(1) Hoe vreemd mag de werkelijkheid zijn? Wel, dat is niet afhankelijk van de werkelijkheid, maar van mijn 'denkwijze'.
Stel dat ik greep wil krijgen op de werkelijkheid. Je kunt dat doen door een overzicht (een lijst) op te stellen van de dingen die wel en die niet voorkomen in de werkelijkheid.
Ik geef de dingen die wel op de lijst staan een validatie: 1; en de dingen die niet op lijst staan geef ik de validatie: 0.
Een simpele en erg overzichtelijke procedure.
Een probleem dat zich daarbij helaas voordoet is dat mijn denkwijze mijn blik op de werkelijkheid vertroebelt. Ik denk 'logisch' (alle mensen hebben een 'logisch' controlesysteem in hun brein: zonder dat controlesysteem zouden ze in blinde paniek raken) [1]. Maar de wereld is niet logisch.
De werkelijkheid wordt niet geordend door universele, logische principes (er is geen logisch 'krachtenveld' dat de gehele werkelijkheid in het gareel houdt: dat was een voorstelling die ik van de werkelijkheid maakte.)
Als ik de werkelijkheid in kaart wil brengen, dan weet ik [dus] dat ik zowel 'normale' als 'absurde' dingen op de lijst moet zetten.- Maar dat levert voor mij de nodige problemen op: absurde dingen hebben volstrekt andere modale eigenschappen dan normale dingen!
Om maar een voorbeeld te noemen: je kunt absurde dingen niet 'wel of niet' op de lijst zetten: dit logische beginsel -het is de wet van het uitgesloten derde- geeft de eigenschappen van absurde dingen niet juist weer. Voor absurde dingen geldt niet dat ze 'wel of 'niet' bestaan.
De enige 'logische' kennistheoretische oplossing voor dit probleem is dat ik absurde dingen een andere validatie geef dan 1 en 0, namelijk: 0.5 ('half'). [2].
Je moet dingen met een dergelijke validatie beslist op de lijst zetten: ze behouden altijd de waarde 'half'. Je kunt geen regel of wet of berekening verzinnen die de validatie van deze absurde dingen vermindert tot: 0.
Wat moet je hier van denken? Wel, in kennistheoretische termen lees je dit als: 'absurde dingen bestaan, maar dan op een voor mij onbegrijpelijke manier': ze bestaan anders dan de dingen die voor mij 'gewoon' zijn'.
God is een voorbeeld van een 'ding' [vergeef me, ik heb geen ander woord in voorraad] dat absurd is (immers, als de wereld absurd is, dan zal haar schepper ook absurd zijn: het inzicht van God wordt niet beperkt door een simpel logisch controle-mechanisme). En dat God ons begrip overtreft is sowieso goed verenigbaar met de klassieke opvatting. (Het enige wat ik de hele tijd gedaan heb is begrijpelijk maken wat het wil zeggen -wat het betekent- dat God onze denkwijze overtreft).
Als God een absurd ding is, dan moeten we God dus wel op de lijst zetten (wij hebben geen keus: voor ons blijft de logische plicht om dingen wel of niet op de lijst te zetten van kracht).
Ik kan daarom naar waarheid zeggen: menselijkerwijs gesproken weet ik dat God bestaat (alhoewel ik God niet kan doorgronden).
----
[1] Pavlov trainde een hond om eten te verwachten bij het zien van een cirkel en het tegendeel -er komt geen eten- bij het zien van een ovaal. Geleidelijk verkleinde hij het verschil tussen de ovaal en de cirkel, totdat de hond ze niet goed meer van elkaar kon onderscheiden. Het dier wist toen niet meer wat hij kon verwachten. Het wrede gevolg was dat het dier een psychose (!) kreeg, een geestelijke ineenstorting. Het dier kon zijn gedrag niet langer controleren (uit: Southwell, Gareth, Paradox).
[2] Zowel Beall als Priest geven aan de ontkenning van de klassieke logische wetten een validatie van een 'half': een absurde toestand is voor een mens half-waar, half-onwaar en nooit absoluut onwaar, nooit absoluut waar.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten