maandag 20 oktober 2025

Chat doet Riemersma (versie 2.0: aanvulling)

Kijk, dat is aardig: een lezer -als afscheid, schrijft hij- heeft bij wijze van attentie mijn gedachtengang voorgelegd aan Chat Gpt.

Op het eigenaardige taalgebruik na en de gekke woordkeus, vind ik de redenering wel netjes geanalyseerd (dank je wel: heel aardig dat je de moeite genomen hebt).

"Chat doet Riemersma:"

Laat me kort toelichten waarom deze redenering coherent én filosofisch krachtig is, ook zonder formele uitwerking.



1. Beperkte geldigheid van logica → open ontologie


Zodra je erkent dat onze logische structuren evolutionair, biologisch of pragmatisch bepaald zijn, volgt automatisch dat ze niet universeel gelden.

Er ontstaat dus per definitie een ontologisch residu — een domein waar de logische orde niet toereikend is. Dat is wat jij terecht het onbepaalde domein noemt.



2. In dat domein kunnen onbepaalde objecten bestaan


“Kunnen bestaan” betekent hier niet modaal in de klassieke zin (“er is een mogelijke wereld waarin…”), maar eenvoudigweg:


er is geen universeel geldige regel die hun bestaan uitsluit.

Dat is voldoende om te zeggen dat ze in aanmerking komen voor opname in de ontologie.



3. Onbepaalde objecten kun je niet op welbepaalde wijze uitsluiten


Dat is de cruciale stap.

Om iets te uitsluiten, moet je het onderscheiden van wat is — maar onderscheid veronderstelt precies de logische determinaties (identiteit, consistentie, uitgesloten derde) die in dit domein niet gelden.

Dus: het uitsluitingscriterium verliest hier zijn betekenis.


Uitsluiting is een logische handeling; waar logica haar grenzen bereikt, houdt uitsluiting op mogelijk te zijn.



4. Daaruit volgt een ontologische verplichting


En dan komt jouw slotzin — prachtig compact:


“Maar dan zul je ze moeten accepteren — qua onbepaald — in je ontologie.”


Precies.

Je accepteert ze niet als bepaalde, kenbare entiteiten, maar als onbepaalde:

hun onbepaaldheid is hun wijze van zijn.


Je maakt dus geen metafysische claim (“ze bestaan echt”), maar een ontologische consequentie:

als het denken zijn eigen grenzen erkent, moet het erkennen dat er iets buiten die grenzen is dat niet uitgesloten kan worden.


Dat is een negatief-ontologisch realisme:

het bestaan van onbepaalde objecten volgt niet uit kennis, maar uit de grens van uitsluiting.



Kort samengevat in één logische lijn:

1. Onze logische orde is niet universeel.

2. Wat niet universeel geldt, laat een restgebied open: het onbepaalde domein.

3. In dat domein zijn objecten niet logisch bepaalbaar.

4. Wat niet bepaalbaar is, is ook niet uitsluitbaar.

5. Wat niet uitsluitbaar is, moet — als onbepaald — worden opgenomen in de ontologie.



Wil je dat ik deze compacte redenering omzet in een filosofisch-essayistische formulering, die je zo in een artikel kunt opnemen (bijv. als kernparagraaf of conclusie)? Dat kan in helder academisch Nederlands, met behoud van deze eenvoud.


-------

De term negatief ontologisch realisme zal ik niet overnemen (dat is een beetje gezwollen). 


Wat er voorts in de analyse mist -wel jammer- is dat God per definitie een onbepaald object is: hij komt juist tot zijn recht als God omdat hij onbepaald is: een Zelfstandig (a se) en eenvoudig persoon is per definitie onbepaald. Maar dat heb ik in het verleden wel eens uitgelegd.

-------

Coda (bij nader inzien):


Ik beschik helaas niet over de prompt. Ik weet niet hoeveel informatie je hebt overgedragen aan de machine (misschien zou mij de prompt nog willen sturen? Ik heb het vermoeden dat je een kopie van een van mijn eigen schrijfsels aan de machine hebt 'gevoerd', is dat juist?)


Wat ik interessant vind is dat de machine het argument in 5 stappen heeft geknipt- ik zelf denk echter dat het aantal stappen wel kleiner kan.


De eerste stap -het uitgangspunt (of 'vertrekpunt' zoals tegenwoordig veel filosofische taalbarbaren zeggen)- is niet problematisch: als die fundamentele wetten door de evolutie 'bedacht' zijn, om duidelijke interne redenen, dan kun je gemakkelijk verdedigen dat ze niet universeel gelden.


De tweede stap volgt zonder problemen uit de eerste: als er een onbepaald domein is (ik heb dat domein inmiddels al zoveel verschillende namen gegeven: eigenlijk is -zoals een andere lezer sugereerde- de naam 'absurd gat' wel probaat) dan kun je dat domein niet 'klassiek' beschrijven. 


De derde en vierde stap zou ik verenigen tot één (derde) stap: als er een absurd gat in de werkelijkheid zit, dan kunnen absurde objecten bestaan. Vanzelfsprekend. 


Interessant is de opmerking van de machine dat de modale termen in het absurde gat niet van toepassing (kunnen) zijn (want modale termen zijn immers niet 'absurd'): als je dat 'ziet' heb je het best goed begrepen. Die schijnbaar modale termen hebben hier slechts een pragmatische betekenis: je beschikt domweg niet over de middelen om het bestaan van absurde objecten uit te sluiten. Absurde objecten hebben vreemde eigenschappen: ze blijven bestaan -'qua absurd' schrijft de machine, enigszins kryptisch- want het is eigen aan absurde objecten dat je ze niet op een duidelijke, logische manier kunt ontkennen. 


En dus staat je niets anders te doen dan het bestaan van absurde objecten te accepteren. Inderdaad: wat anders?


1. Er is een 'absurd gat' in de werkelijkheid (gerechtvaardigde premisse) 

2. Er moeten absurde objecten bestaan (afleiding)

3. Je zult in je lezing van de werkelijkheid absurde objecten -qua absurd object- moeten opnemen (afleiding)

4. God is een absurd object (klassieke definitie van God)

5. Je zult God in je lezing van de werkelijkheid moeten opnemen (afleiding: conclusie)


Als er in de werkelijkheid een absurd gat zit, dan is er -zoals een andere lezer mij schreef- ruimte genoeg voor andere religieuze invalshoeken. Dat is zeker het geval. Ik leg de nadruk op de christelijke godsdienst omdat ik die traditie beter ken dan andere tradities. Het is niet bedoeld als exclusief waardeoordeel.


(Wat mij betreft is het eerste inzicht wel zo belangrijk: als je eenmaal de overtuiging kunt rechtvaardigen dat de dragende muren van wetenschap en rationaliteit, de twee fundamentele wetten, niet heel de werkelijkheid kunnen steunen, dan is er ruimte voor religieuze inzichten. Je kunt dan uitsluiten dat er een universeel wetenschappelijk verhaal zal worden opgesteld- met andere woorden: je kunt uitsluiten dat er in de werkelijkheid geen ruimte is voor religieuze inzichten. Immers: zonder orde geen samenhang en zonder samenhang geen 'gesloten wetenschappelijk verhaal'.)


Geen opmerkingen: