vrijdag 26 september 2025

Het stompzinnige dier

Als je niet weet waar je voor leeft, dan ben je stompzinnig. En aangezien de mens niet weet waar hij voor leeft, is de mens stompzinnig. Tot nu toe zijn alle mensen gestorven zonder inzicht in het nut of het doel van het bestaan. Als dat niet bewijst dat de mens stompzinnig is...

Wat voor zin heeft dit leven? Je bevindt je op een planeet in een eindeloos universum: waarom? De mens is teruggeworpen op zichzelf en moet zichzelf een doel stellen. Hij moet tenminste de tijd doden. Meer dan het stimuleren van je natuurlijke beloningssysteem kun je daarbij niet winnen. 

Je bent wijs als je jezelf bedwelmt. De stompzinnige mens moet zich maar overgeven aan opium en wijn. We hebben geen bewondering voor begeesterde kunstenaars om de dingen die ze schilderen en schrijven, maar om de bevlogenheid waarmee ze werken: wie zichzelf zo intens bezig kan houden ontkomt tenminste aan de leegte. Geen groter geluk dan opgaan in een taak, ook al behelst deze weinig meer dan het beschilderen van een doek.

Al het denkwerk van filosofen leidt nergens toe. Ook zij weten geen reden voor het bestaan- zelfs geen reden om te blijven voortbestaan. Ze produceren uitsluitend wijsheden om het leven te verduren; hooguit leer je van hen hoe je het bestaan kunt rekken.

Wat voor nut heeft het om God te zoeken of om het bovennatuurlijke te beschrijven en analyseren. Je hebt geen idee hoe je uit de aard van God een voorschrift voor het juiste leven kunt afleiden. God bestaat: dus moet ik de bus van twaalf uur negendertig nemen.

Je beredeneert dat er een grens aan je verstand is en dat er dus een onkenbaar -of: onbegrijpelijk- domein moet bestaan in de werkelijkheid. De stompzinnigheid van de mens is daarmee echter niet afgedaan. Immers, wat kun je afleiden uit het inzicht dat de werkelijkheid onbegrijpelijk is. Hooguit dat alles mogelijk is. Maar met het feit dat alles mogelijk is, kun je nog steeds niet meer dan één leven leiden. Welk leven volgt echter uit het feit dat alles mogelijk is? Wat is het juiste leven als alles mogelijk is?

Als alles mogelijk is, dan heeft je leven nog steeds geen zin: het verandert niets aan je stompzinnige staat. Je hebt nog steeds de vrijheid om te doen wat je invalt. Alles is prima. Het plegen van een gruwelijke moord is niet minder stompzinnig dan de levens redden van tachtig kinderen in arme landen (wat overigens niet eens zo lastig is: met slechts een paar euro kun je een kind redden. Een moord plegen kost meer moeite, vooral als je daarbij de akelige nasleep rekent.)

Je wordt geboren in een lichaam dat je gegeven is, maar je levensloop kan grillig zijn, en het einde -de dood- is onontkoombaar. Niemand kan zich losrukken uit de aardse omstandigheden die hem binden. Je hebt geen idee waarom dit zo is. Je bent stompzinnig en het hoogst haalbare voor de mens is dan ook om -met de nodige tegenzin- zijn eigen stompzinnigheid te erkennen. Hogere wijsheid is er niet. Je kunt hooguit leren van de filosofen dat je 'het goede' moet behouden. Dat wil zeggen, als je eerst weet wat 'het goede' is.

Het is stompzinnig om zwartgallig te zijn, of nihilist, en al even stompzinnig om blijmoedig te zijn, of optimist. Uit de stompzinnigheid van het bestaan volgt niets, zelfs geen eenvoudige, praktische opdracht. Je kunt uit de staat waarin de mens verkeert niet afleiden dat hij zichzelf moet doden, dat hij zijn bestaan moet rekken, of dat hij het leven ten volle moet benutten; er volgt niet uit dat hij pijn moet mijden, dat hij vergevingsgezind moet zijn, dat hij geluk moet najagen, dat hij godsvruchtig moet zijn, of dat hij een religie moet stichten.

Geen enkele raad is de juiste. De leer van de christen, van de stoïcijn, van de epicurist, van de oosterse wijsgeer, van de humanist, het is om het even. Wellicht is het verstandig om een pad te kiezen dat nauwelijks pijn geeft, en, wie weet, zelfs enige vreugde.

Wie wil weten waar hij voor leeft, is als iemand die omhoog kijkt, naar de leegten in het heelal. Je weet niet of er achter de verste leegte opnieuw een leegte is, en of dat eeuwig zo doorgaat. Wordt elke leegte misschien afgewisseld met opnieuw een leegte? Je beseft dan eens zo sterk dat de mens stompzinnig is. 

Geen enkel inzicht kan dienen als leidraad voor het leven; niemand heeft de waarheid in pacht. De leegte in het heelal staat voor de leegte in ons verstand. Moet ik zoeken naar een levenskracht, moet ik zoeken naar een god, moet ik het zoeken bij de mens, moet ik zoeken naar een bovennatuurlijke macht? 

Ik kan te rade gaan bij de geleerden aan de academie, maar nee: geleerdheid is slechts techniek, die ons niet wijzer maakt. En wijsheid is niets dan stompzinnigheid, maar dan fraai verwoord.

Zou het goed zijn om je af te keren van de mensen? Is het verstandig om je aan de rand van een dorp te vestigen, waar de radio en tv niet ontvangen worden, en je slechts eenmaal in de week naar de winkel moet voor boodschappen?

Je kunt alle mensen in de stad bezien als voorbeelden van het leven dat je zou hebben kunnen leiden. De waarde van al deze levens is echter om het even. Het ene leven is niet minder stompzinnig -onbegrijpelijk- dan het andere leven, ook al lijken in de samenleving sommige levens meer de moeite waard dan andere levens. De waarheid is dat niemand zich boven de stompzinnigheid van het bestaan kan verheffen. Er is geen levenswijze die je optilt naar een stellage zo hoog dat je de zin van het leven overziet.

Ook het streven om de rijkste man op aarde te worden, of de wens om de stompzinnigheid van het bestaan te bekorten door je zelf te doden, veranderen niets aan onze toestand: rijkdom en zelfmoord, ze staan met elkaar op één en dezelfde voet.

Onze stompzinnigheid is het gevolg van ons inzicht: wie 'ziet' dat hij een ander had kunnen zijn, zal zichzelf niet kunnen vinden. Elk leven dat afwijkt van mijn leven bemoeilijkt de vraag naar welk leven voor mij juist is.

Een haring, een kat, een muis, ze vragen zich niet af wat het juiste leven is. Ze hebben een vaste, onveranderlijker gestalte en ze volgens een welbepaald programma. Dieren zijn niet stompzinnig. Ze hebben aan zichzelf genoeg. Alleen de mens heeft een verstand dat hem beweegt om zichzelf te willen overtreffen- zonder te weten wat daar de zin van is.

Het leven van de mens is stompzinnig en daarom is alle filosofie onzinnig. Hoe kan het verstand zich teweerstellen tegen de stompzinnigheid van het bestaan? Sommige filosofen vervallen in mooi-schrijverij en proberen je mee te slepen: ze praten je aan dat je een heldhaftig leven moet leiden. Maar dat is bedrog, dit soort filosofen is colporteur. Zoals gezegd, uit de stompzinnigheid van het leven volgt alles.

Het bestaan is stompzinnig, dus: je moet leven als een god op aarde, dus: je moet onopgemerkt handelen, dus: je moet kunst verzamelen, dus: je moet indruk op de mensen maken, dus: je moet je toeleggen op het spelen van schaak, dus: je moet het werk van filosofen bestuderen, dus: je moet kalm op het leugenbankje aan de hoge dijk gaan zitten, dus: je moet een pepermuntje eten dagelijks om twaal-uur-zeventien, enz. Alle leefwijzen en handelingen zijn verenigbaar met de stompzinnigheid van ons bestaan.

De stompzinnigheid van de mens is wel te verklaren. Wellicht strekt dat tot troost. Nu zijn brein is vergroot door de natuur -een speling van het lot-, en zijn intellect is versterkt, doorgrondt hij de ene structuur, maar stuit hij op een andere. De mens valt intellectueel tussen de wal en het schip. Zijn toestand is daarom meelijwekkend. Je beoordeelt jezelf niet op de zaken die je meester bent, maar op de zaken die je niet begrijpt, de raadselen die je niet vat.

Wij zijn stompzinnig, want we zien dat de werkelijkheid verdere hoogten en breedten heeft, die wij niet kunnen ontleden. We weten dat het bestaan wonderlijke verten bevat, maar we zijn stompzinnig en begrijpen niet wat dit betekent.

dinsdag 16 september 2025

De waarde van het kwaad

Het kwaad is een probleem voor de theïst. Aangezien we de eigenschappen van God niet kunnen meten en berekenen, proberen we deze af te leiden uit de inrichting van de aarde of uit de noden van de mens.

Je zou -bijvoorbeeld- als volgt kunnen redeneren: Wij, mensen, hebben het op aarde niet gemakkelijk; we zijn sociaal, biologisch, fysisch, metafysisch en logisch beperkt. We zijn dan ook gedoemd: we zullen sterven en bovendien is het bestaan zwaar. Om ons te helpen in onze nood hebben we daarom een persoon nodig die door niets en niemand beperkt wordt en voor wie wij waardevol zijn.

De gedachte dat een dergelijke bovennatuurlijke persoon bestaat schenkt ons troost.

Het is voor ons dan ook een tegenvaller dat God niet laat zien dat wij waardevol zijn voor hem. Is het niet een klein kunstje voor een persoon die a-se (Zelfstandig) is om ons af en toe uit een benarde situatie te redden? Waarom zou hij een drenkeling op volle zee, die in de zwarte nacht overboord geslagen is, en die onder zich de eindeloze diepte weet, niet even op een nabijgelegen strand tillen? Voor een persoon die door niets en niemand belemmerd wordt is dat gemakkelijker dan boter snijden.

Het is evident dat God de drenkeling niet waardevol vindt, anders zou hij hem niet aan zijn lot overlaten.

Godsdienstfilosofen hebben een bijzondere term gereserveerd voor zulke tragische gebeurtenissen. Als er een mens verdrinkt is dit niet eenvoudigweg een 'voorval', of een 'gebeurtenis', en zelfs geen vorm van 'menselijk lijden', maar het is méér: het is een 'kwaad'.

Als God de drenkeling niet helpt, terwijl hij dit wel kan, dan is hij volgens een bekend argument van Peter Singer -het zogenaamde 'vijver-argument'-, schuldig aan het kwaad. 

Je moet wel vaststellen -met tegenzin- dat God niet goed is (althans, dat je weinig redenen hebt om te denken dat hij goed is).

Zulke problemen -en de grondige wetenschappelijke studie van de werkelijkheid- leiden er toe dat het geloof in een goed, bovennatuurlijk beginsel wereldwijd aan het afkalven is. Althans, ik kan het moeilijk anders zien.

Wetenschappers maken atoombommen. Je kunt zeggen wat je wilt, maar daar heb je tenminste iets aan: als je twaalf van dit soort massavernietigingswapens in je schuur hebt staan, zullen vijandig gezinde machten niet snel voet op jouw terrein zetten. Op God hoef je niet te rekenen. Hij laat toe dat mensen elkaar in vernietigingskampen opsluiten en dat het ene volk het andere uitmoordt.

De oplossing van Whitehead voor het probleem van het kwaad was om Gods almacht te beperken: God is wel goed, maar niet almachtig (hij zal ooit almachtig zijn, maar dat moet nog even duren).

De oplossing van Plantinga was dat God niet ingrijpt omdat hij dan de zelfbeschikking (vrije wil) van de mens teniet doet. Vrije wil is zo'n groot goed, dat we het lijden op de koop toe nemen. Anders gezegd: het lijden is geen kwaad, maar de uitkomst van een 'deal'. Met een vrije wil zijn we beter af. Het is 'all in the game' dat wereldleiders af en toe een bloedige oorlog beginnen, dat zijn de zegeningen van de vrije wil.

D.Z.Phillips -niet te verwarren met H.Philipse- meende dat elke poging om een theodicee of een verdediging op te stellen die beoogt het lijden van de mens te billijken, verwerpelijk is. Wie het lijden toelaat, in welke mate dan ook, begaat een kwaad. 

Een andere oplossing is de zogenaamde 'error'-theorie. Volgens de error-theorie is de laatste stap -dat je het lijden een 'kwaad' noemt- niet te rechtvaardigen. Mocht inderdaad het lijden géén 'kwaad' zijn, dan is er ook geen reden om God per-sé het predikaat 'goed' te ontzeggen. Anderzijds, redenen om God  'goed' te noemen heb je ook dan nauwelijks.

Je kunt het probleem van het lijden ook oplossen door het lijden te naturaliseren. Als een grote brand dorre takken vernietigt, dan spreken we niet van een kwaad; als de brand struiken en bomen in de as legt, dan spreken we niet van een kwaad; als de brand bacteriën doodt, dan spreken niet van een kwaad; als de brand kevertjes en vliegjes doodt, dan spreken we niet van een kwaad; als de brand wormpjes en slakken doodt, dan spreken we niet/wel van kwaad; als de brand egeltjes en hertjes doodt -ze sterven op gruwelijke wijze aan hun brandwonden- dan spreken we wel van een (natuurlijk) kwaad. Maar waarom? Is dit niet eenvoudigweg een 'neutrale' gebeurtenis die in de orde der dingen besloten ligt?

En ligt het niet ook in de orde der dingen besloten dat een mens kan lijden? 

Waarom merken we het lijden van een egeltje en de mens aan als een kwaad, maar het verbranden van struiken en kevertjes niet? 

Stel dat God de wereld geschapen heeft, maar dat hij alle dieren die ontvankelijk zijn voor lijden niet geschapen had: zou dat de wereld zijn die een goede God had 'moeten' scheppen?

Is een wereld zonder 'lijdende dieren' een volkomen, goede wereld en een wereld met 'lijdende dieren' een kwade wereld?

Uiteraard kun je ook zeggen dat een wereld met lijdende dieren niet zo slecht is als een wereld zonder lijdende dieren, maar dat het nog steeds een voorbeeld is van een mislukte schepping. 

Hume dacht dat onze wereld hooguit het werk is van een god die het scheppen van een volkomen wereld nog in de vingers moest krijgen.

Maar toch: Zouden wij liever niet geboren zijn in ruil voor een wereld zonder kwaad? Of nemen we het leven zoals het is voor lief, omdat we ons bestaan niet hadden willen missen? 

Is het bestaan van de mens -incluis het lijden- een 'kwaad' of een 'waarde'.

maandag 15 september 2025

zondag 14 september 2025

De validatie van contradicties en anadicties

In de formele 'deviante' logica's (een deviante logica is een systeem dat afwijkt van de klassieke logica) worden aan de anadictie en de contradictie de validatie 0.5 gegeven.

Het lijkt mij toe dat dit voor een anadictie een juiste proxy is, maar voor een contradictie niet. (Een proxy is een éénheid die je gebruikt voor alle metingen: het is een soort 'stand in'). 

Onze logische denkwijze -een plan van aanpak- is als een route: je gaat van a, naar b, naar c, naar d en tenslotte bereik je je doel.

Als een van de aanwijzingen onderweg niet klopt, dan bereik je je doel niet. Soms ontbreken de routebordjes, soms zijn ze dubbelzinnig, dat wil zeggen: soms kun je geen kant uit, soms kun je alle kanten uit. (Een route is coherent als er voldoende bordjes staan om je naar het einddoel te leiden. Mocht er een bordje ontbreken, dan is de route niet coherent. Een route is consistent als geen van de bordjes meerduidig is. Mocht een van de bordjes meerduidig zijn, dan is de route niet langer consistent en -feitelijk- ook niet langer coherent).

Een contradictie is een routebordje dat op een viersprong zegt: je moet alle wegen begaan (tegelijkertijd!). 

Een anadictie is een routebordje dat weg is, dat niet goed leesbaar is of dat precies de verkeerde kant op wijst (vaak het werk van kwameisjes en -jongens).  

Waarom kunnen we niets aanvangen met contradicties en anadicties? Wel, in biomechanische taal: anadicties brengen teweeg dat je gaat rommelen, contradicties brengen teweeg dat je versteent.

Gezien het bovenstaande, lijken me de volgende validaties beter gekozen:

-een juiste validatie voor de anadictie is dan:
v(¬p & ¬¬p)= één waarde tussen 0 en 1.

-een juiste validatie voor de contradictie is dan:
v(p & ¬p)= een waarde tussen 2 en oneindig.

Merk op dat deze validatie voor de contradictie meer recht doet aan het idee van de explosie. (De gedachte dat uit een contradictie volgt dat alles waar is.)

In de praktijk: uit een anadictie in je schema voor een handeling volgt dat je geen (lees: niet één) doelgerichte handeling kunt produceren; uit een contradictie in je schema voor een handeling volgt dat je meerdere doelgerichte handelingen moet produceren (lees: tenminste twee)- maar dat is iets wat je lichaam, uit de aard der zaak, niet kan.

Onze denkwijze is gericht op consistentie. Dat wil zeggen dat je één optimale handeling per beurt verricht: denk aan de pronte dames die het bier rondbrengen tijdens de Duitse bierfeesten, zij dragen per beurt het optimale aantal glazen aan. Voorts moeten handelingen coherent zijn: een doelgerichte plan bestaat uit meerdere consistente (deel-)handelingen die samen het gewenste resultaat opleveren. 

Een Duitse bierdame kan 12 bierglazen per beurt dragen (daar verdient ze ongeveer 12 maal 50 cent mee). Je kunt nu op je vingers natellen dat ze handen tekort komt als ze 24 bierglazen in één keer wil serveren. Het is daarom logisch dat de bierdame 24 glazen in twee beurten serveert. Als ze op deze wijze haar taak heeft volbracht en 12 euro heeft verdiend, dan heeft ze met glans bewezen dat ze een coherent en consistent denkend mens is.

Wat is nu een contradictie? De contradictie is een handige, natuurlijke maat voor onmogelijke handelingen. Vanzelfsprekend moet deze maat goed begrepen worden door ons verstand, anders produceert het verstand verkeerde gedrags-schema's (plannen). 

Vandaar dat onze begrippen, in wisselende contexten, bij voorkeur welbepaald zijn: ze hebben één betekenis. Ze zijn niet vaag, dat wil zeggen onbepaald of meerduidig. Daarom geloven wij dat de waarheid 'één' is: één verhaal is waar, duizend verhalen zijn of allemaal onwaar of ze zijn op één na onwaar.

In sommige contexten, als we de werkelijkheid accuraat willen beschrijven, hebben we echter wel onbepaalde en/of meerduidige taal nodig. Quanta zijn notoire voorbeelden: je kunt ze beschrijven als deeltjes en als weefsels (met een golfkarakter) en als deeltjes die een relatie tot zichzelf hebben (ze kunnen met zichzelf interfereren). Ook wiskundige objecten kunnen onbepaald zijn (denk aan pi).

Wetenschappers doen hun uiterste best om meerduidige en onbepaalde uitdrukkingen te herschrijven tot éénduidige uitdrukkingen. In de quantummechanica is dat mogelijk dankzij de 'snede van Heisenberg': een daadwerkelijke meting. Waar wel bij moet worden opgemerkt dat de quantumwereld nogal zakelijk is: je krijgt slechts één antwoord. Je kunt vragen naar de snelheid of de plaats van het deeltje. 

(Wat dat betreft doet een dergelijke meting me denken aan de moderne huisarts: je mag tegenwoordig slechts per bezoek één klacht voorleggen aan de dokter. Stel dat je iets aan je oog en je oor mankeert, dan moet je vantevoren goed bedenken welk mankement je wilt laten onderzoeken.)

De contradictie is in zekere zin een formele weergave voor een handeling die niet uitvoerbaar is. Omdat handelen voor de mens fundamenteel is, is deze klassieke logische wet een van de twee fundamentele 'wetten' in ons cognitieve systeem.

Een validatie, ook al is dit een validatie in een formeel systeem, moet nu recht doen aan het catastrofale karakter van een contradictie: wie in contradicties denkt kweekt een cognitieve structuur die door onze armen en benen niet kan worden uitgevoerd. Je bent je zelf mentaal aan het 'pootje haken' als je werkelijk gelooft dat je je rechterbeen tegelijkertijd kunt buigen en strekken. De biomechanische hoofdregel is: het is buigen of strekken!

Een validatie van een 1/2 doet geen recht aan het 'onmogelijke' karakter van de contradictie. Je kunt als proxy voor een contradictie daarom bijvoorbeeld een validatie van tenminste 2 gebruiken (en als proxy voor een anadictie lijkt me een validatie van een 1/2 toereikend). 

woensdag 20 augustus 2025

Pragmatisch christendom

Ik sta een eenvoudig geloof voor. Het geloof in God en christus is niet het 'intellectuele eigendom' van de filosoof, maar moet vanzelfsprekend zijn.

Op moeilijke vragen kan de gelovige verwijzen naar het borduurwerk: aan de achterzijde een warboel, aan de voorzijde welgeordend en duidelijk: Gods wegen zijn ondoorgrondelijk. 

Het bestaan van God is vanzelfsprekend. De mens is beperkt, God is niet beperkt: God is alwetend, almachtig, algoed. 

De mens wordt beperkt door de contingentie van het heden (toevallige omstandigheden in de actuele wereld), psychosociale factoren, biologische factoren, chemische en fysische wetten, mathematische en logische structuren.

God wordt door geen van deze zaken beperkt. (Over de logische structuur is veel te doen: deze is te herleiden tot een (nuttige) gril van de evolutie: we denken logisch om optimaal te kunnen handelen, niet om de werkelijkheid naar waarheid te beschrijven. God heeft geen lichaam en zijn denken wordt (dus) niet beperkt door logische wetten).

De werkelijkheid zelf wordt (door ons) logisch beschreven. Ze is echter niet logisch geordend. De twee fundamentele wetten kunnen niet eens voorkomen in de wereld, geen enkel object kan op stoffelijke wijze een relatie hebben tot zichzelf. De twee fundamentele wetten van de logica regeren de werkelijkheid niet. (De werkelijkheid is op haar best 'logisch neutraal' (cf. Maddy, P., 2014).

Voor ons houdt dit in dat de twee fundamentele wetten van de logica niet universeel gelden en dat we aan de werkelijkheid geen universele of fundamentele beperkingen kunnen opleggen. 

De werkelijkheid is (voor de beperkte mens) een soort 'logisch vacuum' waarin alles mogelijk is. Het bestaan van God kan daarom niet worden weersproken. We kunnen, om het pragmatisch te zeggen, aan God geen enkele (metafysische) beperking opleggen. Noch de fysici, noch de logici -en 'hogere wetten dan fysische en logische wetten hebben we niet- beschikken over de (cognitieve) middelen om het bestaan van God uit te sluiten.  

Een lastig onderwerp in de filosofie van religie is het spreken over God (taalfilosofie toegepast op God). God, een 'persoon' die ons verstand overtreft -en door ons daarom niet kan worden bestudeerd en niet kan worden begrepen- kan door ons niet 'benoemd' worden. De pragmaticus echter heeft voldoende aan een praktische beschrijving van God. 

We kunnen, als God door geen wet wordt beperkt, in alle vrijheid een beschrijving van God geven die voor ons bruikbaar/geloofwaardig is. We gebruiken daarbij de omstandigheden waarin wij verkeren als (negatief) uitgangspunt:

-de wereld (en de samenleving enz) is onrechtvaardig: God is rechtvaardig

-de wereld is kwaadaardig: God is goed(aardig)

-de wereld is meedogenloos: God is vergevingsgezind

enz. 

Het is een opsomming van negatieve feiten: we hebben God nodig omdat de wereld niet rechtvaardig is.

Mensen die naar rechtvaardigheid verlangen, en naar het goede, kunnen weinig anders dan het bestaan van God aanvaarden. Een machine (kunstmatige intelligentie) die de wereld verandert in een rechtvaardig 'tehuis' voor alle mensen zal de eerste honderd jaar niet gebouwd worden. 

We kunnen, tenslotte, theologische en filosofische haarkloverij beter vermijden. De wereld waarin wij leven 'zweeft' in een vacuum van onbegrijpelijke orde, duur en grootte. Dit roept allerlei vragen op. Maar de meeste vragen over de onbegrijpelijke aard van God hoeven niet te worden beantwoord. Ze zijn irrelevant voor het geloof:

-kan God zichzelf veroorzaken

-kan God buiten tijd en ruimte bestaan

-kan God de wereld scheppen uit het niets

-kan God twee personen zijn

-kan God een handeling verrichten die hij niet verrichten kan

-enz.

Aangezien God door geen wet of regel beperkt is, kan hij bijvoorbeeld een wereld scheppen uit het niets (deze redenering is niet moeilijker dan 1+1=2). Voor ons echter is het antwoord op deze vraag absurd; we kunnen hier weinig mee aanvangen.

Ons verstand (onze logica) is een pragmatisch apparaat: het is gemaakt om te handelen. Het verstand is een werktuig voor wezens die worden beïnvloed door de wereld en die op hun beurt de wereld beïnvloeden. 

En dat stemt aardig overeen met het volgende christelijke inzicht: onze handelingen zijn de spil in het leven, wat wij doen en laten bepaalt wie wij zijn. Doe daarom het goede (althans, tracht het goede te doen). 

vrijdag 15 augustus 2025

Speelveld 5

Altijd zijn er leerlingen die zeggen dat ze niet 'logisch' zijn, 'want meneer, ik doe alles liever op gevoel'. 

Ik weet echter zeker dat iedereen 'logisch' is. De twee klassieke wetten van de logica -waar in de 'echte, formele' logica zoveel om te doen is- zijn noodzakelijk om je plannen te laten slagen. Een deugdelijk plan is logisch, dat wil zeggen: coherent en consistent. 

Een plan (recept) is coherent als het alle 'ingrediënten' bevat die nodig zijn om het gewenste doel te bereiken. 

Een plan (recept) is consistent als geen van de 'ingrediënten' onuitvoerbaar/onbestaanbaar is. 

Neem iemand die boter, melk en eieren wil kopen bij de buurtsuper om de hoek: dan moet hij zijn mobiel meenemen (om te betalen), een boodschappentasje, de sleutels (niet vergeten de deur op slot te doen, enz) en naar de supermarkt (oh ja, niet vergeten: de leesbril). Dit plan lijkt me coherent: het bevat alle 'ingrediënten' die nodig zijn om je doel te verwezenlijken; en geen van de ingrediënten is inconsistent, dat wil zeggen onbestaanbaar/onuitvoerbaar

Neem daarentegen eens de plannen van absurde Willem. Willem heeft dorst. Hij wil een glaasje water halen. Zijn plan is als volgt: ik zal wel en niet opstaan uit mijn stoel; dan zal ik de kraan opendraaien, en mijn glas vullen noch niet vullen |= zo les ik mijn dorst. Willem's plan is niet uitvoerbaar (je kunt niet wel en niet opstaan uit je stoel) en daarom ook niet coherent (want je kunt het eerste ingrediënt, als het onuitvoerbaar is, beschouwen als een ontbrekend ingrediënt). 

In de Bijbel vinden we een aantal voorbeelden van 'absurde' plannen:

1. ik heb vijf broden en twee vissen (premisse)

2. |= ik heb broden en vissen in overvloed (uit 1)

of:

1. ik heb water (premisse)

2. |= ik heb wijn (uit 1)

Je kunt over deze plannen/afleidingen veel zeggen, maar niet dat ze coherent zijn. We weten uit de praktijk dat het zo niet werkt.

Wie nu over zichzelf zegt dat zij niet 'logisch' denkt, moet worden beschouwd als een 'wonderdoener'. Zij kan het onmogelijke. Ze kan bijvoorbeeld s'ochtends opstaan en zichzelf mooi maken (grooming: daar zijn de hedendaagse jongens en meisjes heel goed in: ze vertonen zich niet zonder opmaak) zonder dat ze daar de spulletjes voor heeft.

1. ik heb geen opmaakspullen (premisse)

2. |= ik maak me zelf op (uit 1)

Oftewel: iedereen die voldoende controle over zijn handelingen en over de voorziene opbrengst van die handelingen heeft, moet logisch denken. Ook het egeltje dat een slak wil vangen, beschikt over een logisch gedragsschema dat coherent en consistent is; een moeder die haar kindje wil aankleden, beschikt over een logisch schema dat coherent en consistent is; enz.

Het is duidelijk dat de controle over onze handelingen wordt bepaald door hoe de wereld is (coherentie) en hoe ons lichaam functioneert (consistentie). 

In een van de beroemde verhaaltjes uit de taoïstische literatuur, is er een handwerksman die aan de heerser uitlegt dat je 'in woorden niet kunt vangen wat onze handen weten: alleen de ervaring leert ons hoe fijntjes je een zwaard tegen de slijpsteen moet drukken'. Het ironische is natuurlijk dat dit een geschreven verhaal is (zoals alle taoïstische literatuur); en dat juist het werk van handwerkslieden logisch is. Zij weten beter dan ieder ander dat je al je gereedschappen bij je moet hebben.

Nooit zal een goede timmerman (mijn opa was een timmerman, ik ben naar hem vernoemd) denken:

1. ik heb geen gereedschap (premisse 1)

2. |= ik kan een kast maken (uit 1)

Wij, in onze omstandigheden, gebonden aan de werking van het lichaam, moeten coherent en consistent handelen. Onze vrijheid is beperkt.

In een absurde werkelijkheid vervallen deze beperkingen. Het is een werkelijkheid waarin daarom alles 'bewijsbaar' is; dus ook het bestaan van God: 

1. ik heb twee handen (premisse)

2. |= God bestaat (uit 1)

Ik heb geen idee wat we moeten denken van een absurde werkelijkheid. Mijn reactie is gelijk aan die van de meeste filosofen: 'absurd redeneren' is zinloos (onzinnig). Je moet er niet eens aan willen beginnen.

We worden geplaagd door het volgende dilemma: enerzijds geloven we 'van binnenuit' dat de logische denkwijze wel universeel moet zijn (want andere opties zijn absurd), anderzijds volgt uit de feiten dat onze logische denkwijze niet universeel kan zijn (want het is 'slechts' een evolutionair hulpmiddel naar de vorm van het bewegende lichaam: het is een lokale, evolutionaire interventie).

In een werkelijkheid die niet consistent en niet coherent beschreven hoeft te worden, is alles -zoals gezegd- 'bewijsbaar'. Het zij zo. Het is de wereld op zijn kop. Voor ons/mij blijft deze 'constructie' een 'ver van mijn bed show'. 

Voor wie religieus 'angehaucht' is biedt deze dubbele werkelijkheid echter voldoende ruimte om te geloven in transcendente 'personen/krachten/toestanden'. 

Waarom zou je dit geloof dan afdoen als 'onwerkelijk' of 'fictief'?

Zo is het aangenaam/voordelig om in het bestaan van God te geloven. Zijn bestaan garandeert de 'meerwaarde' van de mens (hoe dat zit laten we in dit korte stukje buiten beschouwing).

Je moet het ook niet moeilijker maken dan het is. De werkelijkheid is voor ons een domein waarop we controle moeten uitoefenen om te kunnen overleven; de werkelijkheid in metafysische zin wordt niet beperkt door onze cognitieve controle. (Bovendien: de vaststelling dat de werkelijkheid zelf absurd is betekent niet dat wij onze cognitieve controle over de werkelijkheid verliezen: alles blijft bij het oude voor ons, op een abstracte transcendente verrijking van ons inzicht over de werkelijkheid na.) 

Je kunt daarom met een gerust hart aannemen dat God bestaat. Nogmaals, als alles bewijsbaar is, dan bestaat God. Zijn bestaan kan onmogelijk uitgesloten worden.

--------

Naschrift: ik weet heel precies dat juist onze fundamentele logische beginselen niet gelden buiten ons cognitieve domein; de overtuiging dat de werkelijkheid overal en altijd coherent en consistent is kán daarom niet waar zijn. Deze geldige redenering moet benadruk worden om de volgende bezwaren (die destijds tegen mijn dissertatie werden aangevoerd) te weerleggen (1) je kunt eenvoudigweg niet spreken over een absurde werkelijkheid; (2) een verstand dat niet coherent en consistent is, moet worden beschouwd als een denkmachine die 'stuk' is (niet naar behoren functioneert): als de motor van je auto stuk is, kun je ook niet zeggen dat de auto in een wonderlijke toestand verkeert. Nee, maar als de motor van je auto stuk is weet je wel in welke toestand je verkeert: je staat stil langs de kant van de weg. Zo kan ik ook heel goed zeggen hoe een werkelijkheid is waarin de twee fundamentele wetten niet gelden: in een dergelijke wereld is alles bewijsbaar. En dit is zelf een logische geldige redenering. Deze weerlegging is vervolgens aanvaard.


dinsdag 12 augustus 2025

Speelveld 4

De conclusie uit de vorige 'speelvelden' is dat ons verstand voornamelijk geschikt is voor eigen gebruik. Zodra we iets willen beweren over de gehele werkelijkheid -je noemt dit een universele uitspraak- raken we in de war, want zulke grote brokken kan het verstand niet behappen.

Ons verstand is een 'denken-om-te-doen' instrument en geen 'denken-om-te-weten' instrument (je noemt de filosofische stroming die deze stelling verdedigt 'embodied cognition', 'grounded cognition' of '4E cognition'.

We kunnen het programma van 'embodied cognition', naarmate de wetenschap vordert, steeds beter onderbouwen.

Het verstand bestaat uit drie verschillende 'domeinen' (verwar dit overigens niet met het uitgangspunt van de 'evolutionaire psychologie': zij geloven dat je brein bestaat uit veel verschillende instrumenten, die ze 'modulen' noemen: alsof je hersenen een iPhone zijn met tientallen verschillende 'apps'. De drie grote 'domeinen' zijn: waarneming, uitvoering en controle. Precies de afdelingen die je nodig hebt om doelgericht te kunnen handelen.

Logica heb je nodig om 'controle' te hebben over je handelingen.

Wie doelgericht wil handelen, moet immers 'gecontroleerd' denken. Je kunt zonder logica zelfs geen appeltaart bakken. Cognitieve controle, het vermogen om plannen te maken die slagen (doelgericht), is feitelijk de kunst om verschillende handelingen met elkaar te combineren.

De overeenkomst tussen logica (het maken van geldige afleidingen) en het opstellen van een gewoon, uitvoerbaar plan is frappant:

1. je hebt meel (premisse)

2. je hebt water (premisse)

3. je hebt gist (premisse)

4. je mengt meel, water en gist (uit 1,2,3)

5. je hebt deeg (uit 4)

6. je hebt suiker (premisse)

7. je voegt suiker toe aan het deeg (uit 5,6)

8. je hebt een springvorm (premisse)

9. je hebt boter (premisse)

10. je vet de springvorm in met boter (uit 8,9)

11. je hebt een oven (premisse)

12. je brengt het deeg aan in de ingevette springvorm (uit 5,7,8,10)

13. je doet de springvorm in de oven (uit 11, 12)

14 |= conclusie: je hebt een suikerkoek

Je kunt aan dit 'logische recept' goed zien wanneer je wel en wanneer je niet zult slagen in het bakken van een koek. Je zult niet slagen als (1) als een van de ingrediënten mist (dan is je recept niet compleet, niet 'coherent') en (2) als de handelingen strijdig zijn met elkaar (je recept is dan niet 'consistent'). 

Of een recept coherent is leer je in de praktijk (coherentie is wisselend bij de verschillende taken die je uitvoert: bij het tuinieren heb je andere gereedschappen en instructies nodig dan bij het schrijven van een brief).

Of een recept consistent is kun je bedenken (consistentie valt binnen de controle die het verstand heeft over het eigen lichaam/handelen. Consistentie heeft betrekking op de volgorde en de uitvoerbaarheid van de denkstappen/instructies).

Ik zal nu een paar voorbeelden geven van 'recepten' (logische afleidingen) die niet zullen slagen:  

Voorbeelden van slechte 'logica': 

1. je hebt meel (premisse)

2. je maakt deeg (uit 1)

Hier gaat het fout: om deeg te maken heb je niet voldoende aan meel: je hebt ook water en gist nodig. De koekenbakker die dit 'incoherente' recept volgt zal geen koeken bakken.

Een voorbeeld van een inconsistent recept:

1. je hebt meel (premisse)

2. spoel het meel door het toilet (uit 1)

Hier gaat het fout: wie meel nodig heeft, maar dit vervolgens wegspoelt, beschikt niet over de nodige ingrediënten. De koekenbakker die dit recept volgt is niet 'consistent'. Ook deze koekenbakker zal er daarom niet in slagen om een koek te bakken.

Helemaal aardig zou het zijn als deze koekenbakker ook op de ingeslagen 'inconsistente' wijze verder gaat:

3. je hebt wel en geen meel (uit 1, 2)

4. meng het meel dat je wel en niet hebt met water (uit 3)

Het recept wordt nu onbegrijpelijk. Wat deze koekenbakker mankeert is lastig te zeggen, maar het zal iedereen duidelijk zijn dat het geen beste koekenbakker is!

Je ziet misschien ook in waarom we iemand die een plan maakt waarvan je vooraf al weet dat het niet zal kunnen slagen 'irrationeel' noemen. Als je zoon van plan is om een ict-bedrijf te beginnen, terwijl hij in het geheel geen verstand heeft van ict, dan is het niet 'logisch' (rationeel) om het plan toch door te zetten [1].  

Laten we nu eens kijken naar een 'recept' voor God:

1. God is dat waarboven niets groters gedacht kan worden (ingrediënt (definitie))

2. Het bestaande is groter dan het denkbeeldige (ingrediënt)

3. Als God niet bestaat, dan is hij niet 'dat waarboven niets groters gedacht kan worden' (uit 1,2)

4. God bestaat niet (ingrediënt (hypothese))

5. God is niet dat waarboven niets groters gedacht kan worden (uit 3,4, mod. pon.)

6. God is wel dat waarboven niets groters gedacht kan worden en God is niet dat waarboven niets groters gedacht kan worden (uit 1,5)

7. Ongerijmdheden mogen niet voorkomen in een deugdelijk recept (ingrediënt (logische wet))

8. De aanname dat God niet bestaat levert een ongerijmdheid op (uit 4,5,6)

9. De aanname dat God niet bestaat kan niet juist zijn (uit 7,8)

10. |= God bestaat 

Is dit een deugdelijk recept voor God? De redenering is wel consistent. Maar zijn de ingrediënten juist? Over het eerste, tweede en vijfde ingrediënt wordt nog steeds gedebatteerd.

Het recept van Anselmus is wel consistent. Het is echter onduidelijk of je er een God mee kunt 'bakken', want je weet niet zeker of je de juiste ingrediënten hebt.

Hoe dan ook, je leert hier in ieder geval van dat de overeenkomst tussen gewone huis-, tuin- en keukenhandelingen en logica (geldige afleidingen maken) opvallend groot is.

In een wereld die niet logisch is -dat is een wereld waarin de dingen niet coherent en niet consistent zijn- kunnen wij ons zelf niet redden. Je kunt geen appeltaarten bakken als je niet beschikt over de juiste ingrediënten of als je de instructies niet kunt uitvoeren.

Omdat de logische denkwijze -de controle die we hebben over onze handelingen- onmisbaar is voor ons (want wie wil er nu de controle over zichzelf verliezen?), kunnen we ons slecht voorstellen dat veel dingen helemaal niet logisch manipuleerbaar zijn. 

Wij geloven dat we ons altijd wel zullen redden, in elke denkbare omstandigheid, dankzij ons logische denkwijze: zij opent voor ons de poorten naar alle werelden. 

Wij kunnen ons slecht indenken dat er omstandigheden (werelden) zijn die zo sterk verschillen van onze wereld, dat wij deze niet kunnen 'hanteren' en 'controleren'.

Je kunt echter gemakkelijk een recept (!) bedenken voor het beschrijven van een dergelijke 'absurde' wereld:

1. je hebt een logische denkwijze (ingrediënt)

2. je logische denkwijze is coherent en consistent (uit 1 (analyse))

3. je denkwijze bepaalt hoe je de dingen 'ziet' (ingrediënt (resultaat uit de cognitieve psychologie))

4. je hebt een logische voorstelling van de wereld (uit 1,2)

5. een absurde wereld is een wereld die niet logisch is (ingrediënt)

6.|= een absurde wereld is niet coherent en niet consistent

We hebben dus met een logisch recept laten zien dat er tenminste één variatie bestaat op onze logische denkwijze. De variatie op onze logische denkwijze is de logische ontkenning van onze logische denkwijze (je zou haar het bastaardkind van onze logische denkwijze kunnen noemen). 

In een volgende bijdrage van deze opwindende zomerserie (speelveld 5) zullen we de eigenaardigheden van de absurde wereld nader bezien.

-----

[1] Een recept voor dit heilloze plan wijst uit dat Peter geen ict-bedrijf zal kunnen bakken (hij bakt er niets van!): 1. wie een ict-bedrijf wil starten moet verstand van ict hebben (ingrediënt); 2. Peter heeft geen verstand van ict (ingrediënt (waarheid als een koe)); 3. Peter is niet de juiste persoon om een ict bedrijf te starten (uit 1,2). 

zaterdag 9 augustus 2025

Speelveld 3

De definitie van God, die door Anselmus werd gebruikt om het bestaan van God te bewijzen, is opgesteld door Seneca. De stoïcijn definieerde God als 'dat waarboven niets groters kan worden gedacht' (Sörensen, 2022, ch.18). 

Als we deze definitie consequent toepassen, in een wereld waarin zelfs de verzamelingenleer niet kan worden herleid tot de klassieke logica, dan is dat 'waarboven <door de mens!> niets groters gedacht kan worden' een 'iets' met een niet-klassieke structuur.

Penelope Maddy beschrijft het klassieke logische domein als een wereld met een KF-structuur (Maddy, 2025). Een wereld met een KF-structuur is een Kant/Frege wereld: een wereld waarin de objecten onder de 'controle' van onze logische denkwijze vallen. Zulke objecten hebben tijd-ruimtelijke eigenschappen die ze bestendig maakt. 

(Waarom KF? Volgens Kant was logica een eigenschap van het denken; Frege heeft deze vormen mathematisch uitgewerkt- hij meende overigens dat logische vormen platoons zijn: de geest kan hun realiteit 'schouwen'.).

Maddy schrijft: 'This much structure validates a rudimentary logic of classical inference involving conjunction, disjunction, negation, and quantification. (...) [However], if the reliability of rudimentary logic rests on the presence of KF-structure (...) then that logic should be expected to fail where that presence is lacking- as in the case of quantummechanics.' 

Distributie werkt bijvoorbeeld niet bij het beschrijven van qm-verschijnselen.

Overigens zijn er voldoende andere redenen om te denken dat de KF-wereld niet universeel is. Logische eigenschappen bijvoorbeeld bestaan niet: je ziet geen contradicties, conjuncties, of negaties (slechte filosofen willen dat je het bestaan van 'echte' contradicties aanwijst: alsof je een logische toestand kunt aanwijzen!). Je kunt logische toestanden uitsluitend beschrijven. Ander voorbeeld: contradicties zijn in de praktijk niet te voorkomen: ze bestaan. Verschil van inzicht tussen twee mensen die samen iets willen ondernemen (we gaan wel naar Zwiggelte, we gaan niet naar Zwiggelte) is 'gewoon'. Ze komen ook voor in de talen die we spreken ('deze zin is onwaar').

Ik geloof dat er een begrijpelijke oorzaak is voor het feit dat onze logica -onze logische denkwijze- niet toereikend is om de gehele werkelijkheid te 'controleren'/doorgronden. De wetten van de logica hebben een duidelijke, evolutionaire functie: we hebben ze nodig om uitvoerbare schema's en plannen op te stellen,- en niet om de werkelijkheid te doorgronden (zie: 'manuscript', elders op dit blog).

Het deel van de werkelijkheid dat géén KF-structuur heeft -dat is dus een deel van de werkelijkheid dat buiten de controle van onze klassieke logische denkwijze valt: je kunt dit noteren als een ¬KF-wereld- heeft voor ons één bijzondere, opvallende eigenschap: we kunnen niet bepalen wat 'onmogelijk' is in een ¬KF-structuur! We weten het werkelijk niet. Logici doen onderzoek naar deze vraag, maar niemand heeft een idee welke regel ons in staat stelt om te bepalen welke structuren/vormen onmogelijk zijn buiten een KF-structuur (Tanaka, 2024).  

Aangezien met name conflicten (contradicties) voor ons verstand problematisch zijn (immers, conflicten zijn niet uitvoerbaar), beschouwen wij conflicten (contradicties) in een KF-wereld als structuren die absoluut onmogelijk zijn. Aangezien echter de werkelijkheid aantoonbaar ingewikkelder/complexer is dan een KF-wereld, vervalt dit criterium.

In een ¬KF-wereld is <menselijkerwijs> niets onmogelijk. We zullen met dit inzicht moeten leren leven. Wellicht dat een krachtige denkmachine ooit een criterium zal opstellen waarmee we de werkelijkheid weer kunnen 'sluiten'. Vooralsnog is dat feest echter niet begonnen. 

Aangezien ik een mens ben met een beperkt verstand en een aangeboren krachtige afkeer van contradicties, kan ik niet goed bevroeden wat de eigenschappen zijn van een ¬KF-wereld. Wat ik wel kan beredeneren is wat het wil zeggen dat mijn klassieke denkwijze niet naar behoren werkt: in een ¬KF-wereld is er in ieder geval geen verschil tussen actuele, mogelijke en noodzakelijke 'possible worlds' (wie dit niet begrijpt raadplege: Sorensen, 2022, ch.18); ook is de contradictie een normale structuur in een ¬KF-wereld.

Aangezien <menselijkerwijs> niets onmogelijk is  in de werkelijkheid, kunnen we met een gerust hart geloven in het bestaan van God (wie niet in God wil geloven, laat dit maar na: ik ben geen proselytist).  

We kunnen daarom met de onvoorstelbare veelheid en complexiteit van de werkelijkheid omgaan door uit haar aanbod een van de abstracties te kiezen die we nodig hebben voor een zinvol bestaan. Wij zijn gemaakt om (ethisch?) te handelen: wij hebben een denk-om-te-doen verstand. Wie in God gelooft, kan een leven leiden dat overeenstemt met dit geloof. Je levenswijze -hoe je doet- is de pasmunt waarmee je je overtuigingen 'waar' maakt.

De veelgehoorde opmerking dat het bestaan van God zich toont in het doen en laten van de mens is -als je het zo beziet- geheel juist.

---------

referenties:

-Maddy, Penelope, Varieties of naturalism in logic, (2025), zal verschijnen in: Oxford Handbook of Logic (ed. Ferrari, F enz).

-Sorensen, Roy, Nothing, (2022), Oxford.

-Tanaka, Koji, The many faces of impossibility, (2024), Cambridge Elements.

-'Manuscript': te vinden op deze webzuil (je moet een beetje bladeren door de verschillende bijdragen).

donderdag 7 augustus 2025

Speelveld 2

Ons brein beschikt over verschillende cognitieve instrumenten om conflicten te detecteren en op te lossen. De overeenkomst tussen het immuunsysteem en het brein is opvallend: zoals witte bloedlichaampjes het lichaam zuiveren van indringers, zo zuiveren onze conflict-detectiesystemen het brein van conflicten.

Voor ons brein is een conflict de 'bloody limit'. Begrijpelijk, want de opdracht die het brein kreeg van de natuur is het produceren van doelgerichte, optimale handelingen. En hoe kun je nu van het brein verwachten dat het doelgerichte, optimale handelingen produceert als het vervuild raakt met strijdige inzichten. Hoe kun je een plan lichamelijk over het voetlicht brengen als in dat plan staat dat je je armen en benen tegelijkertijd op verschillende manieren moet bewegen.

Je kunt dit gemakkelijk in een schemaatje weergeven: een goed plan bestaat uit een aantal pijltjes die kop-aan-staart worden gelegd: 

-->-->-->-->-->-->-->--> |= doel.
(een consistente handeling)

Het opstellen van een plan is een taak van de verzameling cognitieve instrumenten die wordt aangeduid met de naam: cognitive control. 

Er is nu sprake van een conflict als twee groepen neuronen bij het uitvoeren van een taak met dezelfde kracht vuren: het schema bevat dan twee pijltjes die tegelijkertijd uitgevoerd willen worden:

-->-->-->-->-->-->-->--> |= ?
-->!         -->-->!
(een inconsistente handeling)

Het is ook mogelijk dat er een stap ontbreekt in een handeling:

-->-->-->-->-->-->--> ? --> |= ?  
(een incoherente handeling)

Zowel de inconsistente als de incoherente handeling kunnen niet optimaal worden uitgevoerd. In het ergste geval 'bevriest' (=freezing) het lichaam: mensen blijven dan stokstijf staan, meestal door paniek bevangen; in andere gevallen probeert men de problemen op te lossen door te improviseren: bij dieren en mensen leidt dit bijvoorbeeld tot 'oversprong' gedrag. Het komt er op neer dat men in zo'n situatie maar wat doet: het gedrag is niet effectief. In ernstige situaties handelt men 'als een kip zonder kop': mensen rennen domweg heen en weer, soms zelfs naar een vuurhaard/afgrond toe. 

Een conflict wordt door het verstand vooral beschouwd als onaangenaam en ernstig als het strijdig is met haar belangrijkste waarden. Wie gelovig is en wie leeft voor de overtuiging dat God bestaat, zal geschokt zijn door inzichten die het bestaan van God weerspreken; daarentegen zal hij zijn schouders ophalen over tal van andere conflicten: wat kan hem bijvoorbeeld de geloofskwesties van andere religies schelen?

Het belang van conflict-bestrijding door het brein is niet moeilijk te begrijpen: het is een 'interne' aangelegenheid die alles te maken heeft met de 'natuurlijke plicht' om optimaal te handelen (althans, als men zijn genen wil doorgeven: de ultieme evolutionaire opdracht).

Conflictbestrijding speelt daarom ook een belangrijke rol bij het opstellen van onze modellen over de wereld. Wie modellen maakt waarin veel conflicten voorkomen, zal bij het uitvoeren van deze modellen in de problemen raken. Om dat te voorkomen 'zuivert' het brein alle cognities die ons verstand binnenkomen: het is een vorm van controle aan de grens. 

Zodra je iemand iets hoort beweren wat niet overeenstemt met jouw inzichten en opvattingen (denk aan een atheïst die op de radio een theoloog hoort zeggen dat het geloof in God de gezondheid bevordert) dan begint het brein onmiddellijk met het 'onderwaarderen' van dit inzicht. Je onderwaardeert een ander inzicht door dit te 'bedekken' met inzichten die beter bij jouw wereldbeeld passen. Zo relativeer je de waarde van het strijdige inzicht. Je zegt bijvoorbeeld: Het overtuigt mij niet, want... (en dan volgen er wat redenen die beter in jouw kraam te pas komen: zo 'harmoniseer' je de modellen die voor jou belangrijk zijn).

Het wordt pas problematisch als het niet goed mogelijk is om een strijdig inzicht te onderwerpen aan deze cognitieve procedure. Een goed voorbeeld is het geloof in een goede God en het conflict met de kwade wereld; of het geloof in een Schepper én het conflict met de oerknal en de evolutie van soorten.

Het conflict tussen een goede God en een kwade wereld is heel lastig op te lossen. Het is niet om niets dat mensen het geloof in God kunnen verliezen als ze ernstige tegenslag hebben. Stel je het volgende voor: je dochter wordt doodgereden door een dronken automobilist. Het kwaad weegt dan even zwaar als het belang van het geloof in een goede God. Feitelijk is dit een onoplosbaar conflict.

Het geloof in een Schepper kan wel -dankzij een tamelijk ingenieuze kunstgreep- verzoend worden met de wetenschappelijke theorieën: je geeft toe dat de wetenschappelijke theorieën kredietwaardig zijn, maar je betoogt tevens dat een wetenschapper het belang van zijn theorieën moeten relativeren. Een wetenschapper die weigert om zijn wetenschappelijke inzichten te relativeren is een 'scientist'. Een scientist is bijvoorbeeld een geleerde die het succes van het natuuronderzoek uitsmeert over de gehele werkelijkheid: en dat is een denkfout, aldus de 'anti-scientist'. De werkelijkheid is wijder en groter dan de wetenschappelijke beschrijving er van.

Het is echter de vraag of je het conflict tussen wetenschap en religie oplost als je de kracht (reikwijdte) van de wetenschappelijke theorieën relativeert. De evolutieleer blijft onverminderd van kracht en de oerknal verklaart het bestaan van het universum beter dan het bestaan van God.

Conflicten hebben niet persé iets van doen met de inhoud van cognities, maar alles met de (emotionele) waarde die wij aan bepaalde cognities toekennen. Stel dat je volstrekt gevoelloos bent (dit is een conditie die zich daadwerkelijk kan voordoen, bijvoorbeeld -mutatis mutandis- bij mensen met een ernstige depressie en ook bij Capgrass patiënten). Wie gevoelloos is en alles waardeloos vindt beschouwt het verlies van zijn dochter en het geloof in een goede God niet echt als een conflict: het raakt hem niet. Emoties spelen een belangrijke rol in het ordenen van onze inzichten! 

Of stel dat het je eigenlijk niet zoveel kan schelen of God de wereld heeft geschapen: dan is er eigenlijk geen sprake van een 'levend/brandend' conflict tussen 'scheppingsgeloof' en 'evolutie'. (Natuurlijk: het is dan zelfs de vraag of het geloof in een Schepper wel zinvol is als het je emotioneel niets kan schelen). 

