Niemand schrikt meer van de opmerking dat een muur heel goed rood én groen kan zijn, maar dat hij niet rood en groen kan lijken (dit is een opmerking die ik deze week tegenkwam in een artikel over de zogenaamde 'laws of appearance', de gedachte dat de wijze waarop wij de wereld waarnemen -ons waarnemingssysteem- bepaalde wetmatigheden aan de werkelijkheid oplegt, terwijl we met geen mogelijkheid kunnen zeggen dat de werkelijkheid zelf deze eigenschappen heeft).[$]
Langzaam dringt het besef door dat de wereld minder streng geordend is dan wij -mijn generatie- meenden. Tussen 2014 en 2024 is er een nieuwe generatie (jonge) filosofen aan de slag gegaan, zoals bijvoorbeeld Adam Pautz, die vermoedelijk geen moeite heeft met de ideeën van Priest en Beall (ze zijn er mee groot geworden). [Maar schreef Wittgenstein al niet iets dergelijks in zijn Onderzoekingen: "ik had de strengheid geeist" (dat heel de werkelijkheid logisch gesloten is was een strenge eis van de mens, geen observatie of wiskundig resultaat)].
Betekent dit nu dat we de twee klassieke logische regels maar moeten opgeven? Nee, dat geloof ik niet. Shapiro schrijft in een boek over de verschillende nieuwe logische systemen dat de meeste logici in de praktijk een voorkeur hebben voor de klassieke rekening: die is wel zo 'intuïtief, die lijkt ons 'van nature' 'op het lijf te zijn geschreven'. Anders gezegd: de klassieke logische rekening zit diep 'in ons systeem'. [*]
Priest heeft trouwens ook nooit beweerd dat je alle contradicties ernstig moet nemen.
De dialetheïst zegt (1) dat je sommige contradicties ernstig moet nemen, en (2) dat een ware contradictie geen ernstige gevolgen hoeft te hebben voor de samenhang van je theorie (=paraconsistentie).
Toch lijkt het rekenen met contradicties in de praktijk evengoed nog het meest op een poging om te wandelen op één been. Het is mogelijk om op één been te lopen, maar het vergt wel uitermate veel kracht, behendigheid en doorzettingsvermogen (je moet een 'hop' wagen en als je neerkomt met veel moeite je evenwicht bewaren- en vervolgens een nieuwe 'hop' wagen). Het wrange van lopen op één been is dat je met meer moeite aanzienlijk minder bereikt dan mensen die op twee benen wandelen.
In de praktijk is het dan ook aan te raden om contradicties te vermijden. Over goede, praktische redenen om klassiek te blijven denken beschik je dus ook vandaag de dag nog.
Wat je echter wel kwijt geraakt bent is de metafysische onderbouwing voor de gedachte dat de klassieke wetten universeel gelden. Je kunt niet volhouden dat de klassieke logica waar is omdat de échte, stoffelijke -of, voor Frege, de platoonse- wereld logisch geordend is; evenmin -voor de theïst- kun je je beroepen op Gods superieure rationele inzicht (want het begrip 'rationeel', alsof het hier om een bijzonder 'ideaal' gaat, is nu problematisch geworden).[±]
Over een alternatief voor de wet van non-contradictie, beschikken we niet. Als deze wet ons niet zegt wat in absolute zin de tweedeling is tussen 'het mogelijke' en 'het onmogelijke', dan beschikken we niet langer over een modaal criterium [%].
De gedachte dat God zelf (dus) ook geen klassiek logisch wezen is, doch eerder een absurd wezen -hoe kan God alwetend zijn als hij klassiek logisch denkt in een werkelijkheid die niet klassiek geordend is-, is ook niet langer ongewoon onder filosofen. Ik denk ook dat het uitsluitend voordelen heeft om te erkennen dat God absurd is, want traditionele theologische problemen laten zich eenvoudiger oplossen als God absurd is.
Het is natuurlijk ook een beetje dwaas voor de mens om de werkelijkheid af te schilderen als een logisch gesloten domein, dat wil zeggen, als een domein dat hij intellectueel helemaal kan belichten. Het is, in ieder geval in de ogen van naturalist, naïef om te geloven dat de werkelijkheid is ontworpen om door de mens te worden begrepen; of, wat op hetzelfde neerkomt, dat de mens is geëvolueerd om de werkelijkheid te doorgronden.
De mens is gevormd om zichzelf te behelpen, niet om de werkelijkheid te begrijpen. Deze naturalistische opvatting heeft nu eenmaal theologische implicaties.[@]
----
[$] zie bijvoorbeeld: Green, Empirical Explanation of the Laws of Appearance; Kalderon, A, Color Pluralism; Pautz, A, The puzzle of the laws of appearance. De opmerking over de muur die rood en groen is, maar persé altijd of rood of groen lijkt, wordt aangehaald in Green en is te vinden in Kalderon.
[*] Stewart Shapiro, Varieties of Logic, oxford. Ik zal in een volgende post betogen dat de klassieke logische wetten inderdaad in ons systeem zitten- en er dus ook niet uit weg te snijden zijn.
[%] zie bijvoorbeeld: Tanaka, K & Sandgren, A, The Many Faces of Immpossibility, Cambridge.
[@] Een van de theologische implicaties is dat het bestaan van God geen strijdpunt meer kan zijn. Dát lijkt me de belangrijkste winst van deze zienswijze. Als de wereld absurd is en als God per definitie absurd is, dan is het onmogelijk om zijn bestaan uit te sluiten.
[±] Het is wel lastig om te bepalen hoe je hier mee moet omgaan. Misschien kun je hier een soort 'Heisenberg-snede' (engels: heisenberg cut) gebruiken. Heisenberg meende dat we niet kunnen/zullen begrijpen wat de matrix-rekening over de werkelijkheid zegt. De matrix-rekening staat geheel op zich zelf (als een reeks platoonse vormen). Ze krijgt pas betekenis voor ons als je een meting doet. Ongeveer hetzelfde, maar dan gespiegeld (!), geldt voor de orde in de wereld: de wereld zelf is onbegrijpelijk, ze krijgt pas betekenis als we er in slagen haar in ons logisch formalisme -in een logisch naratief- te dwingen.
35 opmerkingen:
Beste Jan-Auke
Ik ben het met grote lijnen eens met wat je schrijft en Ik neem volledig van je aan dat:
"Langzaam dringt het besef door dat de wereld minder streng geordend is dan wij -mijn generatie- meenden. Tussen 2014 en 2024 is er een nieuwe generatie (jonge) filosofen aan de slag gegaan, .."
Wat ik wel weet is dat al eeuwen geleden, met name vóór de verlichting, deze opvattingen gemeengoed waren in de wereld. Ik heb het dan niet over jouw generatie en cultuur beleving. Het gaat mijns inzien nog verder dan logische redeneringen: het geloven in wonderen en het "deus ex machina" getuigt niet erg van een streng geordende en (gezien de fysica) van een gedetermineerde wereld.
Jouw onderscheid tussen de logica in de "nabije wereld" en de transcendente wereld begrijp ik wel. Voor Spinoza lijkt dat niet zo te zijn met zijn: "Deus sive natura". Hoewel hij "wonderen" niet tot de wereld rekent, jammer.
Voor de mensen die geen onderscheid maken tussen de "nabije wereld" en de transcendente wereld, dus een holistische (religieuze) immanente wereld aannemen, bestaat de contradictie wel in de werkelijkheid. Zij beleven juist de religieuze werkelijkheid als contradictoir. Ik verwijs hierbij naar de logica van Nagarjuna en de religieuze wereld van Kitaro Nishida.
Een belangrijke conclusie van mij is, aannemende dat de werkelijkheid contradictoire is, dat de "nabije wereld" gezien zijn inbedding in de illusie van tijd en ruimte, wel als uitzondering duaal en gedetermineerd kan "zijn". "Zijn" tussen aanhaling, als men het gelooft dan is het waar.
Met vriendelijke groet van JanD
- zoals bijvoorbeeld Adam Pautz, die vermoedelijk geen moeite heeft met de ideeën van Priest en Beall (ze zijn er mee groot geworden). -
Ik ken de aanstormende garde niet. Dus ik ben blij dat u, meneer Riemersma, aandacht schenkt aan de nieuwe garde strijdbare filosofen.
Via Google heb ik snel het één en ander gevonden over Pautz. Een bezig bijtje die zeker wel iets heeft te melden. Maar echt iets nieuws? Neen, dat heb ik zo gauw niet gevonden. Wel gedegen reflecties over oude maar springlevende koeien. Niks mis mee.
Hangt Pautz een versie van het dialetheïsme aan? Misschien wel. Maar in de gauwigheid vond ik er niets over.
Voor zo ver ik Pautz begrijp, beweert hij dat onze semantische netwerken, de zogeheten intentionaliteit, niet simpelweg gereduceerd mag worden tot eenvoudige percepties en/of vurende neuronen. Maar dat zei Putnam. Hilary Putnam ook al nadat hij het zogeheten computerfunctionalisme had afgezworen. O ja, Pautz houdt zich bezig met de menselijke geest. Mijns inziens het filosofisch onderwerp bij uitstek.
Maar ik ben benieuwd naar een filosoof die op intelligente wijze zowel geestfilosofie bedrijft als dialetheïstische logica.
Als onze omgeving paradoksaal zou zijn, dan zou ons lichaam ermee verweven zijn en zouden onze zintuigen wel degelijk raad weten met paradoksale feiten, denk ik.
:)
JanD, ik neem graag van je aan dat de mensen vroeger sterk in wonderen geloofden (maar ook nu kun je mensen nog vrij veel op de mouw spelden toch? De -voor mij althans- meest vreemde wereldbeelden zijn in zwang). Maar je opmerking valt buiten het bestek van mijn bijdrage: de klassieke logica is opgesteld door Frege en Russell omstreeks het einde van de 19de eeuw (begin twintigste eeuw). Mensen konden voor die tijd in het geheel niet over de logische orde nadenken, want die bestond nog niet. Het is dan ook zinloos om van de generaties (met name de filosofen) vóór Frege en Russell te verlangen dat ze hun inzichten op formele, logische wijze ordenden. Voorts hebben wonderen niets met formele logica te maken: logisch gezien zijn wonderen niet onmogelijk. Je veegt in je bijdrage de inzichten van de moderne natuurwetenschappen (aposteriori-inzichten) ongelukkigerwijs op één hoop met logische inzichten (apriori-inzichten). Wonderen zijn chemisch en fysisch onmogelijk, maar logisch gezien is het niet onmogelijk dat wijn verandert in water. Wat (klassiek) logisch wel onmogelijk is, is dat wijn en wel en niet in water verandert.
RV, ik heb geen idee wat jij onder nieuw verstaat. Het werk van Pautz is voor mij 'nieuw' genoeg: hij maakt een nuttig onderscheid in zijn artikelen tussen 'de wetten van de waarneming' en de fysische wetten (met als belangrijk gevolg dat we niet de wetmatigheden van de 'werkelijkheid' zien, maar de wetmatigheden van onze eigen waarnemingen). Ik denk dat dát nieuw is. Het wordt goed onderbouwd. Je zegt tenslotte: "als onze omgeving paradoksaal zou zijn, dan zou ons lichaam ermee verweven zijn en zouden onze zintuigen wel degelijk raad weten met paradoksale feiten." Dit lijkt me onjuist. Of beter gezegd: dat is precies hoe het werkt. De wereld zelf is vluchtig en ongrijpbaar en het antwoord van de natuur op die wanorde is door het scheppen van een valse orde: zo wordt de waarneming van licht door de hersenen vertraagd opdat luisteren en kijken -als bijvoorbeeld iemand tegen je spreekt- synchroon 'ervaren' wordt.
(Nota bene: JanD en RV, als jullie op elkaar willen reageren, verzoek dan even om elkaars email-adres: dan kunnen jullie elkaar persoonlijk de les lezen. Ik heb geen behoefte aan die -oeverloze- twist.)
Sorry, meneer Riemersma,
maar nee, mijns inziens is wat Pautz verkondigt niet echt nieuw. En dat geeft ook niet. Want eigenlijk is het onmogelijk om nog iets nieuws te verkondigen in de filosofie. Alles is wel gezegd. Maar het blijft nodig om de diverse standpunten voorzichtig, doorzichtig en rationeel tegenover elkaar af te wegen.
Eigenlijk hangt Pautz een soort kantianisme aan: de buitenwereld is weerbarstig en we drukken onze menselijke visie op de wereld.
Toch is het noodzakelijk, dunkt me, om enig realisme te bezigen. Heus, de stoel waarop ik zit, is zeer echt en niet louter mijn projectie op een wellicht onbestaanbare buitenwereld.
Om dit alles goed te formuleren is nog heel veel filosofie, brede filosofie, nodig.
Er zijn nog heel veel semantische analyses nodig om ons menselijk creatief conceptueel onderscheidingsvermogen een beetje in beeld te krijgen. En dat was dan ook de crux van mijn opmerking richting JanD: probeer te werken aan een theorie van dat onderscheidingsvermogen.
Elk mens heeft zo zijn persoonlijke versie van dat semantisch onderscheidingsvermogen. Maar het komt nogal eens voor dat nogal wat onderscheidingen enigszins incorrect zijn. Hoe is dat mogelijk? En waarom is het mogelijk?
Van dat soort problemen dus.
Beste Jan-A.,
Ik lees : "" Ik denk ook dat het uitsluitend voordelen heeft om te erkennen dat God absurd is, want traditionele theologische problemen laten zich eenvoudiger oplossen als God absurd is".
Dat roept toch de vraag op: "Als wij traditionele theologische problemen niet kunnen oplossen is het dan niet redelijker om te denken dat God niet bestaat of dat wij , indien hij wel bestaat, eigenlijk niets van hem weten. Kunnen wij überhaupt wel weten dat God bestaat en wat zijn eigenschappen zijn als hij ons daarvan niet op niet mis te verstane wijze op de hoogte stelt"?
vr. gr.,
Jac
RV, je kunt zo heerlijk nietszeggend zijn: we hebben 'brede' filosofie nodig, het is nodig om 'enig' realisme te bezigen, enz. De deur staat open, zou jij hem daarom voor ons willen openen? (Maar het is goed om te weten dat jij een stoel hebt die echt is: is er tenminste één object in het universum waarvan we zeker weten dat het 'echt' bestaat.)
Jac, je stelt in een paar regels vier buitengewoon ingewikkelde vragen.
(1). Gesteld dat we (traditionele) theologische problemen niet kunnen oplossen, is het dan niet redelijker om te denken dat God niet bestaat;
(2). Gesteld dat we (traditionele) theologische problemen niet kunnen oplossen, terwijl we toch denken dat God bestaat, moeten we dan niet concluderen dat we 'eigenlijk niets' van hem weten;
(3) Kunnen wij uberhaupt weten of God bestaat?
(4) Gesteld dat God bestaat, kunnen wij dan weten wat zijn eigenschappen zijn?
Je zou daar nog een vraag aan kunnen toevoegen: (5) als we weten dat er een transcendente werkelijkheid bestaat, is het dan nog nodig om deze wonderlijke werkelijkheid te verrijken met het bestaan van een wonderlijke persoon? (Met andere woorden: hebben we voor onze religieuze doeleinden eigenlijk wel een God nodig?)
Het zijn prangende vragen Jac, daar geef ik je helemaal gelijk in. Ze nemen me al sinds jaren in beslag. Het is nu echter tijd voor een ontbijt en dan fiets ik naar school: ik zal je vragen vandaag niet meer kunnen beantwoorden. Maar wees gerust: ze komen ook dit 'seizoen' weer in ruime mate aan bod.
Jan-A.,
Je zegt tegen RV: "(Maar het is goed om te weten dat jij een stoel hebt die echt is: is er tenminste één object in het universum waarvan we zeker weten dat het 'echt' bestaat.)" . Leuk gezegd en het is onmiskenbaar waar.
Het ding waarop ik thans zit is volgens mij ook echt. Ik meen althans dat het echt dat ding is waarop ik zit en ik meen zelfs dat het een stoel is. Maar stel eens dat het geen stoel zou zijn, dan nog zou ik geen enkel probleem hebben, want ik zit redelijk comfortabel. Natuurlijk, het kan in elkaar klappen en dan val ik, maar wat maakt het dan nog uit of tet een stoel is of iets anders dat in elkaar klapt?
vr. gr.,
Jac
Jan-Auke,
[hebben we voor onze religieuze doeleinden eigenlijk wel een God nodig?]
Wat zijn religieuze doeleinden?
Jan-A.,
"Over een alternatief voor de wet van non-contradictie, beschikken we niet. Als deze wet ons niet zegt wat in absolute zin de tweedeling is tussen 'het mogelijke' en 'het onmogelijke', dan beschikken we niet langer over een modaal criterium [%]"
Valt dat echt niet te betwijfelen?
Is er werkelijk bewijs is dat de hoofdwetten van de logica geen deel uitmaken van de ontologie van de werkelijkheid en ons niets zeggen over de aard van de werkelijkheid ? Iets kan mogelijk waar en mogelijk onwaar tegelijk zijn, ook waar en mogelijk onwaar of onwaar en mogelijk waar. Dat is eigen aan alles wat contingent is; geen probleem en niet strijdig met de wet van non-contradictie. Maar is er ooit ergens bewijs geleverd dat iets waar en onwaar tegelijk kan zijn in precies dezelfde betekenis en context? Is ooit aangetoond dat een deeltje zich bij de meting op twee plaatsen tegelijk bevond?
Kan iets wat noodzakelijk waar is, i.e. waar in alle mogelijke werelden tegelijkertijd onmogelijke waar zijn, dus onwaar in alle mogelijke werelden.
Is het werkelijk mogelijk dat God, indien hij bestaat, tegelijkertijd bestaat in alle mogelijke werelden en in geen enkele mogelijke wereld? Dat zou pas een echte contradictie zijn, in tegenstelling tot veel voorbeelden van de zogenaamde leugenaar paradox. Daar zijn geen echte contradicties in te ontdekken. Een voorbeeld dat in dit verband vaak wordt aangehaald is: "Deze zin is onwaar"'. Als de zin waar is dan zou hij tegelijkertijd onwaar zijn, wordt vaak gezegd. Maar is het niet aannemelijker dat hier sprake is van slordig en verwarrend taalgebruik in plaats van een echte contradictie?
vr. gr.,
Jac
Beste Jan-A.,
Ik wil mijn laatste inzending wat verder toelichten en daarmee wellicht tegen het zere been schoppen; niet om te plagen natuurlijk maar om je uit te dagen en daarom geef ik slechts een zacht tikje.
