Je hebt twee soorten feiten: feiten die we zelf 'scheppen' door definities op te stellen; en feiten die we 'vinden/ontdekken' door de prikkels die onze zintuigen aanleveren te ontleden.
Mensen geloven intuïtief dat ze de wereld waarnemen zoals deze werkelijk is. De wetenschap, met name psychologie en neurologie, bewijzen het tegendeel: de waarheid is dat onze hersenen een complex, cognitief product maken van de prikkels die onze zintuigen aanleveren. Een van de belangrijkste aanpassingen is dat ons brein tast, licht en geluid zo bewerkt dat deze synchroon zijn. In werkelijkheid is licht sneller dan geluid en is geluid sneller dan tast.
Het verstand heeft denkbeelden nodig om de stroom prikkels te verwerken tot een overzicht van de buitenwereld. De reden waarom een dendroloog meer ziet en beter begrijpt wat hij moet doen als wij door het bos wandelen is zijn enorme kennis van bomen [1].
Zonder denkbeelden kun je de prikkels die je zintuigen langs je oren en ogen verder de hersenen invoeren niet verwerken. Gelukkig krijgen we van de natuur behoorlijk wat denkbeelden cadeau: dit zijn de 'ingebouwde' denkbeelden.
Als een kind echter opgroeit leert het talloze nieuwe (vaak culturele) denkbeelden gebruiken. Zo kun je de grens van een land wel meten, maar eerst moet je definiëren wat een grens is; zo kun je de waarde van de dollar wel meten, maar eerst moet je definiëren wat valuta is; zo kun je een verkeersovertreding wel meten, maar eerst moet je definiëren wat een verkeersovertreding is; zo kun je wel meten hoeveel 'oppervlak' aan grond je bezit, maar eerst moet je definëren wat 'bezit' is en wat 'oppervlak' is; enz.
Aan elke meting ligt een definitie/begrip ten grondslag. Wij mensen zijn in staat om onder andere dankzij de taal nieuwe denkbeelden te leren.
Het was Karl Popper die dit fenomeen nadrukkelijk onder de aandacht bracht: objectief observeren is niet mogelijk [3]. Zomaar 'de dingen in de wereld observeren', zonder deze 'dingen' eerst goed te definiëren, is onmogelijk/zinloos. Om dit te illustreren gaf hij studenten de opdracht om de collegezaal 'objectief en feitelijk' te 'observeren' en 'alleen en uitsluitend' de neutrale, geobserveerde feiten te noteren. De studenten echter keken hem na enige tijd wanhopig aan: het was niet duidelijk wat wel en wat geen feiten waren: bij gebrek aan een duidelijk criterium was het hen bijvoorbeeld niet duidelijk of de draaiende secondewijzer in de klok 'per minuut als zestig verschillende feiten telt' of 'is een draaiende wijzer één feit'- of is zelfs de klok als geheel één feit -het is één ding– en hoef je over de werking van de klok niets te zeggen?
Het oog ziet geen feiten en het oor hoort geen feiten: feiten zijn een product van het brein.
Toch hoor je ook nu nog regelmatig chemici en fysici zeggen dat we theorieën opstellen door eerst de wereld objectief te observeren en uit deze observaties af te leiden hoe de dingen werken. Het ironische is dat zulke wetenschappers de werking van hun eigen verstand nooit goed hebben begrepen! De waarheid is dat theorie vóór observatie komt. Je moet eerst een werkhypothese hebben voordat je weet 'wat je ziet'.
De zogenaamde deductief-hypothetische methode geeft goed weer hoe het verstand werkt. Je hebt een bepaalde theorie; uit de theorie leid je een hypothese af; je onderwerpt vervolgens deze hypothese aan een test (meting, waarneming); en de uitslag van de test bevestigt de hypothese wel/niet.
Hoe je de wereld ziet is het resultaat van je meningen en overtuigingen (=kennis/denkbeelden). Je hebt al je denkbeelden niet voor niets: je gebruikt je kennis. De wereld van mensen is tamelijk gecompliceerd: in de vroege jaren zeventig begreep ik niet waarom het beeld van de televisie steeds 'zomaar' versprong: ik kende het denkbeeld 'afstandsbediening' niet. Mijn moeder vertelde me dat ze als kind niet begreep dat een tomaat -zo'n prachtig rood balletje- bedoeld was om op te eten. Pas toen ik op school evolutietheorie leerde begreep ik waarom Camus de mens een dier noemde. Theorieën veranderen je blik op de werkelijkheid [2].
Of, beter gezegd, verhalen veranderen je blik op de werkelijkheid. Het vehikel waarmee wij onze gedachten ordenen is het verhaal. Een theorie is weinig anders dan een verhaal. Het voldoet aan dezelfde algemene kenmerken. Om een verhaal te begrijpen mogen er geen relevante 'gaten' in het verhaal zitten; ook mag één verhaal niet bestaan uit verschillende versies.
Als we naar de getuigenis luisteren van Johan, de éénogige boef, die ons zegt dat hij eenvoudigweg niet meer weet waar hij was op het tijdstip van de moord, dan is het verhaal 'niet geldig' omdat het niet compleet is: de relevante details missen (het verhaal bevat een 'gat'); en als Johan, de tweeogige boef, steeds veranderingen aanbrengt in zijn verklaring -hij is niet consistent- dan weten we ook dat het verhaal 'niet geldig' is.
Hetzelfde geldt voor een fysische theorie. Een goede theorie verklaart alle relevante waarnemingen (geen gaten) en er bestaat slechts één versie van de theorie (consistent). Als mensen vertellen hoe de aarde is ontstaan, dan hebben ze de keus uit verschillende 'verhalen'. Je hebt religieuze versies en fysische versies. Één fysische versie, de oerknal-theorie, bevat de minste gaten (ze is (nog) niet 'gesloten/compleet'). De religieuze verhalen bevatten echter teveel gaten om geloofwaardig te zijn; bovendien zijn er ook meerdere religieuze versies.
Betekent dit dat de fysici het bij het rechte eind hebben? Wel, dat hangt van de inrichting van je verstand af. Het is heel goed mogelijk dat onze denkbeelden structureel (zeer) beperkt zijn en dat we daarom eenvoudigweg de juiste oplossingen niet kunnen zien- sterker nog, wellicht is de gedachte dat we over de werkelijkheid uitsluitend verhalen mogen geloven/vertellen die consistent en gesloten zijn zelf een cognitieve beperking/misvatting.
----------
[1] Het voorbeeld van de dendroloog komt uit de koker van de (imiddels al een beetje vergeten?) amerikaanse filosoof Hillary Putnam.
[2] In het oude testament komen de denkbeelden 'computer' en 'vulpen' en tal van andere denkbeelden niet voor. Vanzelfsprekend, de 'antieke' mens leefde in een wereld van andere denkbeelden. Vermoedelijk is dit, het feit dat elk geslacht in een wereld van eigen makelij leeft, de reden waarom het geen goed idee is om je te laten invriezen en je later weer tot leven te laten wekken: in de verre toekomst ben je een 'geestelijk mismaakt' mens, een 'achterlijk monster'. Zou de heilige Augustinus, door een wonder, weer onder ons zijn, dan zouden we ons misschien schamen voor zijn domheid: denk je eens in hoeveel moeite je zou moeten doen om hem te laten 'zien' dat de mens een product is van de natuur! Ik vermoed dat het eenvoudigweg nooit zal passen in zijn met antieke denkbeelden bekleedde verstand. Of zie eens hoeveel moeite mensen hebben met de gedachte dat logisch denken een beperking is. Over een generatie of vier, als mensen het rekenen met qubits kinderspel vinden, zal niemand moeite hebben met de gedachte dat de werkelijkheid niet op de menselijke logische leest toegesneden is. Je bent een kind van je tijd.
[3] Het inzicht op zich is niet van Popper (voor zover ik weet). Het is de amerikaanse wetenschapsfilosoof Norwood Russell Hanson geweest die dit fenomeen intensief bestudeerd heeft. Hij heeft de term 'theorie-geladenheid' gemunt: alles wat we zien is 'denkbeeld-gestuurd'/'verhaal-gestuurd'/'theorie-gestuurd'. Als in je wijk een meneer komt wonen, waarover opmerkelijke verhalen worden verteld, dan bepalen deze verhalen de manier waarop je met deze meneer zult omgaan: als het een meneer is uit het buitenland, en je hebt al veel 'opmerkelijke verhalen' over buitenlandse mensen in je brein verzameld -de roddel en achterklap die door politici tegenwoordig versterkt wordt- dan kan dit je omgang met deze meneer bepalen. Je kunt het dan bijvoorbeeld redelijk vinden om af en toe een drol in een krant door zijn brievenbus te duwen (of je dat ook zult doen wordt uiteindelijk bepaald door je emotieve wereldbeeld: als je positieve waarde (een waarde is een emotioneel stempel, cf Damasio) hecht aan de verhalen, dan zul je je naar deze verhalen gedragen).
28 opmerkingen:
De vakantie is voorbij: je mag wel weer reageren. Vermoedelijk tevergeefs vraag ik het volgende: houd je opmerkingen spaarzaam en kundig/terzake: ik heb niets aan al die lappen tekst die je met AI hebt gegenereerd, aan teksten vol omtrekkende bewegingen, aan epistels die slechts beweren -zonder onderbouwing- dat een rationeel mens dit of dat *moet* geloven. Ook ben ik geen fysicus en geen chemicus: laat alles wat vakkundigheid vereist over aan de deskundigen (je mag je wel op hun werk beroepen: dat doe je door de juiste passages uit hun boeken aan te halen). Natuurlijk is het briljant als je zo maar eventjes de theorieën van Einstein verenigt met die van Heisenberg, en dat lardeert met de inzichten van Hawking, en daaruit afleidt dat de wereld logisch geordend is, maar ik kan je werk niet beoordelen: daar ben ik niet voor opgeleid, ik beschik niet over de juiste denkbeelden. Je moet je briljante natuurkundige theorieën voorleggen aan een fysicus. En als die fysicus zegt dat alles wat je zegt precies in orde is, dan heb ik een goede reden om het te geloven. Mijn leerlingen kunnen dit: het zijn de beginselen van goede wetenschap, eigenlijk. Maar dan kunnen jullie het ook :)
Popper
Zojuist "The Self and its Brain" van Popper en Eccles gelezen. We zijn niet zozeer perceptualistische wezentjes als wel conceptualistische wezentjes. We denken niet zozeer in sense-data, perceptuele basisgegevens, als wel in theorieën. Welnu, als je eenmaal weet dat we theoretiserende wezentjes zijn, dan kun je de volgende stap zetten: zie die theorieën van ons als hypotheses. En weer een volgende stap is: probeer rivaliserende hypotheses met elkaar te vergelijken en tegen elkaar af te wegen.
Iets anders gezegd, ons binnenwereldje is veel rijker dan perceptualisten menen. Althans in zo ver ze bezig zijn hun perceptualisme te verwoorden. In de praktijk weten ze zeer goed dat onze geest rijker is dan hun perceptualistisch model laat voorkomen.
Laten we ook even Aristoteles memoreren. Volgens hem begint alle zinnige filosofie met de verwonderen. Oftewel met vragen. Welnu, we nemen geen vragen waar. Het zijn wij als vragende subjecten die onszelf vragen stellen.
Filosofie is geen dogmatisch leerstelsel maar een bezigheid die bestaat uit allerlei vragen en vragen over vragen.
Ook wetenschap bestaat uit vragen. Maar de wetenschappelijke vraagstukken zijn net iets specifieker dan die van de filosofie, al is er heel veel overlap.
Ook is het zo dat de filosofie zo haar geschiedenis heeft. Niemand begint zomaar als een onbeschreven blad te filosoferen. Je hebt enig onderricht nodig in de geschiedenis van de filosofie om zelf te kunnen filosoferen. Heus. Trouwens, ook wetenschappers borduren voort op hun specifieke voorgangers. Zonder kennis van de relevante theorieën valt er geen wetenschap te bedrijven.
Eventjes net iets anders. Gister zag ik een interessant filmpje op youtube waarin Brian McGee in gesprek is met John Searle over Wittgenstein. Searle is filosoof en taalwetenschapper en buigt zich over de menselijke geest. Vergelijk zijn "The Rediscovery of the Mind".
RV, je schrijft: [Filosofie is geen dogmatisch leerstelsel maar een bezigheid die bestaat uit allerlei vragen en vragen over vragen.]
Inderdaad hoor je filosofen wel zeggen dat filosofie de kunst van het vragenstellen is. Ik ben het daar niet mee eens. Ik denk dat wetenschappers ook heel goed zijn in de kunst van het vragenstellen. Filosofen blinken daar niet sterker in uit dan andere geleerden. Ik, persoonlijk, geloof niet dat er een vaardigheid is die filosofen sterk uitzondert van wetenschappers. Ik zie filosofen eerder als de aren-lezers van de wetenschap: ze lopen in rijen achter de oogstende wetenschappers aan en buigen zich over de vraagstukken die wetenschappers met de hypothetisch-deductieve methode niet kunnen oplossen. Wat filosofen dus doen is zich buigen over de vragen waar wetenschappers even niets mee kunnen of waar wetenschappers geen interesse in hebben. Daarbij nemen filosofen af en toe bijzonder vreemde afslagen, helaas. Als een wetenschapper kans ziet om filosofische vragen te beantwoorden, dan zijn hun antwooren vaak meer waard dan die van de filosofen. Een voorbeeld is de kennisleer: die is tegenwoordig sterk bepaald door wetenschappelijk werk. Dit is helemaal in de lijn met Quine's naturalisme: waar mogelijk lossen we filosofische vragen op met behulp van wetenschap; en waar nodig buigen filosofen zich over de restvragen.
