De definitie van God, die door Anselmus werd gebruikt om het bestaan van God te bewijzen, is opgesteld door Seneca. De stoïcijn definieerde God als 'dat waarboven niets groters kan worden gedacht' (Sörensen, 2022, ch.18).
Als we deze definitie consequent toepassen, in een wereld waarin zelfs de verzamelingenleer niet kan worden herleid tot de klassieke logica, dan is dat 'waarboven <door de mens!> niets groters gedacht kan worden' een 'iets' met een niet-klassieke structuur.
Penelope Maddy beschrijft het klassieke logische domein als een wereld met een KF-structuur (Maddy, 2025). Een wereld met een KF-structuur is een Kant/Frege wereld: een wereld waarin de objecten onder de 'controle' van onze logische denkwijze vallen. Zulke objecten hebben tijd-ruimtelijke eigenschappen die ze bestendig maakt.
(Waarom KF? Volgens Kant was logica een eigenschap van het denken; Frege heeft deze vormen mathematisch uitgewerkt- hij meende overigens dat logische vormen platoons zijn: de geest kan hun realiteit 'schouwen'.).
Maddy schrijft: 'This much structure validates a rudimentary logic of classical inference involving conjunction, disjunction, negation, and quantification. (...) [However], if the reliability of rudimentary logic rests on the presence of KF-structure (...) then that logic should be expected to fail where that presence is lacking- as in the case of quantummechanics.'
Distributie werkt bijvoorbeeld niet bij het beschrijven van qm-verschijnselen.
Overigens zijn er voldoende andere redenen om te denken dat de KF-wereld niet universeel is. Logische eigenschappen bijvoorbeeld bestaan niet: je ziet geen contradicties, conjuncties, of negaties (slechte filosofen willen dat je het bestaan van 'echte' contradicties aanwijst: alsof je een logische toestand kunt aanwijzen!). Je kunt logische toestanden uitsluitend beschrijven. Ander voorbeeld: contradicties zijn in de praktijk niet te voorkomen: ze bestaan. Verschil van inzicht tussen twee mensen die samen iets willen ondernemen (we gaan wel naar Zwiggelte, we gaan niet naar Zwiggelte) is 'gewoon'. Ze komen ook voor in de talen die we spreken ('deze zin is onwaar').
Ik geloof dat er een begrijpelijke oorzaak is voor het feit dat onze logica -onze logische denkwijze- niet toereikend is om de gehele werkelijkheid te 'controleren'/doorgronden. De wetten van de logica hebben een duidelijke, evolutionaire functie: we hebben ze nodig om uitvoerbare schema's en plannen op te stellen,- en niet om de werkelijkheid te doorgronden (zie: 'manuscript', elders op dit blog).
Het deel van de werkelijkheid dat géén KF-structuur heeft -dat is dus een deel van de werkelijkheid dat buiten de controle van onze klassieke logische denkwijze valt: je kunt dit noteren als een ¬KF-wereld- heeft voor ons één bijzondere, opvallende eigenschap: we kunnen niet bepalen wat 'onmogelijk' is in een ¬KF-structuur! We weten het werkelijk niet. Logici doen onderzoek naar deze vraag, maar niemand heeft een idee welke regel ons in staat stelt om te bepalen welke structuren/vormen onmogelijk zijn buiten een KF-structuur (Tanaka, 2024).
Aangezien met name conflicten (contradicties) voor ons verstand problematisch zijn (immers, conflicten zijn niet uitvoerbaar), beschouwen wij conflicten (contradicties) in een KF-wereld als structuren die absoluut onmogelijk zijn. Aangezien echter de werkelijkheid aantoonbaar ingewikkelder/complexer is dan een KF-wereld, vervalt dit criterium.
In een ¬KF-wereld is <menselijkerwijs> niets onmogelijk. We zullen met dit inzicht moeten leren leven. Wellicht dat een krachtige denkmachine ooit een criterium zal opstellen waarmee we de werkelijkheid weer kunnen 'sluiten'. Vooralsnog is dat feest echter niet begonnen.
Aangezien ik een mens ben met een beperkt verstand en een aangeboren krachtige afkeer van contradicties, kan ik niet goed bevroeden wat de eigenschappen zijn van een ¬KF-wereld. Wat ik wel kan beredeneren is wat het wil zeggen dat mijn klassieke denkwijze niet naar behoren werkt: in een ¬KF-wereld is er in ieder geval geen verschil tussen actuele, mogelijke en noodzakelijke 'possible worlds' (wie dit niet begrijpt raadplege: Sorensen, 2022, ch.18); ook is de contradictie een normale structuur in een ¬KF-wereld.
Aangezien <menselijkerwijs> niets onmogelijk is in de werkelijkheid, kunnen we met een gerust hart geloven in het bestaan van God (wie niet in God wil geloven, laat dit maar na: ik ben geen proselytist).
We kunnen daarom met de onvoorstelbare veelheid en complexiteit van de werkelijkheid omgaan door uit haar aanbod een van de abstracties te kiezen die we nodig hebben voor een zinvol bestaan. Wij zijn gemaakt om (ethisch?) te handelen: wij hebben een denk-om-te-doen verstand. Wie in God gelooft, kan een leven leiden dat overeenstemt met dit geloof. Je levenswijze -hoe je doet- is de pasmunt waarmee je je overtuigingen 'waar' maakt.
De veelgehoorde opmerking dat het bestaan van God zich toont in het doen en laten van de mens is -als je het zo beziet- geheel juist.
---------
referenties:
-Maddy, Penelope, Varieties of naturalism in logic, (2025), zal verschijnen in: Oxford Handbook of Logic (ed. Ferrari, F enz).
-Sorensen, Roy, Nothing, (2022), Oxford.
-Tanaka, Koji, The many faces of impossibility, (2024), Cambridge Elements.
-'Manuscript': te vinden op deze webzuil (je moet een beetje bladeren door de verschillende bijdragen).
11 opmerkingen:
Speelveld 3
Beste Jan Auke,
Een nieuw speelveld, met duidelijke spelregels.
Ik ben geen filosoof, en ik heb jouw stuk herhaald moeten lezen en bestuderen.
Veel van de door jou genoemde filosofen kende ik niet, maar ik heb wel een indruk van hun essentie én van het kernpunt van jouw verhaal: “In het grotere domein is niets uitgesloten.”
Dat klinkt logisch, maar het is geen bewijs dat God bestaat.
Ook niet als God in dat grotere domein wordt gedacht als een mentaal geconstrueerd object; dan kan het evengoed een conceptuele fictie zijn als een reëel gegeven.
Laten we ons daar met onze beperkte logica niet in verliezen.
Mijn ervaring en overtuiging is dat God niet één van de dingen in zo’n domein is, maar onder meer het mogelijkheidsveld van al het denken, naast gevoelens en qualia die mijns inziens buiten het denken vallen.
Dus God als basis (ontologisch) of śūnyatā (mystiek), waardoor domeinen en logica überhaupt mogelijk zijn.
Zoals Meister Eckhart zegt: “Het oog waarmee God mij ziet is hetzelfde als waarmee ik God zie” — en dat bedoelt hij letterlijk —.
Dit sluit aan bij mijn overtuiging dat wij tegelijk volwaardig mens en volwaardig goddelijk zijn; in mythische termen: “halfgod”.
Daarom zegt Eckhart: “God, neem mij het idee van God af”.
Als dat gebeurt, blijft er niets over van een godsbeeld, in dit geval een logische definitie daarover.
Daarmee valt jouw bewijs niet weg, maar wel de mogelijkheid dat God via logica gereduceerd kan worden tot een consistent denkobject/godsbeeld.
Met vriendelijke groet van JanD
P.S. Het KF-gebaseerde denken is een constructie van ons voorstellingsvermogen.
Als tijd niet langer de primaire dimensie is, valt de veronderstelde onveranderlijkheid van dat kader weg — en daarmee ook de vanzelfsprekendheid van de logica die erop steunt.
Jan, je schrijft: [Dat klinkt logisch, maar het is geen bewijs dat God bestaat.] Aangezien echter elke uitleg/verantwoording ontbreekt, neem ik het voor kennisgeving aan.
Logisch gezien is het zo dat als alles mogelijk is, je de 'possibiliteit' van geen enkel denkbeeld (buiten ons klassieke domein) kunt uitsluiten. Dus ook niet het denkbeeld van God.
Je kunt dan nog aanvoeren als verweer dat het hier om louter mogelijkheden gaat (verhaaltjes, metaforen, hersenspinsels, ficties, enz). Maar het verschil tussen actuele toestanden/zaken en possibilia valt weg als de klassieke wetten niet toereikend zijn.
Logisch gezien is het daarom zo dat God moet bestaan (afhankelijk uiteraard van je concept/definitie; en gegeven het feit dat onze logische denkwijze een fysieke (embodied) beperking is).
Algemeen: de bewering -te vinden in Sörensen- dat Anselmus de definitie van God aan het werk van Seneca heeft ontleend, hoeft niet juist te zijn. (De bewering is, zoals dat heet, 'contested'). {met dank aan Simon}
Beste Jan Auke,
Ik stap het “klassiek logische” speelveld 3 in en zie daar geen God, maar een godsbeeld. Daarom mijn constatering: “Dat klinkt logisch, maar het is geen bewijs dat God bestaat.”
Met alle respect: ik bedoel met God niet een godsdenkbeeld, zoals jij dat hanteert. Daardoor mis je mijn punt wanneer je schrijft dat “elke uitleg/verantwoording ontbreekt”.
Die uitleg staat er wel, bijvoorbeeld in mijn citaat:
“Laten we ons daar met onze beperkte logica niet in verliezen. Mijn ervaring en overtuiging is dat God niet één van de dingen in zo’n domein is, maar onder meer het mogelijkheidsveld van al het denken, naast gevoelens en qualia die mijns inziens buiten het denken vallen.”
Mijn conclusie blijft daarom dat jouw bewijs in zijn eigen logica werkt, maar zijn doel mist zodra het over God gaat en niet over een godsbeeld:
“Daarmee valt jouw bewijs niet weg, maar wel de mogelijkheid dat God via logica gereduceerd kan worden tot een consistent denkobject/godsbeeld.”
Met vriendelijke groet,
JanD
Seneca
Ik ken het Verzameld Werk van Seneca niet. Maar in elk geval weet ik wel dat de Romeinse cultuur van omstreeks 50 AD sterk in de ban was van de Griekse cultuur. En daarom denk ik dat Seneca niet erg origineel was en veel van zijn ideeën heeft ontleend aan de Griekse denkers.
Het idee dat het meest perfecte wel in concreto moest bestaan omdat het anders niet perfect was, is een Platoonse visie. Een perfecte cirkel is pas echt perfect als die ook heel echt bestaat, is het niet in het ondermaanse dan wel in het bovenmaanse.
Anselmus leefde, meen ik, plusminus 1050 AD. In die tijd was het platonisme, dat tamelijk mystiek was, nog tamelijk dominant in het christendom. Pas omstreeks 1200 nam Aristoteles dankzij de Arabieren de plaats in van Plato. En zo kon het gebeuren dat Thomas van Aquino, plusminus 1250 AD, het zogeheten ontologisch godsargument van Anselmus afwees en verving door op Aristoteles gebaseerde godsargumenten zoals dat van de onbewogen beweger en dat van de teleologie.
Aristoteles schiep een vorm van de formele logica, de syllogistiek. Op zich een aardige logica maar ook wel beperkt. Zo omstreeks 1880, naar ik meen, probeerde Frege de logica ruimer te maken en nog meer te formaliseren. En dat streven werd overgenomen door Russell, wiens "History of Western Philosophy" ik thans lees. Eerder heb ik nogal badinerende recensies over dat boek gelezen. Maar nu ik het zelf lees, moet ik zeggen dat ik het best wel indrukwekkend vind. Natuurlijk, Russell is een logicagelovige. En aldus onderwerpt hij de westerse filosofieën aan een logische kritiek. Zijn goed recht, meen ik.
Nogmaals Seneca
Goed, Seneca staat te boek als Stoïcijn. Maar dat wil niet zeggen dat er geen overlappingen kunnen zijn tussen het toenmalig stoïcisme en het platonisme. In het algemeen geldt dat elke filosofie elementen bezit van andere filosofieën.
Jan, maar iedereen 'werkt' met godsbeelden: we kunnen God zelf niet in een geschreven bijdrage stoppen immers. Jij gebruikt ook godsbeelden: ['Mijn ervaring en overtuiging is dat God (...) onder meer het mogelijkheidsveld (is) van al het denken, naast gevoelens en qualia die mijns inziens buiten het denken vallen.] Overigens weet ik niet wat ik me moet voorstellen bij 'God als een mogelijkheidsveld', maar dat daargelaten.
Je schrijft: [Daarmee valt jouw bewijs niet weg, maar wel de mogelijkheid dat God via logica gereduceerd kan worden tot een consistent denkobject/godsbeeld."] Ik kan niet zeggen dat ik erg verrukt ben over deze opmerking: reduceer ik God tot een consistent (?) denkobject/godsbeeld. Juist niet, toch?
(Dan nog een huishoudelijke opmerking over je gebruik van html: svp niet doen, het maakt de tekst lastig leesbaar).
RV, het is lastig om precies na te gaan waar Anselmus zijn definitie vandaan heeft: wat napluizen leverde ons op: Augustinus (en misschien heeft Augustinus de definitie van Seneca en heeft Seneca de definitie van de oude Grieken, dat zou wel kunnen). Je zult al een specialist in de geschiedenis van de mid-eeuwse wijsbegeerte moeten zijn om zulke zaken uit je. mouw te schudden. Roy Sorensen geeft geen bronnen, helaas.
Je zult een boek over Anselmus moeten hebben. En dat heb ik± Anselmus Revisited. Auteur weet ik even niet. In houd ook niet meer. Maar misschien geeft de auteur een voorgeschiedenis. Hoe het zij, er is vast wel een voorgeschiedenis waarbij Seneca een soort doorgeefluik is en waarbij Augustinus ook een rol speelde en wellicht een meer originele rol waarbij weer zij aangetekend dat Augustinus niet wars was van neoplatoonse visies. In elk geval is het te simpel om Seneca als een soort verzinner van dat argument te beschouwen. En als ik het wel heb, gaf Anselmus zijn argument weer in een soort gebed. Een vorm die je in zekere zin ook aantreft in de Belijdenissen van Augustinus. Nou ja, een specialist in de vroegmiddeleeuwse filosofie ben ik ook niet. Maar die filosofie is dus niet simplistisch. En wellicht ook minder duister dan men dikwijls meent. :) Maar misschien kan Simon nog wat nadere specificaties verschaffen. Niet echt nodig. Wel interessant, niet relevant.
Jan Auke (overdrijven maakt duidelijk)(relativering als het hard over zou komen)
Ik geef het voorlopig op. Mijn mening is dat je in je denken en denkbeelden vastzit, sorry. Je speelvelden zijn naar mijn mening echt een speeltuin voor naturalisten, rationalisten en diepdenkers: het werken met woorden, concepten alsof ze echt bestaan of ander gezegd een “ontologie” hebben. ( buiten het denken zelf dan).
Een "gedachte-beeld" )is net zoals een mooi beeld in de katholieke kerk niet -echt-, voor dat waar het voor staat: een voorstelling, een verwijzing, maar niet -echt-. Hoewel het beeld zelf wel echt is: van gips of brons. Over dat verschil wat “echt” is worden al heel wat ruzie gemaakt. Dat was m.i. het misverstand bij de protestanten bij de beeldenstorm. Protestanten die wat “verlicht” waren en na begonnen te denken. Ze voelden de numineuze sfeer, de symboliek, niet meer en gingen redeneren. Dus: kapot moeten al die beelden, dat namaak: afgodsbeelden!! In die protestante kerken zijn de muren wit en zijn de godsbeelden niet zichtbaar, maar wel nog prominent in de hoofden te vinden van de gelovigen als “denk-beelden” en beheerste hun profaan denken. En dat is heel heel erg gevaarlijk. Dan krijg je letterlijkheid, dogma’s en verliest men het symbolisch esoterisch weten en spreekt men over zijn naam! De heere, de heere heere ? Is dat JHWH? Dat durfden zelfs de joden niet uit te spreken. Want de naam geeft de indruk macht te hebben over- en ontkent het -“echte” als de onmetelijke diepte van het bestaansmysterie dat in bliksemschichten de donderwolken en als de glans op de dauwdruppels te ervaren is. Voor zover dat ervaren nog bestond, want het is eigenlijk is dat al bij het denken van de oude Grieken, naar mijn mening, goed fout gegaan. Daar is het “niet-zijnde” afgeschaft. De basis die verloren is gegaan zodat we het nu met de uitgesloten derde moeten doen. (als ik het goed begrepen heb)(hihi)
Met hartelijke groet van JanD, ik hoop niet dat je gaat menen dat ik jou niet mag, omdat ik je opvattingen niet deel.
Jan, ik heb geen idee wat je precies opgeeft (het heeft er alle schijn van dat je mensen probeert te winnen voor jouw visie: begrijpelijk, iedereen vindt zijn eigen visie superieur, beter dan de visie van anderen -in zoverre de visies althans niet consonant zijn).
Het grotere probleem is overigens dat mensen elkaar -omdat ze verschillende visies hebben- niet bereiken. Vandaar dat filosofen rationeel blijven: argumenten en redenen zijn voor iedereen toegankelijk. Wie die middelen ook nog afwijst, zal inderdaad anderen niet bereiken.
Een reactie posten