Het wegwerken van conflicten is een van de belangrijkste taken van ons verstand. Het aanleggen van nieuwe verbindingen en het snoeien van oude verbindingen is werk dat zelfs 'snachts doorgaat! Wie goed slaapt -lekker diep- ziet de dingen werkelijk helder in de ochtend: strijdige inzichten zijn afgezwakt en passende inzichten zijn versterkt.

Kortom, de voorstelling dat de werkelijkheid een verzameling objecten en toestanden is die gezuiverd is van alle conflicten -de wereld is consistent/logisch- is het model van de wereld waarin wij optimaal kunnen handelen. Een wereld zonder conflicten kunnen wij begrijpen: het is een model van de wereld waarin wij ons lichaam optimaal kunnen gebruiken. Echt een model van de wereld dat past bij onze hoedanigheid van 'bewegend dier'. 

Een buitenaards wezen met een brein dat conflicten wel kan verwerken, kan vermoedelijk gemakkelijk een model van de wereld opstellen dat met conflicten doorregen is. Het model van dit inconsistente wezen zal dan bovendien op 'hunnie' de indruk maken dat het volkomen met hun ervaring/waarneming overeenstemt.

De wereld zelf is min of meer neutraal ten aanzien van de modellen die wij opstellen. Voor ons betekent dit, als we zeer abstract denken, dat alles mogelijk is. Niet voor ons (dus) in concreto, want wij zijn beperkt, maar wel in modale (abstracte) zin: we kunnen eindeloos veel modellen opstellen en we kunnen geen van deze modellen -tenzij ze strijdig zijn met onze concrete modellen!- uitsluiten. Voor ons is de werkelijkheid een bonte verzameling modellen waarin alles mogelijk is. Laten we deze verzameling het transcendente domein noemen (volgens Popper was dit het derde domein van de werkelijkheid, de wereld van ideeën; in zijn politieke filosofie zet hij zich af tegen Plato, maar in zijn metafysica is hij schijnbaar schatplichtig aan de Atheense filosoof). 

En wat heeft dit nu allemaal te maken met 'het speelveld' waarin wij cognitief en fysiek ons leven leiden? Wel, in het transcendente domein, waar alle andere modellen gelden, is het bestaan van God de gewoonste zaak van de wereld. Bovendien kan het geloof in een transcendente God op geen enkele manier in conflict zijn met onze concrete modellen. 

dinsdag 5 augustus 2025

Speelveld

Ik heb nogal wat tijd en moeite besteed aan de logische wetten. Op zich is dat niet zo vreemd, want ze zijn in de praktijk van alledag belangrijk.

Je hebt een spelletje met de naam 'geen ja en geen nee'. Je mag volgens de eenvoudige regels van dat spelletje de woordjes ja en nee niet gebruiken.

Je zou, voor de aardigheid, ook eens een variatie op dit spelletje kunnen spelen: geen lem en geen lnc. Je mag een dag lang geen gebruik maken van die twee overbekende aristoteliaanse logische wetten. Het zal je niet lukken.

Je gebruikt ze de hele lange dag. Wie bijvoorbeeld met de familie overlegt -gaan we naar de Efteling of naar het Drents Museum- kan zonder deze wetten geen besluit nemen.

Wie echt van onecht wil onderscheiden, duur van goedkoop, waar van onwaar, kan niet toe zonder deze wetten.

Tel voor de aardigheid eens hoe vaak je op een dag het woordje 'of' gebruikt (Komt hij uit Londen of uit Parijs? Is het in Amsterdan of in Zwiggelte?) Logica, logica, logica.

De leukste uitspraak die ik hoorde: 'Meneer, ik doe niet aan logica. Ik ben liever spontaan dan dat ik logisch ben.' (Het nam een halve -zeer plezierige- les in beslag om haar duidelijk te maken hoe logisch haar gedachtegang was. Op een gegeven ogenblik klonk het luid 'oh, zit het zo!'. Het licht ging aan :))

Maar waarom zijn die wetten zo belangrijk als we willen begrijpen of God bestaat?

Omdat deze wetten de geometrie van het speelveld bepalen.

Als we aannemen dat deze wetten meer voorstellen dan handige gebruiksregels, die ons doen en laten bepalen, dan is er geen ruimte voor God.

Het wetenschappelijke verhaal is goed onderbouwd en staat als een huis. De twee logische wetten dwingen je nu tot een keus: God of Darwin (dit is de populaire versie -de slogan- van deze dwingende keus). 

Ook al beweren sommige filosofen anders, het is toch lastig om te begrijpen hoe je zinvol in God kunt geloven als wetenschappers een geloofwaardig verhaal opstellen waarin God volstrekt geen rol speelt.

Als je echter inziet dat het speelveld niet bepaald wordt door de logische wetten, dan is er voldoende ruimte voor religie (en dus ook voor God) [2].

Vergelijk het met schaken. Als ik me bij het schaken steeds aan de regels moet houden, verlies ik beslist van de computer. Als ik echter in vrijheid mag handelen, dan kan ik best winnen van de computer: ik maak dan een opstelling waarbij ik met alle stukken ten strijde trek tegen alleen een koning: dan win ik. Of ik breek de partijen die ik dreig te verliezen voortijdig af.

Je wilt nu aanvoeren dat dit vals spelen is? Maar dat argument gaat niet op: immers, de regels zijn vervallen. Je kunt niet vals spelen in een spel zonder regels [1]. 

Als het speelveld niet bepaald/beperkt wordt door de logische wetten, dan is er veel mogelijk. Je kunt in deze ruime opvatting van de werkelijkheid in ieder geval -je moet wel blijven letten op de details- het bestaan van God combineren met het wetenschappelijke verhaal.

Ziedaar...

[1] Je kunt trouwens ook niet winnen of verliezen van een computer als er geen regels zijn: tenzij je daar zelf nieuwe regels voor invoert.

[2] Om maar terug te komen op het eeuwige debat over de vraag of de wetten van de logica niet gelden volgens de kwantumfysica: dat hangt uitsluitend af van je interpretatie. Het is mijn nee tegen jouw ja (of andersom).

donderdag 31 juli 2025

Bi-positioneel

In de kwantummechanica kunnen 'objecten' zo beschreven worden dat ze op twee plaatsen tegelijk zijn. Voor ons is dat 'onbegrijpelijk'. 

Ons brein kan het denkbeeld 'bi-positionele objecten' niet vertalen in een ééndrachtige handeling. Mijn leerlingen zouden zeggen: meneer, ik kán niets [aanvangen] met dit denkbeeld.

We snappen wel wat er wordt bedoeld met 'bi-positionele objecten'. Dat wil zeggen, we kunnen beschrijven wat een bi-positioneel object is: het is één ding dat zowel hier als daar is.

De vraag is echter: hoe kan één ding zowel hier als daar zijn? 

Als één ding hier en daar is, dan kan het niet één ding zijn!

In de metafysica echter bestaan er 'zaken' die zowel hier als daar kunnen zijn. Het zijn 'eigenschappen' of 'kwaliteiten' (en dus geen 'objecten').

Rood is bijvoorbeeld een kwaliteit die op dit ogenblik op verschillende plekken in de wereld kan worden aangetroffen.

Je bent dan ook geneigd om te denken dat de wereld bestaat uit twee 'domeinen' (=substanties): objecten en kwaliteiten.

Als kwantumfysici spreken over bi-positionele objecten, dan vraag je je af of ze niet beter kunnen spreken over bi-positionele kwaliteiten.

Heisenberg beschouwde zijn 'matrix-mechanica' dan ook als de weergave van platoonse ideeën.

Fysici beschouwen de wereld van de objecten als het onderwerp van hun studie. De gedachte echter dat er een 'fase-overgang' is tussen object en kwaliteit -tussen 'grote fysica' en 'kleine fysica'- is aantrekkelijk. De kwantummechanica is daarom onbegrijpelijk: kwaliteiten zijn volstrekt andere dingen dan objecten.

Het is aardig om, als je in een filosofische bui bent, je gedachten eens te laten gaan over het volgende denkbeeld: eigenlijk is de wereld een verzameling kwaliteiten.

God is dan ook eerder een 'kwaliteit' dan een 'object'. 

Kwaliteiten kun je uitsluitend ervaren. Mensen die God ervaren 'meten' God dan ook in zijn eigenlijke hoedanigheid, namelijk als 'zuivere kwaliteit'.

Het bovenstaande is tamelijk speculatief. Als we echter de werkelijkheid bevrijden van haar logische banden, is ze een stuk betekenisvoller en rijker dan wanneer we het intellectuele speelveld logisch beperken.

maandag 21 juli 2025

Aardbeien en rode kool

Stel: we richten virtueel een wereld in die bevolkt wordt door Rtjes (=roodkijkertjes). 

Hun (virtuele) wereld bevat alle kleuren en tinten en mengingen die maar mogelijk zijn. Het is een normale, kleurrijke wereld.

Zoals de naam al doet vermoeden kunnen Rtjes -op zich zijn het lieftallige diertjes- alleen de kleur rood onderscheiden. Voor de Rtjes is dat ook noodzakelijk, want ze leven van rode objecten. Hun wereld is zo gebouwd dat Rtjes alleen energie kunnen halen uit rode objecten.

Voor de Rtjes is de virtuele wereld een paradijs: ze zien alleen maar rode 'verteerbaardere' objecten. Het menselijke equivalent van deze wereld is luilekkerland-plus: een wereld waarin we alleen maar heerlijke gerechten kunnen onderscheiden!

Op een goede dag doet een van de Rtjes een ontdekking. Hij beweert dat er mogelijk een andere kleur is dan rood. Aangezien hij zelf geen andere kleuren dan rood kan onderscheiden -dat is het lot van ieder Rtje- doopt hij de mogelijke kleur 'Nietrood'. 

Logisch gezien, beweert hij, kan niet-rood zelfs een verzameling van heel veel verschillende onvoorstelbare kleuren zijn!

De filosofisch aangelegde Rtjes beleggen een vergadering over deze kwestie. Vanzelfsprekend niet omdat er een groot belang op het spel staat, maar louter en alleen omdat de kwestie interessant is.

Ze worden het eens over de volgende beweringen:

-het is wel erg fantastisch om Nietrood op te vatten als een veelkleurig verschijnsel 
-het is lastig om het bestaan van Nietrood ernstig te nemen (we hebben in de praktijk voordeel noch nadeel van Nietrood: deze kleur is voor ons, praktisch gezien, een niet bestaande kleur)
-we kunnen het bestaan van Nietrood niet onderzoeken
-als er een tweede kleur bestaat, dan moet het inderdaad wel Nietrood zijn: dat is de enige logische optie

De Rtjes besluiten de werking van hun oog grondig te onderzoeken. Ze ontdekken dat hun oog bij uitstek geschikt is om 'rood' te zien: alsof het ontworpen is door een schepper! 

Over deze bevinding beleggen ze opnieuw een vergadering. Ze worden het eens over de volgende beweringen:
-het oog is of een filter of een spons: of het zuivert de waarneming zo dat het alleen rood doorlaat, of het zuigt uitsluitend de kleur rood op uit de wereld omdat de wereld zelf rood is
-als Nietrood bestaat dan werkt ons oog als een filter (als ons oog als een filter werkt dan kan Nietrood bestaan)
-als Nietrood niet bestaat dan werkt ons oog als een spons (als ons oog een spons is dan kan Nietrood niet bestaan)
-wij zien alleen een rode wereld (maar dat bewijst niet dat ons oog een filter of spons is)

Ze wenden zich nu tot het Rtje dat zegt over een bewijs te beschikken voor het bestaan van Nietrood. Zijn naam is dR-win. Hij doet hen het vermeende bewijs uit de doeken:

"Ik kan aantonen dat het oog een filter is en geen spons. Als het oog een filter is, dan kan Nietrood bestaan. Een andere aanwijzing is dat rood kan variëren: we zien niet uitsluitend één kleur rood, maar verschillende tinten rood. Rood is geen kleur, maar een verzameling kleuren. Waarom zou nu de verzameling kleuren precies liggen binnen het bereik van ons rood-filter?"

"Omdat er geen andere kleuren zijn! De wereld is rood!"

"Nee", zegt dR-win, "dat is natuurlijk overbodig: ons oog is een filter en geen spons. Wat moeten wij met een roodfilter als de wereld zelf rood is? Een roodfilter in een rode wereld is al even overbodig als het dragen van zonnebril als de zon niet schijnt."

"Ik snap wat je bedoelt", zegt aR-istles, een Rtje dat erg goed is in filosofie. "Je bedoelt dat het niet erg waarschijnlijk is dat wat überhaupt mogelijk is precies is afgestemd op onze behoeften."

"Ja", zegt dR-win, "zo kun je het zeggen: dat klinkt minder biologisch weliswaar en -als ik zo vrij mag zijn- wel heel erg metafysisch, maar feitelijk is dat wat ik geloof."

"Maar dan moeten we wel geloven", zegt aR-istles, "dat Nietrood bestaat: want Nietrood verwijst logisch naar de verzameling kleuren die wij niet kunnen waarnemen: welke 'iets' deze geheimzinnige andere kleur ook mag zijn, Nietrood verwijst altijd naar deze 'onkenbare' kleur." 

Hij kijkt de kring rond. "Tja", zegt hij, "dat is nu eenmaal het voordeel van logica: je hoeft niet te bewijzen dat Nietrood bestaat. Je hebt voldoende aan de suggestie dat Nietrood bestaat: vervolgens kunnen we logisch correct naar Nietrood verwijzen- zelfs al weten wij zelf dan niet waar wij feitelijk naar verwijzen."

"Het is niet anders", zegt aR-istles. "Redelijkerwijs, gezien onze natuurlijke beperking, moeten wij het bestaan van Nietrood eenvoudigweg aanvaarden."

En daarmee werd de vergadering van de filosofische Rtjes besloten. Vervolgens dronken ze rode wijn met aardbeien en rode kool. Het was een waar feestmaal!

"Maar dan", zei diktR-om, een tamelijk dik Rtje, "ben ik toch heel benieuwd naar de vraag of je Nietrood kunt eten- en oh wat zou ik graag willen weten hoe Nietrood smaakt!"

Alle Rtjes moesten smakelijk om deze ondeugende opmerking lachen. En het bleef, vanzelfsprekend, nog lang gezellig...

woensdag 16 juli 2025

Wittgenstein's bekering

Interessant is de 'bekering' van Wittgenstein. Hij meende aanvankelijk dat de klassieke wetten aspecten van de werkelijkheid beschreven. Hij was een realist. Zo schreef hij dat 'taal en werkelijkheid de logische vorm delen'.  Deze "(...) logische vorm toont zich in de feiten" (Tractatus 5.5).

Overigens maakt hij in de Tractatus niet duidelijk wat 'de logische vorm' is. 

Later verwierp Wittgenstein zijn realistische visie. In zijn 'Filosofische Onderzoekingen' geeft hij in §89 tm §120 kritiek op zijn eigen realisme. 

In §101 schrijft Wittgenstein: "(...) Wij leven in de rotsvaste overtuiging dat het [logische] ideaal in de werkelijkheid te vinden 'moet' zijn. En dat terwijl we nog niet zien hoe het zich daar bevindt (...). We geloven dat het ideaal in de realiteit schuilt, omdat we geloven het daar al te zien." (FO, §101)

De kritiek die Wittgenstein, blijkens deze notitie, op het realisme heeft is dat we de logische structuur feitelijk niet waarnemen. We 'geloven' dat we de logische structuur waarnemen, maar als we deze logische structuur willen aanwijzen, dan slagen we daar niet in.  

Wittgenstein legt de vinger op de zere plek: het probleem is dat de logische structuur van de werkelijkheid niet kán worden onderzocht, noch door logici noch door fysici, om de eenvoudige reden dat de logische orde geen fysisch fenomeen is. 

In de fysische beschrijving van de werkelijkheid komen geen logische wetten en krachten voor die, als een soort 'logisch krachtveld', heel de wereld omvatten in een 'hard' logisch kristal-rooster. De abstracte 'logische vorm' bestaat misschien wel, maar ze is niet te vinden in onze fysische wereld van deeltjes en velden. Ze is slechts te vinden in het verstand van de mens. Op één of andere manier voegt ons verstand de logische vorm toe aan de werkelijkheid. 

Het is zoals Wittgenstein schrijft: we meenden de logische vorm al in de wereld te zien. Maar toen we scherper keken bleken we ons te hebben vergist. De reden waarom de werkelijkheid logisch lijkt is omdat we de logische structuur zelf aanbrengen in onze verhalen over de werkelijkheid. Zouden we dat niet doen, dan zouden we onze eigen verhalen over het handelen van de mens en over de wereld waarin hij zich beweegt niet goed kunnen begrijpen.

Wittgenstein meende daarom dat we niet langer (binnen de grenzen van de taal) moeten zoeken naar het zuivere, logische ideaal, maar dat we beter de taal zelf, in haar praktische, weerbarstige 'dagelijkse' vorm kunnen gaan onderzoeken.

Eigenlijk is een 'logische vorm' ook wel een erg vreemd ding. Geloven we werkelijk dat een eenvoudige steen, die we aantreffen op het strand, een aantal metafysische relaties met zichzelf heeft?

Verkeert 'deze steen' bijvoorbeeld in een metafysische, onbepaalde toestand van 'identiteit (deze steen is identiek aan deze steen), disjunctie (deze steen is ofwel deze steen ofwel niet deze steen) en non-contradictie (deze steen kan onmogelijk wel en niet deze steen zijn)?

Je 'meent' misschien dat je deze toestanden 'ziet', maar als je deze observatie 'hard' moet maken kom je er op den duur achter dat de logische toestand 'van de dingen' op een vergissing berust.

Je treft (op de keper beschouwd) geen logische relaties aan in de wereld. Feitelijk is het zelfs onzinnig om over 'deze steen' te zeggen dat 'deze steen gelijk is aan deze steen'. Alleen in onze beschrijving van de wereld is deze steen gelijk aan deze steen.

Om de wereld te zien als een logisch geordende 'eenheid' heb je een mens met hersenen nodig die de wereld logisch beschrijft.