"Priest suggereert dat sommige paradoxen, zoals de leugenaarsparadox ("Deze zin is onwaar"), mogelijk ware contradicties zijn". Maar is dat overtuigend? Als de zin in zijn hoedanigheid van verwijzende zin waar is dan is de zin natuurlijk niet onwaar in zijn hoedanigheid van verwijzende zin; maar naar de zin waar naar verwezen wordt en die onwaar zou zijn moeten wij gissen. Is dat dezelfde zin als de verwijzende zin? Zo ja, dan moeten wij in die ene zin onderscheid maken tussen twee hoedanigheden, namelijk de hoedanigheid van verwijzende zin en de hoedanigheid van zin waar naar verwezen wordt; en tevens moeten wij ons dan afvragen of een zin in een en dezelfde hoedanigheid tegelijkertijd waar en onwaar kan zijn. Hebben de vraagtekens die de genoemde zin oproept niet meer te maken met ambiguïteit of verwarring door krakkemikkig taalgebruik dan met een ware contradictie? Volgens mijn wel maar ik denk dat jij, als contradictieminnend filosoof, er moeite mee hebt om dit zogenaamde voorbeeld van een contradictie prijs te geven? Of kun je het, net als ik, in de prullenbak gooien?
vr. gr.,
Jac
Jac, ik verwijs je naar de literatuur: jij staat tamelijk alleen tegenover de logici van deze wereld. En ook ik heb meer vertrouwen in de opvattingen van de logici. Dat betekent dat je nogal wat werk te verzetten hebt en moet aantonen dat zelfverwijzing in geen enkel geval een tegenspraak oplevert. Ik wens je succes bij deze onderneming.
Bert, religieuze doeleinden zijn er velerlei. Ze worden bestudeerd door religie-wetenschappers. Waarm zijn mensen religieus? Het kan variëren van troost bij verlies van een dierbare -de gedachte dat het bestaan zin heeft en niet fataal is biedt troost- tot de wens om eenheid te zien in ons complexe bestaan.
Jan-Auke,
De vraag was wat religieuze doeleinden zijn.
Je noemt het verkrijgen van welgevallige gevoelens: troost, een zinvol leven en begrip van onze complexe wereld.
Dat laatste spreekt mij aan maar wetenschappelijk onderzoek lijkt mij daarbij onontbeerlijk.
De overtuiging dat bewust leven eindig is biedt het troostrijke gevoel dat lijden en onzekerheid niet eeuwig duren.
Deze overtuiging kan ook religieus genoemd worden maar hierbij is -net als bij wetenschap- geen God nodig.
Jan-Auke,
Je schrijft: "De mens is gevormd om zichzelf te behelpen, niet om de werkelijkheid te begrijpen. Deze naturalistische opvatting heeft nu eenmaal theologische implicaties.[@]"
Afgezien van het feit dat de vorming van de mens geen vooropgezet doel had is het duidelijk dat die naturalistische opvatting implicaties heeft.
De vraag is waarom die implicaties theologisch moeten zijn. Waar haal je die God opeens vandaan?
Beste Jan-Auke,
Je zegt dat ik nogal wat werk te verzetten heb en moet aantonen dat zelfverwijzing in geen enkel geval een tegenspraak oplevert. Mij dunkt dat ik dat niet hoef aan te tonen maar dat het voldoende is om aannemelijk te maken dat er bij voorbeelden van zelfverwijzing, die mij worden voorgelegd en waarvan men meent dat zij een ware contradictie opleveren, geen sprake is van een ware contradictie. Die uitdaging ga ik graag aan. Kunnen wij afspreken dat jij voorbeelden van zelfverwijzing aandraagt? Dan zal ik proberen aan te tonen dat daarbij geen ware contradictie in het spel kan zijn?
Ik zal alvast een voorzetje geven met de zelfverwijzende zin: "Ik lieg altijd".
Dit kan niet waar zijn. Het is onmogelijk om van mijzelf naar waarheid te zeggen dat ik altijd lieg. Daaruit mag iedereen dan concluderen dat ik ofwel nooit lieg ofwel niet altijd lieg, indien ik lieg. Ik zie hier geen enkele contradictie, tenzij ik altijd lieg; maar als ik altijd zou liegen is het onmogelijk om dat naar waarheid te beweren. Wat ik wel zie is dat de bewering onmogelijk waar kan zijn. Nu jij.
Vr. gr.,
Jac
Beste Jac, je schrijft: 'Mij dunkt dat ik dat niet hoef aan te tonen (...)'. Dat is mij best hoor, dan toon je het niet aan.
Bert, je schrijft: 'De vraag is waarom die implicaties theologisch moeten zijn.' Tja, omdat ze nu eenmaal theologisch zijn. Als eerst beweerd wordt dat onze lieveheer de wereld heeft geschapen en als daarna blijkt dat het naturalisme het bestaan van de werkelijkheid beter verklaart, dan heeft dat theologische implicaties.
Beste Jan-Auke,
Je schreef ": Beste Jac, je schrijft: 'Mij dunkt dat ik dat niet hoef aan te tonen (...)'. Dat is mij best hoor, dan toon je het niet aan".
Maar ik schreef ook dat ik aannemelijk wil maken dat er geen sprake is van een ware contradictie als je mij een voorbeeld doet toekomen van een zelfverwijzing waarin volgens jou sprake is van een ware contradictie. Nu weet ik niet hoe ik jouw opmerking moet interpreteren, mede gezien het feit dat ik aannemelijk heb gemaakt dat er in de bewering: "Ik lieg nooit" geen sprake is van een contradictie, omdat het niet waar kan zijn als ik dat beweer. Neem je mijn uitdaging niet serieus of kun je geen zelfverwijzingen vinden die volgens jou wijzen op een ware contradictie? Zo ja, waarom ga je mijn uitdaging dan niet aan en stuur je niet tenminste één voorbeeld?
vr. gr.,
Jac
Jac, ik zal je even raad geven en daarmee zijn we over dit onderwerp uitgesproken: je gaat naar Stanford Enc. Of Philosophy en raadpleegt het lemma over de 'Liar Paradox'. Als je dat hebt doorgenomen raadpleeg je de genoemde literatuur en verdiept je zo verder in de materie. Je ontdekt zodoende vanzelf wat de waarde is van je weerlegging. Je kunt ook contact zoeken met de filosofen die daar genoemd worden (hun adressen worden vermeld). Ze hebben stuk voor stuk meer verstand van het onderwerp dan ik. Veel succes.
Beste Jan-Auke.,
Je gaat dus de uitdaging uit de weg, waarvan akte, maar verwijst mij naar de 'Liar Paradox" in de Stanford Enc. Of Philosophy , waarvoor overigens dank. Daar wordt de bewering: "Deze zin is onwaar" opgevoerd en er wordt gezegd: " als de uitspraak waar is, dan moet hij onwaar zijn, want dat is wat de zin zelf beweert. Maar als hij onwaar is, dan is de uitspraak juist waar". Een leuk woordspelletje, maar het kan gewoonweg niet waar zijn, er wordt hier slordig omgegaan met de taal en dat werkt nogal verwarrend. Het zit namelijk zo: Er is hier sprake van een zin waarvan wij niet weten of die waar is of niet. Als nu kan worden vastgesteld dat die zin: "deze zin is onwaar" waar is dan is het natuurlijk niet zo dat diezelfde zin, die waar is onwaar is. Nee, dan is de zin die uitdrukt dat de bewering waar is een ware zin in plaats van een onware zin. Deze wat uitvoerige uitleg is nodig om de verwarring die ontstaat, omdat een bewering en een uitspraak over die bewering samen in een zin zijn "gepropt" hetgeen voor verwarring en een schijnbare contradictie zorgt. Als wij wat zorgvuldiger met de taal omgaan ontstaat er geen contradictie. Verder moeten wij bedenken: als een bewering waar is dan is de negatie van die bewering onwaar, maar niet de bewering zelf. En vice versa: als de bewering onwaar is dan is de negatie ervan waar. Geen reden dus om hier van een mug een olifant te maken die zelfs zou nopen om de hoofdwetten van de logica te gaan betwijfelen; maar wellicht wel reden om onze taallessen wat beter in acht te nemen. Als wij dat doen dan kan ik hier geen ware contradictie bespeuren.
Uit niets valt op te maken dat de onderhavige zin waar is noch dat hij onwaar is, laat staan dat hij onwaar zou zijn omdat hij waar is of waar omdat hij onwaar is zou zijn.
Maar als vastgesteld zou kunnen worden dat de bedoelde zin onwaar is als hij waar is en waar als hij onwaar is dan zou er natuurlijk wel sprake zijn van een contradictie. Echter, dat is niet vast te stellen.
Wel is vast te stellen dat de negatie van de zin "deze zin is onwaar" onwaar is als de zin waar is. onwaar. Tamelijk simpel lijkt mij en echt geen reden om aan de hoofdwetten van de logica te gaan twijfgelen. Daar moet echt zwaarder geschut voor in stelling gebracht worden. .
vr. gr.,
Jac
Jac, inderdaad, ik ga de uitdaging uit de weg. Jij zet je bevindingen even netjes op papier, haalt haar door de vertaal machine en stuurt deze op naar J.C.Beall, een van de auteurs van dat lemma. Ze kunnen de oplossing van het probleem goed gebruiken, want ze zijn pas 2000 jaar aan het zoeken. Nogmaals, succes!
Jac Vaes,
Als je Als je met mij van gedachten wilt wisselen over contradictie dan ben ik te vinden als Bert Morriën op facebook / messenger.
In onze dagelijkse ervaring komt geen contradictie voor. Een essentiële voorwaarde voor contradictie is gelijktijdigheid van waar en onwaar.
Ook op een meer fundamenteel niveau kan gelijktijdigheid niet aangetoond worden. Volgens Einstein is het een relatief begrip en volgens Heisenberg is het onzeker. Beiden sluiten het echter niet uit. Al met al is gelijktijdigheid voor ons alleen maar van praktische betekenis en daarom kan er gerede twijfel ontstaan over het voorkomen van een contradictie.
In de natuurkunde is die twijfel er ook maar die is dermate klein dat die in onze ervaring niet van praktische betekenis is. Contradicties blijken meestal alleen maar paradoxen te zijn.
Voor filosofen biedt die geringe twijfel een mogelijkheid te ontsnappen aan de wet van non contradictie. De vraag is of zo een filosofie praktische betekenis heeft.
Ik geloof dat niet.
Beste Jan-Auke,
Je doet net alsof ik het niet begrepen heb; vooral de zin "want ze zijn pas 2000 jaar aan het zoeken" wijst daarop. Wat ik begrepen heb wil ik even aantonen met de zin: "Ik lieg altijd". Natuurlijk, als dit waar is dan is het niet waar dat ik altijd lieg want dan spreek ik nu de waarheid. Er is dan sprake van een contradictie; wie zou ik zijn om dat te bestrijden!
Maar het is goed om te bedenken dat het onmogelijk is om naar waarheid te zeggen : "ik lieg altijd" en dat het daarom onmogelijk is dat hier sprake is van een contradictie. Maar ik ga dat niet aan J.C.Beall melden omdat ik denk dat dat geen zier uithaalt. En waarom niet? Omdat Beall, en trouwens jij ook, als contradictieminnende filosofen, te veel moeite hebben met de gedachte dat iets wat onmogelijk is zich niet zal voordoen zolang het onmogelijk is. Ook de gedachte "als ik altijd lieg dan is het niet waar dat ik niet altijd lieg" wil er bij jullie kennelijk niet in. En ook niet het volgende: "Als de bewering "deze zin is onwaar" waar is dan is het niet waar dat dat die bewering onwaar is, want een onware bewering kan niet waar zijn zolang die onwaar is". Jullie houden er kennelijk liever aan vast dat de bewering "deze zin is onwaar" onwaar is als die waar is. Het is niet zo dat je dat wat mij betreft niet mag, ga gerust je gang. Maar als je er ooit van af zou willen en ons meningsverschil opgelost wil hebben dan zouden wij het eens voor kunnen leggen aan de rijdende rechter en zijn compagnon. Dan komen zij en dan lossen ze het op:-)
Vr. gr.,
Jac
Ja, je schrijft: "Maar ik ga dat niet aan J.C.Beall melden omdat ik denk dat dat geen zier uithaalt. En waarom niet? Omdat Beall, en trouwens jij ook, als contradictieminnende filosofen, te veel moeite hebben met de gedachte dat iets wat onmogelijk is zich niet zal voordoen zolang het onmogelijk is." Precies Jac, zo is het :)
Bert, dat lijkt mij een uitstekend idee!
Jan-Auke,
Tja, dan lijkt het inderdaad hopeloos, niets aan te doen. Het komt overigens bij meer mensen voor, maar ik weet niet of dat een troost voor jou is. Ik vind het overigens heel dapper van je dat je het op dit blog erkent en er ( als filosoof nog wel) openlijk over durft te praten. Maar wanhoop niet; er zijn mensen met dezelfde kwaal die uiteindelijk tot betere gedachten gekomen zijn, hoewel dat onmogelijk is; maar dat hoeft bij jou geen roet in het eten te gooien als ik je goed begrijp.
Jazeker, ook als het onmogelijk is dat je tot betere inzichten komt is het mogelijk hoewel......., maar niettemin. Maar je moet het wel willen en ernaar blijven streven. Ik zal voor je duimen want genezing is niet onmogelijk, zelfs niet als het wel degelijk onmogelijk is. Ik geef je iets mee om te oefenen. Ga rustig liggen of zitten in een comfortabele stoel, sluit je ogen, probeer heel rustig diep in te ademen en denk dan: "x is onmogelijk" heeft een heel andere betekenis dan "x wordt onmogelijk gevonden". Herhaal dit tien keer en doe de oefening drie keer per dag. Sterkte en
vr. gr.,
Jac
Jan-Auke,
Nog even een suggestie, want het probleem is niet niks; je zult er maar mee behept zijn. Probeer jezelf ervan te overtuigen dat je best zelf onderscheid kunt maken tussen iets (b.v. een kromme zin, een woordspelletje of een onmogelijk ware veronderstelling --zoals b.v "als deze onware zin waar is"--)wat naar een schijnbare contradictie lijkt te wijzen enerzijds en een ware contradictie anderzijds.
