde werkelijkheid.  

Heb ik dan eenmaal vastgesteld dat de werkelijkheid vreemd en hypercomplex is, dan moet ik daarvan de logische gevolgen aanvaarden (doe ik dat niet, dan ben ik irrationeel: dan doe ik maar wat).

Wel, aangezien God een 'absurd' ding/denkbeeld is [2], ben ik rationeel als ik vaststel dat God op de lijst staat: het bestaan van God is een feit.

-----

[1] Het bewijs is 'gegrond' in de evolutie van de mens. Het ligt voor de hand dat de denkwijze van de mens -zoveel weten we inmiddels van de evolutie van bewegende dieren- bedoeld is om ons doelgericht te laten handelen. Dat vergt een logische bediening van het lichaam. De evolutie is geen alwetende bouwmeester die universele beginselen heeft gebruikt om lokale problemen op te lossen. Bovendien: de logische structuur is een product van het brein (!). Je moet dus eerst een logisch werkend brein hebben voordat je logische structuren in de werkelijkheid kunt opmerken. Nooit kan de werkelijkheid je brein dus logisch hebben laten werken. 

[2] God is Zelfstandig, dat wil zeggen: van niets en niemand afhankelijk. Hij is dus niet 'logisch' en niet 'fysisch'. Vandaar dat de drie genoemde criteria voor een inventarislijst niet van toepassing kunnen zijn op God.

[3]. Dit criterium is -met een aanpassing-, zoals filosofen met een goede opleiding onmiddellijk hebben begrepen, afgekeken van Quine (cf. On What There Is)

 

woensdag 19 februari 2025

Bizar, maar niet absurd

Het onderscheid tussen zaken die bizar zijn en zaken die absurd zijn is uitermate nuttig. Het was de psycholoog Frith die in de vorige eeuw vaststelde dat het gedrag van 'ontregelde geesten' (deze term is van Draaisma, Douwe) bizar doch rationeel is.

Een bekend voorbeeld van bizar doch rationeel gedrag is dat van mensen die aan het syndroom van Capgras leiden. Deze 'geesten' zijn door een ernstige beschadiging aan het brein niet meer in staat om liefde te voelen voor hun naasten.

Het moet een verschrikking zijn om te ontdekken dat je niets voelt voor je kinderen. 

Om deze anomalie te verklaren smeden deze zieke geesten de meest vergaande verklaringen om te begrijpen waarom hun naasten worden ervaren als koude, ongevoelige wezens.

Zo bedenken de Capgras patienten dat hun eigenlijke geliefden zijn vernietigd door buitenaardse wezens en dat ze zijn vervangen door 'aliens'. 

Omdat je wereldbeeld bepaalt hoe je je gedraagt, gaan ze er vervolgens toe over om hun geliefden, vrouw en kinderen, weg te jagen uit het ziekenhuis- soms met geweld. Vanzelfsprekend doet dit moeder en kinderen buitengewoon veel zielepijn. Het is schokkend om door je eigen (lieve) vader te worden weggejaagd.

Toch is het gedrag van vader wel begrijpelijk en vaak wennen uiteindelijk de kinderen aan zijn bizarre gedrag. Alhoewel de pijn om het gebeurde nog lange tijd blijft bestaan.

Mensen blijven altijd logisch denken, hoe bizar verder hun wereldbeeld ook is.

En vermoedelijk is dat ook de reden waarom ze hun eigen wereldbeeld niet bizar vinden: immers, alle feiten 'passen' logisch bij elkaar? Mensen zien pas in dat hun wereldbeeld wellicht niet juist is als ze worden gedwongen om absurde constructies voor waar aan te nemen.

Je zou nu denken dat dit uiteindelijk een kwestie is van logisch redeneren, maar dat is niet (altijd) het geval.

Een mens is een 'waardensysteem': wij hebben emoties en gebruiken deze emoties om de waarde van onze inzichten/cognities te bepalen. Zo bouwen we met onze emoties een rangordelijk systeem van inzichten op. Een systeem dat geen emoties heeft, kan niet zo'n mooi, evenwichtig rangordelijk wereldbeeld opstellen als wij.

Voorbeeld van de wijze waarop waarden functioneren: "Ik weet dat ik met Jetje naar de schouwburg wil en niet met Marietje omdat ik Jetje liever vind." (Jetje is waardevoller dan Marietje). 

'Thinking is for action!' is een van de belangrijkste inzichten van de moderne cognitie-theorie. Je denkt om te doen; en doen is kiezen (tussen handelingen); zonder waarden, zonder emoties, kun je onmogelijk kiezen: en dus zijn emoties een noodzakelijke voorwaarde om logisch te kunnen denken. Logica zit dus letterlijk 'in the flesh' (zie: Lakoff en Johnson en hun vrijwel gelijknamige boek: Philosophy in the Flesh).

Mensen zijn pas bereid om hun theorieën op te geven als ze zien dat hun waarden in het geding zijn. Geen wonder dat de Capgras patient gemakkelijk zijn dagelijkse zienswijze inruilt voor een bizar wereldbeeld: immers, zijn belangrijkste waarden zijn verloren gegaan? Zijn geliefden 'voelen' niet langer aan als de belangrijkste personen in de wereld (oh, het gruwelijke van dit syndroom)!

Andersom zijn mensen pas in staat om een bizar wereldbeeld weer in te ruilen voor een 'normaal' wereldbeeld als hun waarden (gevoelens) in het geding zijn. Zo beschrijft een persoon dat hij inzag dat zijn complottheorieën bizar en onjuist waren toen hij ontdekte dat de persoon die hem deze theorieën geleerd had en die hij zeer vertrouwde, hem voor de gek hield. 

Zodra leden van een sekte ontdekken dat hun leider onbetrouwbaar is, geven ze daarna ook snel hun bizarre gedachtegoed op. "Ik geloof X omdat hij betrouwbaar en goed is; ik begin echter te vermoeden dat X niet betrouwbaar en goed is." Als de waarden 'absurd' blijken te zijn -je kunt een leider onmogelijk wel en niet vertrouwen- stort vaak heel het wereldbeeld in. 

Mensen stemmen op politici eerst en vooral omdat hun doen en laten bij hun waarden past. 

Ons wereldbeeld 'hangt' aan onze belangrijkste waarden; het 'staat' niet op een stevig fundament van goed onderzochte (wetenschappelijke) waarheden.

Een wereldbeeld is geen gebouw op een fundament, maar een mobile (een hangend kunstobject). Ons wereldbeeld bestaat "uit gebalanceerde hangende elementen die kunnen bewegen op de luchtstroom". Alle elementen van het mobile hangen aan onze belangrijk(st)e waarden.

Tenslotte, om mee te eindigen: Draaisma beschrijft in zijn boek 'De man die zijn hoofd verloor' hoe mensen met bizarre inzichten nooit hun vermogen om logische keuzes te maken verliezen. Ze verwerken al hun 'bizarre verzinsels' rationeel. Mensen worden nooit absurd. 

Voorbeeld: er waren in een inrichting drie mensen die meenden dat ze Jezus waren. Ze begrepen elk echter goed dat de andere twee jezussen (dus) bedriegers moesten zijn. Elke theorie die de onderzoeker aandroeg om uit hun bizarre overtuigingen absurde overtuigingen af te leiden ("jullie zijn alle drie de echte Jezus") werden door de geesteszieke mensen 'niet verteerd'.

Ons brein kan de meest bizarre wereldbeelden smeden en naleven, maar het kan eigenlijk geen absurde wereldbeelden samenstellen en naleven [1] [2].

-----

[1] De verklaring is: als je absurd 'denkt' breng je jezelf in gevaar: absurde inzichten blokkeren je mogelijkheid om optimaal te handelen. Wreder gezegd: je bent letterlijk gehandicapt als je absurde waarden en inzichten 'en masse' toestaat. Bizarre gedachten echter ondermijnen je mogelijkheid om doeltreffend te handelen niet. Ze kunnen zelfs voordelig zijn. Bovendien is ons verstand 'open': wij kunnen heel snel leren en ons zodoende aanpassen aan nieuwe omstandigheden. Daarom is de mens een soort die in veel omstandigheden zich kan handhaven.

Neem de patient met Capgras: hij verzint een bizarre verklaring en kan daarom bepalen hoe hij moet handelen (anders gezegd: hij weet welk 'script' hij moet uitvoeren). Maar als hij een absurd wereldbeeld zou hebben aanvaard, dan zou hij geen enkel script kunnen uitvoeren! (Ik moet mijn kinderen wel en niet vertrouwen is 'onbeweegbaar'/onuitvoerbaar).

Wereldbeelden mogen wat 'moedertje natuur' betreft, die ons allen gevormd heeft, daarom wel bizar zijn, maar niet absurd.

[2] Het feit dat de logische structuur van onze cognities van levensbelang is -zonder deze structuur is optimaal handelen niet mogelijk- verklaart waarom de logische denkwijze 'a priori is': je mag en kan deze denkwijze niet ontregelen. Wie dat wel doet 'verminkt' zichzelf (in zekere zin). Logici, wiskundigen en fysici schrijven artikelen die consistent zijn, zelfs al spreken ze over niet-logische toestanden. Het is vooraf bepaald -feitelijk door de natuur- dat onze 'denk-producten' een logische vorm moeten hebben, zoals het ook vooraf bepaald is dat wij 'lopende wezens' zijn en dat onze magen geen hooi kunnen verteren. -Uiteraard volgt daar niet uit dat de werkelijkheid logisch geordend is, hooguit dat wij deze logisch zullen proberen te ordenen, hoe dan ook.