We leren reeds op school dat de werkelijkheid natuurlijk is. We zijn mensen van vlees en bloed. Slechts één draadje hoeft er in je hoofd te knappen, of je leven is voorbij (vrij naar Vroman).
Het nadeel van een natuurlijk wereldbeeld is dat er weinig ruimte is voor zingeving. Wie je bent, wat je wordt, wat je presteert, zulke zaken worden beïnvloed door het toeval. Tenslotte ga je dood.
Het geloof in God nodigt ons uit om 'verder' te kijken dan de beperkte natuurlijke (dagelijkse) wereld. Het geloof houdt in dat er een realiteit is waarin de fysische/natuurlijke beperkingen geen rol spelen.
Op zich is dat geen dwaze gedachte, want volgens het huidige kosmologische model kunnen we principieel niet verder terugkijken dan even na het ontstaan van ons heelal. Alleen dat feit is al voldoende om zelfs de oude ideeën van Aristoteles van stal te halen: je hebt een speciaal 'transcendent instituut' nodig om een heelal te produceren. Hier betreed je het terrein van de metafysica.
Voorts geldt dat cognitief onderzoek ons leert dat de werking van het verstand bepaalt welke werkelijkheid we zien (of: hoe we de werkelijkheid zien). De mens is beperkt. De fysische/natuurlijke wereld is een creatie van de mens. Het is een 'gordijn' dat wij abusievelijk voor de 'echte, enige' werkelijkheid houden.
Ik heb er veel werk van gemaakt om te laten zien dat de natuurlijke werkelijkheid het product is van onze particuliere denkwijze. De praktische grondslag van onze werkelijkheid wordt bepaald door twee wetten. Deze logische wetten bepalen ons beeld van de wereld.
Deze wetten hebben een natuurlijke oorsprong. We treffen al vroeg in de evolutie 'logische' beestjes aan. De bacterie beschikt over een ja/nee operator (wet van het uitgesloten derde) in de celwand: als een nuttige of schadelijke stof een bepaalde drempelwaarde overschrijdt beweegt de bacterie vooruit of achteruit.
De eerste meercellige dieren hadden spierweefsel en zenuwcellen. De taak van deze zenuwcellen was om het spierweefsel te coördineren. Optimaal handelen was mogelijk toen het zenuwweefsel alle spiercellen kon coördineren.
Dieren die optimaal moeten handelen én die meerdere noden moeten lenigen (ze moeten meerdere, verschillende doelen bereiken) hebben een probleem: de verschillende handelingen zijn in conflict met elkaar.
Het brein is dan ook helemaal 'logisch' ingericht: de werking is zo dat vooral conflicten bij de uitvoer van handelingen worden vermeden. Het controle systeem in de hersenen werkt hiërarchisch en waar taken elkaar overlappen (=conflict) zijn er 'wegversmallingen' ingebouwd.
De twee logische wetten zijn niets anders dan twee simpele regels waarmee je conflicten oplost. Ze hebben geen betrekking op de fundamentele eigenschappen van de werkelijkheid.
Voorbeeldje: de oplossing van een schadelijk stof kan 32% zijn. Een bacterie zou nu continu haar gedrag moeten aanpassen: het beestje zou 32% achteruit en 68% vooruit moeten zwemmen. Een bacterie kan echter niet zowel vooruit als achteruit zwemmen. Vandaar dat het gebruik maakt van een logische operator: zolang de drempelwaarde niet is overschreden zwemt het hele diertje vooruit, zodra de drempelwaarde wordt overschreden zwemt het achteruit.
Een bacterie 'ziet' niet de werkelijke concentratie van de schadelijke stof: het ziet slechts of de stof wel (boven de drempelwaarde) of niet (onder de drempelwaarde) aanwezig is.
De logische wetten zijn voor particulier gebruik. Wij zijn belichaamde wezens. In ons lichaam leiden verschillende noden, waarnemingen en handelingen tot conflicten. Door onze wereld logisch te ordenen kunnen wij al deze conflicten zo goed en zo kwaad als het gaat oplossen en kunnen wij adequaat en intelligent handelen.
God is geen belichaamd wezen. Hij heeft de logische wetten niet nodig. Zijn zenuwbanen, spierweefsel en bloedvaten worden niet geplaagd door onderlinge conflicten. Hoe God dan wel denkt is voor ons lastig te doorgronden. We hebben eigenlijk geen idee. Onze logica schiet te kort om hem op begrijpelijke wijze 'in kaart te brengen'.
God is het 'gans andere'. God is 'a se', Zelfstandig.
Voor de gelovige is dit natuurlijk geen probleem. Voor haar is het duidelijk dat onze kijk op de wereld inderdaad beperkt is. De natuurlijke wereld ligt volgens de gelovige in een bad van mogelijkheden die de logische beperkingen overtreffen. Scheppen uit het niets? Stoffelijke mensen bekleden met een geest die geen plaats noch ruimte heeft? Voor ons ondenkbaar, voor God niet.
Het is voor ons uiteraard onmogelijk om greep te krijgen op de transcendente werkelijkheid. We kunnen -dat is het voordeel- het bestaan van God met geen mogelijkheid uitsluiten. Je kunt met een gerust hart theïstisch zijn. Hoe we ons echter moeten 'verhouden' tot de werkelijkheid die onze 'beperkte wereld' met haar onbegrensde mogelijkheden overtreft blijft een kwestie van geloof (en geloof is een kwestie van proberen, een soort 'onderzoek').
Wat we wel kunnen zeggen is dat onze voorstelling van de wereld, de natuurlijke wereld, een bepaalde 'signatuur' heeft. Het is een ethische wereld, waarin wij belichaamd tegenover elkaar staan, en waarin alles wat we doen over het voetlicht wordt gebracht 'in den vleze', op een wijze die al dan niet schadelijk is voor andere 'vlezen'.
Zelfs onze 'rationele' denkwijze is niet bedoeld om de werkelijkheid te analyseren, maar om onze handelingen te beoordelen. We zijn op en top ethische dieren. We leven in een wereld van goed en kwaad. De gehele cognitieve gereedschapskist waarmee wij over de aardbodem scharrelen is voldoende voor ethisch gebruik- en onvoldoende voor rationeel of epistemisch gebruik.
Zelfs de logica is ethisch significant en niet epistemisch of rationeel significant.
Onze natuurlijke wereld kan niet anders gezien worden dan als een religieus-ethische wereld- of, iets voorzichtiger gezegd: onze natuurlijke wereld heeft onmiskenbaar een religieus-ethische signatuur.
----
1a. Waarop stoelt de bewering dat onze logische denkwijze beperkt is? Onze logische denkwijze stoelt op de fundamentele wetten van de logica, de wet van het uitgesloten derde en de wet van non contradictie. Als deze wetten niet universeel gelden, dan geldt geen enkele logische wet universeel. Of deze wetten universeel gelden is afhankelijk van de vraag of -en hoe- wij deze wetten kunnen rechtvaardigen. De vraag of we deze wetten kunnen rechtvaardigen behoort tot de epistemologie van de logica.
We hebben twee stromingen: de wetten van de logica zijn zeer bijzonder (exceptioneel) en de wetten van de logica zijn niet bijzonder (anti exceptioneel).
Volgens de exceptionalisten kun je de wetten van de logica rationeel (ze zijn 'evident') rechtvaardigen of inferentieel (Wilkinson, Logical Rationalism, Journ. Phil. of Logic, 2025). Volgens de anti-exceptionalisten is er geen kwalitatief verschil tussen de logische wetten en alle andere wetten. Tot deze stroming behoren de empiristen of naturalisten (Williamson, Philosophy of Philosophy, 2007; Martin, Identifying logical evidence, Synthese, 2020). Volgens Williamson bijvoorbeeld kunnen logici hun afleidingen en wetten rechtvaardigen door abductie, zoals ook de empirische wetenschappers hun wetten rechtvaardigen. Andere naturalisten zijn Quine, Maddy, Sher, Hjortland.
1b. De rationalist en de inferentialist worden geplaagd door het background problem: je moet de waarheid van de logische wetten veronderstellen als je logische wetten en afleidingsregels wilt rechtvaardigen. De anti-exceptionalist slaagt er beter in om de logische wetten te rechtvaardigen als hij deze herleidt tot evolutionaire (instrumentele) regels.
1c. Nu volgt een anti-exceptionele (evolutionaire/naturalistische) verklaring. In het zogenaamde Ediacarium waren er meercellige dieren. Deze dieren waren relatief simpel. Pas in het Cambrium worden de dieren ingewikkeld en zijn ze in staat om zich actief te bewegen.
Trestman spreekt van CAB's: complex active bodies (Trestman, Origins of embodied cognitief, Biol. Theory, 2013). Hij voert het volgende aan om de Cambrische explosie te verklaren: een dier heeft een goed ontwikkeld cognitief/perceptueel instrumentarium nodig om een complex actief lichaam te kunnen controleren. Ook Keijzer benadrukt dat het eerste zenuwweefsel zich (ook) heeft ontwikkeld om het lichaam te controleren (Keijzer, Moving and sensing without input, Biol. Phil., 2015). Merk op dat Keijzer en Trestman een interne oorzaak aanwijzen voor de ontwikkeling van cognitie. Een lichaam bestaat uit veel losse instrumenten die allemaal samen moeten werken om optimaal te kunnen handelen. (Merk op: Keijzer zegt niet dat zijn weergave van Pantin's Brain-skin these een verklaring is voor de Cambrische explosie).
Dieren bestaan na het Cambrium -de phyla zijn dan gegeven- uit één lichaam dat diverse handelingen kan (moet) verrichten. Het verstand -cognitie- stelt het lichaam in staat om optimaal te handelen als het één handeling tegelijk uitvoert. Het verstand kun je dan opvatten als een finite-state machine (Badre, On task, Princeton, 2020): het blijft één handeling uitvoeren totdat zich een andere handeling aandient. Het wisselen tussen handelingen is een logisch proces. Je handelt optimaal als je ofwel alpha ofwel niet alpha uitvoert; je handelt niet optimaal als je twee handelingen tegelijk uitvoert (alpha noch niet alpha). Twee handelingen tegelijk optimaal uitvoeren is onmogelijk.
Aangezien handelen voor CAB's -en de mens is een CAB- van levensbelang is, is het begrijpelijk dat deze grondslagen van het handelen de werking van alle andere cognitieve instrumenten bepaalt. Zo valt te verklaren waarom de waarneming 'logisch' is (je ziet of afbeelding alpha of afbeelding niet-alpha); ook onze concepten hebben een logische bouw; en onze verhalen over de wereld zijn logisch (we hebben één model van de wereld).
Deze (haastig genoteerde) verdediging van het anti-conceptualisme kan het primaat van de twee logische wetten voor onze cognitie rechtvaardigen: je gebruikt de wetten apriori en generiek omdat ze het gehele cognitieve systeem 'besturen'; ze wortelen in de evolutionaire 'plicht' om optimaal te handelen. Je bent het background probleem nu echter wel kwijt. Hier valt nog veel meer over te zeggen, maar mijn punt kan gemaakt worden: logische wetten zijn niet universeel. Het zijn instrumenten voor 'intern' gebruik. Wij zijn door de evolutie niet ontweroen om de werkelijkheid te doorgronden, maar om ons te 'behelpen' in de wereld. Het verstand van de mens is beperkt.
Zijn hier aanwijzingen voor? Wel, de vele pogingen van filosofen om logische afleidingen en wetten te rechtvaardigen mislukken keer op keer. Dat is toch een teken aan de wand. Als de werkelijkheid een logische grondslag heeft dan zou het rechvaardigen van de logische denkwijze niet zo lastig hoeven zijn. Maar niet alleen logici, ook fysici leggen ons een theorie over de werkelijkheid voor die logisch slecht begrepen wordt. Naarmate het inzicht van de fysici groeit, blijkt de werkelijkheid zich sterker te onttrekken aan onze intuitieve logische wetten. De werkelijkheid wordt slechts 'instrumenteel' begrepen, niet fundamenteel. In een logische wereld zou je juist het omgekeerde verwachten: daar zou groeiend inzicht ons juist sterker moeten binden aan de logische grondslagen (in een logische wereld zou alles juist steeds beter moeten 'kloppen'). Het heeft er veel van weg dat dat niet het geval is. Dus ja: voor de stelling dat logisch denken alleen voor 'eigen gebruik' is bestaan aanwijzingen. Merk op: als onze logische denkwijze voor eigen gebruik is, dan is onze denkwijze instrumenteel en mogen we verwachten dat onze beschrijving van de werkelijkheid niet steeds beter 'begrepen' wordt (de samenhang wordt ons niet duidelijk), alhoewel ze 'instrumenteel' krachtiger wordt.
Hoe ziet de wereld er -volgens ons: wie anders?- uit buiten onze 'logische lichtkring': wel, buitengewoon vreemd (Mortensen, Anything is possible, Erkenntnis, 1989). In de werkelijkheid buiten onze logische lichtkring is alles waar (mogelijk). (En ik kan het niet laten om daar aan toe te voegen: dus ook het bestaan van een goede God: die slotsom is mooi meegenomen voor een theïst). [Merk op: ik hoef de werkelijkheid buiten onze logische lichtkring niet te ontwarren: ik hoef er alleen gebruik van te maken. Zogenaamde parodieën en absurditeiten doen geen afbreuk aan het inzicht dat ik weet dat God deel uitmaakt van de 'inboedel van de werkelijkheid'- je kunt zijn bestaan met geen mogelijkheid/instrument uitsluiten. Tenslotte: we passen dit toe op de definitie van 'weten' (justified true belief): (1) ik geloof dat God bestaat, (2) ik heb een methode om te laten zien dat God bestaat (=naturaliseren van log.wet.) (3) het is waar dat God bestaat (in een werkelijkheid waar alles waar is). -Ik mag daarom zeggen dat ik weet dat God bestaat.]
14 opmerkingen:
Jac, lees het aanhangsel en produceer een geldige weerlegging. Ik heb mijn betoog en argumenten genoteerd. Wie zich niet kan vinden in het betoog kan gewoon zijn schouders ophalen en zijn eigen koets varen. Wie echter het debat wil aangaan, zal een geldige weerlegging moeten verschaffen.
Een agnostische houding is in het geheel niet dom; maar wel als ze zomaar voetstoots wordt gekozen. Ook voor een agnostische houding moet -als je meedoet aan een filosofisch debat- worden geargumenteerd. Jouw probleem is dat je geen boeken leest. Geen idee waarom je zo'n afkeer van studie hebt. Je krijgt, als je het werk van andere filosofen leest, een groot aantal argumenten voor je positie cadeau. Begin eens met het volgende boekje: Robin LePoidevin, Agnosticism, Oxford Very Short Introduction. Hij schrijft zeer toegankelijk.
Kant vond dat filosofie en natuurwetenschap niet los van elkaar kunnen bestaan. Vandaag zou dat betekenen dat een filosoof kennis moet nemen van moderne fysica, inclusief kwantummechanica en relativiteit.
Ik vraag mij af of je de hand niet in eigen boezem moet steken als je Jac Vaes verwijt niet voldoende geïnformeerd te zijn.
Bert, ik studeerde filosofie en cognitiewetenschappen. Ik ben daarna gepromoveerd in de filosofie. En anders dan jullie bemoei ik me niet met vakken die ik niet gestudeerd heb. Jullie willen je graag wagen aan filosofisch debat zonder inhoudelijk op de hoogte te zijn van de courante argumenten in het debat. Dat vind ik niet zo 'snor' :)
Jan-Auke,
Mogelijk is mijn antwoord op jouw reactie van 4 december 2025 om 04:22 je ontgaan.
Daarom nog een keer, want ik ben benieuwd naar je antwoord zodat ik met een weloverwogen mening kan geven:
Allereerst: Ik heb mijn agnostische houding niet zomaar voetstoots gekozen. Ik heb er wel degelijk argumenten voor, dat kan je toch niet ontgaan zijn of wel?
Ik heb eens naar het aanhangsel gekeken en ik wil er graag op ingaan. Maar om het goed te begrijpen wil ik eerst weten wat je verstaat onder een werkelijkheid buiten onze logische lichtkring?
Versta jij daaronder een werkelijkheid waarvan wij niet weten of ze logisch gestructureerd is of een werkelijkheid waarvan wij weten dat ze niet logisch gestructureerd is. Of versta je daaronder gewoon een werkelijkheid waar wij, logisch denkende mensen niets zinnigs over kunnen zeggen. Zodra ik weet hoe je een werkelijkheid buiten onze logische lichtkring definieert zal ik erop ingaan.
vr. gr.,
Jac
Jan-Auke,
[En anders dan jullie bemoei ik me niet met vakken die ik niet gestudeerd heb.]
Dat is nou juist het punt want dat doe je wel. Je verkondigt bijvoorbeeld dat
kwantumfysische fenomenen laten zien dat er tegenstrijdigheden bestaan door klakkeloos Carlo Beenakker te citeren waarbij je blijk geeft niet te begrijpen wat de implicatie is van het feit dat iedere meting slechts één niet tegenstrijdig resultaat laat zien.
Hoogleraar theoretische fysica Carlo Beenakker beschouwt superpositie primair als een wiskundig hulpmiddel om de werkelijkheid te beschrijven, in plaats van een directe, tastbare fysieke realiteit.
Beenakker benadrukt dat wiskundige abstractie en fysieke realiteit niet één op één samenvallen. Hij is van mening dat de 'magie' van de kwantummechanica - inclusief concepten als superpositie en verstrengeling - vooral in de interpretatie zit, en dat deze fenomenen het best beschreven kunnen worden met behulp van de precieze, technische taal van de wiskunde.
In de kwantummechanische theorie is het concept van een superpositie de som van twee complexe individuele toestanden die elkaar uitsluiten. Het gaat te ver om deze imaginaire theoretische tegenstrijdigheid als reëel te beschouwen.
Zoek maar eens naar "superpositie in Ket notatie".
Voor mij is het moeilijk om Beenakker te consulteren maar
als gelovige academicus had je minsten de moeite kunnen nemen bij Beenakker te verifiëren of jouw conclusie juist was. Ook had je kennis kunnen nemen van de wetenschappelijke consensus op het niveau van de Scientific American waarop ik ruim 60 jaar geabonneerd was. Dan had je kunnen weten dat jouw conclusie niet gerechtvaardigd is.
Het ontgaat je blijkbaar dat je daarmee jouw eigen filosfie ondermijnt.
Dat is mijn enige bezwaar. Ik heb geen boodschap aan wat jij of Beenakker geloven.
Bert, je legt me woorden in de mond. Ik suggereer niet dat superpositie iets te maken heeft met schendingen van de logica. En ook Paul Davies zegt dat niet. Dat is toch een beetje een verzinsel van jou, Bert. Ik citeer slechts fysici: keurig met vermelding van hoofdstuk en als het kan bladzijde. Als je denkt dat er iets niet klopt, dan moet je dat maar even regelen met hen. Citeren uit de bron -ad fontes!- is een goede gewoonte. Nota bene: het gaat hier overigens louter en alleen om de metafysische 'aankleding' van de theorie. Maar voor de goede orde: waar zegt Davies dat superpositie een niet-logisch verschijnsel is? (Citeer maar even letterlijk waar hij dat zegt?)
Jan-Auke,
"Jac, lees het aanhangsel en produceer een geldige weerlegging". Ja meester dat wil ik wel proberen maar dan moet u eerst een definitie geven van een paar termen die u daar gebruikt. Wat versta u onder iets wat buiten onze logische lichtkring valt en wat versta u onder God. Uit een definitie die u eerder eens hebt gegeven meen ik te mogen opmaken dat u onder God een persoonlijk wezen a Se verstaat. Zie ik dat goed?
Als dat juist is en als u ook nog even aangeeft wat het volgens u precies betekent als iets buiten onze logische lichtkring valt, zal ik proberen te weerleggen wat u in het aanhangsel betoogt. Is iets wat buiten onze logische lichtkring valt iets waarover wij zinnig kunnen praten? Ja of nee? Maak eens met een definitie duidelijk wat u precies bedoelt. Dan ga ik meteen aan de slag.
vr. gr.,
Jac
Jac, ik betoog dat we de werkelijkheid niet logisch kunnen ordenen (de werkelijkheid zelf is niet consistent/coherent). Delen van de wereld (ons domein) kunnen we vanzelfsprekend wel logisch ordenen. We hebben echter geen cognitieve middelen om fundamentele uitspraken over de werkelijkheid te doen. Het komt er in de praktijk op neer dat epistemologische termen zoals 'wet', 'waarheid', 'echt', 'de realiteit' beperkt geldig zijn.
Merk op dat dit geen trivialisme is: trivialisme is een *formele* logische theorie.
God is (klassieke definitie) Zelfstandig (a se) en eenvoudig.
Jan-Auke,
In het aanhangsel heb je het over een werkelijkheid buiten onze logische lichtkring. Hoewel ik betwijfel of zo’n werkelijkheid bestaat, zal ik mij hier opstellen als iemand die niet betwijfelt dat er een werkelijkheid is die buiten onze logische lichtkring valt, en dat wij deze daarom niet logisch kunnen ordenen en er dus geen zinnige uitspraken over kunnen doen.
Nu zeg jij in het aanhangsel dat in een werkelijkheid buiten onze logische lichtkring alles waar is, en dus ook dat God bestaat. Mijn vraag is hoe je kunt weten dat deze bewering logisch geldig volgt uit het feit dat wij over die werkelijkheid geen zinnige uitspraken kunnen doen. Als wij er geen zinnige uitspraken over kunnen doen, dan is ook de bewering dat God bestaat onzinnig, en dan hebben wij geen reden om die voor waar aan te nemen.
Wat buiten onze logische lichtkring valt, is bovendien onafhankelijk van wat wij daarover menen te weten. Het hoeft daarom niet per se onwaar te zijn, maar evenmin per se waar. De bewering: ‘een persoonlijke God bestaat niet’ valt buiten onze logische lichtkring, maar is die bewering daarom onwaar? Dat weten wij niet, evenmin als wij weten dat de bewering ‘er bestaat een persoonlijke God’ waar is.
Wij kunnen niet weten of proposities die buiten onze logische lichtkring vallen waar zijn, maar ook niet of ze onwaar zijn. Daarom kunnen wij er beter over zwijgen.
Hiermee formuleer ik een logisch geldige objectie tegen jouw bewering dat God bestaat, tenminste, als je onder God een persoonlijk wezen verstaat.
In een volgende bijdrage wil ik betogen dat de mogelijkheid om te kunnen weten of God bestaat, afhankelijk is van de wijze waarop wij ‘God’ definiëren.
vr. gr.,
Jac
Jan-Auke,
[ Ik suggereer niet dat superpositie iets te maken heeft met schendingen van de logica.]
Ontken je dat je de bewering van Carlo Beenakker dat een stroompje tegelijkertijd in twee richtingen liep en dat je dat gebruikte als evidentie van een tegenstrijdigheid?
Inderdaad, Paul Davies had het niet over schendingen van de logica maar ik had het alleen maar over het feit dat een fysische grootheid aantoonbaar niet alle mogelijke waarden waarden heeft wat empirische evidentie is voor een begrenzing van mogelijkheden.
Einstein merkte op dat het miraculeus was dat hij met zijn theorie iets van de wereld kon begrijpen.
Het is precies zo miraculeus dat men met de kwantumtheorie blijkbaar iets van de wereld begrijpt als men een kwantumechanische grootheid miraculeus nauwkeurig kan vaststellen!
Zelfs ik vind dat een wonder.
Bert, waar het om gaat is dat ze niet kunnen aantonen dat niet alles mogelijk is. Als qm iets zegt over de werkelijkheid, wát dan precies? Als jij het weet, dan moet je onmiddellijk een artikel schrijven: en dan ligt je nobel-prijs klaar. (Dus: wel grappig dat je in dit verband Einstein aanhaalt: die vond juist dat QM een theorie is die maakt dat wij MINDER van de wereld begrijpen.)
Jan-Auke,
[Als qm iets zegt over de werkelijkheid, wát dan precies? Als jij het weet, dan moet je onmiddellijk een artikel schrijven: en dan ligt je nobel-prijs klaar.]
Als de qm niets zegt over de werkelijkheid, hoe kan dan een qm-grootheid zo fabuleus nauwkeurig gemeten worden?
Einstein begreep trouwens de qm net zo goed als zijn zwaartekrachtstheorie.
Algemeen wordt hij zelfs beschouwd als een van de grondleggers van de qm toen hij in 1905 met zijn theorie van het foto-elektrisch effect kwam waarmee hij de nobel-prijs won.
Die ligt ook voor jou klaar als je kunt bewijzen dat alles mogelijk is.
Jan-Auke,
Overigens, Einstein heeft niet kunnen meemaken dat zijn idee van verborgen variabelen ontkracht werd door John Bell en Alain Aspect.
Hun werk bevestigde experimenteel de "spookachtige" aard van verstrengeling en sloot theorieën over lokale verborgen variabelen uit die Einstein voorstond.
Nee, de kwantumwereld is net zo reëel als een stoel.
Het uitsluitingsprincipe van Pauli is een kwantummechanisch principe dat stelt dat twee identieke fermionen niet dezelfde kwantumtoestand kunnen bezetten.
Door dit principe is te begrijpen waarom we op een stoel kunnen zitten zonder er doorheen te zakken.
Jan-Auke,
Ik heb niet logisch geldig kunnen aantonen dat het onwaar is wat je in het aanhangsel beweert, namelijk dat God bestaat. Wel meen ik aannemelijk gemaakt te hebben dat jouw bewering dat God bestaat onbetrouwbaar is: wij kunnen immers niet weten of alles buiten onze logische lichtkring waar is.
We mogen zeggen: als wij kunnen weten dat alles waar is, dan valt er niets buiten onze logische lichtkring. Maar het omgekeerde geldt niet logisch: we kunnen niet concluderen dat wij alles kunnen weten als er niets buiten de lichtkring valt. Wel geldt: als er iets buiten valt, kunnen wij niet weten dat alles waar is.
De propositie “X bestaat of X bestaat niet” is altijd waar. Maar “X bestaat terwijl X niet bestaat” valt buiten onze lichtkring. Dan weten we alleen dat het onzinnig is, niet dat het waar is. Het kan pas zinnig zijn binnen iemands logische lichtkring.
Toen ik hier eens met Cruijff over sprak zei hij: “Da’s logisch.” En toen ik opmerkte dat sommige logici daar anders over denken, zei hij: “Als zullie dat denken, zitten ze fout, maar vóórdat ík die fout maak, maak ik die fout niet.” En: “Als je niet schiet, kun je niet scoren.”
Welnu, ik heb geschoten. Zou ik volgens jou geldig gescoord hebben als jij scheidsrechter was?
vr.gr.,
Jac
Een reactie posten