Realiseer je ook dat een ware contradictie nog nooit ondubbelzinnig empirisch is vastgesteld.
Ik hoop dat deze suggestie helpt. Klamp je in ieder geval stevig vast aan de gedachte dat het mogelijk is dat het helpt, tenminste als het niet onmogelijk is, maar ga niet twijfelen en denken dat het dan wel onmogelijk is want dan raak je steeds verder in de put; en dan moet je iedereen die het niet met je eens is verwijzen naar Priest en Beall, terwijl je zelf filosoof bent. Sterkte, ik leef op afstand met je mee!
vr. gr., Jac
Jan- Auke,
Ik heb nog eens even nagedacht en ik ga nu niets met stelligheid beweren want dat komt vaak betweterig over; ik stel alleen maar een paar vragen.
Priest wijst naar de leugenaar paradox ("Deze zin is onwaar"), en stelt dat deze dwingt tot het accepteren van ware contradicties. Is dat geen misvatting van Priest? Springt hij niet wat onnadenkend en slordig om met de taal? Hij zegt: "als de zin waar is dan is hij onwaar" en daaruit leidt hij dan af dat er sprake is van een ware contradictie. Is het niet zo dat hij daar alleen maar gelijk in heeft als de zin onwaar is , omdat er slechts dan sprake kan zijn van een zin die "waar en onwaar" tegelijk kan zijn als hij waar is? Maar hoe weet Priest dat de zin onwaar is? Wij mogen toch aannemen dat hij dat niet kan weten? Gaat hij hier volgens jou niet de fout in? Zou hij niet zorgvuldiger met de taal zijn omgegaan als hij gezegd had: "Als dat wat de zin van zichzelf zegt ( namelijk dat hij onwaar is) waar is dan is de zin onwaar"? En Mijn vraag aan jou is nu of jij daar een ware contradictie in kunt bespeuren? En zo niet vind je dan ook niet dat een verkeerde conclusie door een taalkundige slordigheid een fundamenteel probleem is in Priest's benadering van de leugenaarparadox en dat daarmee een belangrijke pijler onder zijn argument voor dialetheïsme wordt weggetrokken? Je hoeft deze vragen niet te beantwoorden; ik geef ze alleen maar ter overweging. Eventueel kun je het eens voorleggen aan een collega die Nederlands geeft.
Vr. gr.,
Jac
Jac, het is natuurlijk een tikkeltje gewaagd om een logicus er van te beschuldigen dat hij de taal slordig gebruikt. Logica is immers juist het instrument waarmee we taal ontleden? Misverstanden ontstaan als Priest zijn ideeën in gewone taal wil uitleggen (hij snapt ook wel dat niet iedere Nederlander gepokt en gemazeld is in de formele logica). Als je de leugenaar-paradox formeel weergeeft -met behulp van Tarski's waarheidsschema- verdwijnen de problemen die jij meent te zien.
Jan Auke,
Bedankt voor je antwoord. Maar wat je zegt neemt mijn kritiek op Priest niet weg. Aan de zin "deze zin is onwaar" kan strikt genomen geen waarheidwaarde worden toegekend zonder te aanvaarden dat er dan een contradictie ontstaat. Hoe Priest en jij daaruit kunnen afleiden dat er ware contradicties bestaan is mij een raadsel. Overigens zegt Priest niet dat de zin waar is, noch dat hij onwaar is; hij zegt slechts "Als de zin waar is dan....
Ik mag aannemen dat jij toch voldoende in staat bent om te betogen dat hieruit niet te concluderen valt dat er ware contradicties bestaan. Of ben je nog niet zover? :-)
vr. gr.,
Jac
Jac, je schrijft: [Maar wat je zegt neemt mijn kritiek op Priest niet weg.] Nee, natuurlijk niet! Dat had ook niemand gehoopt of verwacht. Want jij bent Jac. Niets en niemand zal Jac op andere gedachten brengen. En dat heeft ook z'n charme :)
Jan- Auke,
Jij meent wellicht een waarheidswaarde te kunnen toekennen aan de zin "deze zin is onwaar" , daarbij een ware contradictie op de koop toenemend, omdat je kennelijk -nog steeds :-)- meent dat er ware contradicties bestaan. Maar denk je dat je dan nog de leugenaar paradox kunt aanvoeren als bewijs dat er echte contradicties bestaan? Nee toch?
vr. gr.,
Jac
P.S. Overigens jouw meningen hebben ook hun charme; ze houden mij in ieder geval aangenaam bezig.
Een reactie posten