Wat was de vraag ook weer?
Wat is de verhouding tussen filosofie en wetenschappen? Dit is al een vraag. En mij dunkt een goede vraag.
Zoals ik al schreef, er zijn veel overlappingen tussen filosofie en wetenschappen. Logisch ook.
Mijns inziens bestaat de filosofie uit drie hoofdvragen:
- Wat is filosofie?
- Hoe zit de wereld globaal in elkaar?
- Hoe werkt onze geest?
De laatste twee vragen vallen weer uiteen in verscheidene subvragen. En die zijn dan vaak deel van een specifieke wetenschap.
Hoe zit de wereld globaal in elkaar? Deze vraag leidde tot de metafysica, de natuurfilosofie en de natuurwetenschappen.
Afijn, ook de wetenschappen houden zich bezig met allerlei vragen, met specifieke vragen maar die raken aan de meer algemene vragen.
Dat de epistemologie opgaat in een psychologie, valt alleen maar toe te juichen. Maar zo wordt de psychologie wel algemener en aldus filosofischer.
Je kunt zeggen, filosofie is een vorm van cultuurgeschiedenis. Ook prima. Maar zo verhef je de cultuurgeschiedenis wel tot een grotere hoogte dan vaak wordt gedaan. Nadenken over het menselijk denken in al zijn facetten. Maar zulk nadenken blijft wel een vragend, onderzoekend denken.
Kortom, wetenschappen en filosofie horen bij elkaar en van mij mag men filosofie tot algemene wetenschap bestempelen. In elk geval, filosofie behoort niet haaks te staan op de wetenschappen. Doet zij dit wel, dan is er sprake van, sorry, pseudofilosofie.
En dan, als filosofie geen analytische vraagkunde is, hoe kun je dan als filosoof de vraag stellen of de logica wel absoluut waar is? Lijkt mij toch een goede filosofische vraag. Maar wellicht verschillen hierover de meningen? :)
RV,
Je weet dat ik het idee dat theorie aan waarneming voorafgaat niet deel.
Toen een kleindochter eindelijk groot genoeg geworden was om de kamerdeur met de kruk te openen zei ze stralend: "qkan erbij!". Ze had het al vaak geprobeerd dus ze had waarschijnlijk een onbedwingbaar verlangen om dit voor elkaar te krijgen. Ik geloof niet dat er sprake van een theorie was. Kinderen ontwikkelen misschien een theorie dat proberen een onverwacht genoegen kan opleveren maar dat proberen begint ongetwijfeld zonder theorie omdat kinderen niet stil kunnen zitten en daardoor leren dat sommige dingen die ze doen werken en andere niet.
Wanneer ik beroepsmatig een technisch probleem tegenkwam bedacht ik eerst allerlei oplossingen zonder mij druk te maken of dit wel praktisch mogelijk was. Ik verbeeldde mij dat ik Zo'n oplosing aan het bouwen was en dan ontdekte ik dat ik op een onoplosbaar probleem stuitte waarna ik iets anders bedacht, net zolang tot ik geen probleem meer zag en dat bedenksel kon realiseren. Meestal werkte dat zoals ik mij dat had voorgesteld en soms moest ik daar nog wat aan verbeteren. In ieder geval begon ik met een probleem en niet met een theorie.
Waarschijnlijk was dat bij mijn kleindochter ook: zij kon de deur niet open krijgen.
Ik ga een heel eind met je mee dat we ongebreideld van alles kunnen bedenken en sommige daaruit behouden om een bepaalde reden. Maar een theorie is volgens mij altijd secundair. Wij kunnen onze gedachten niet stil zetten zoals kinderen niet stil kunnen zitten en dat lijkt mij de reden dat we van alles bedenken.
Ik was het eens met de opmerking van Jan-Auke (3 maart 2025 om 07:15).
Het antwoord op de vraag waarom mensen beginnen met het stellen van vragen lijkt mij eenvoudig: ze kunnen niet stilzitten en komen daardoor van alles tegen wat ze niet begrijpen of waar ze plezier in hebben of juist niet. Theorie komt daar misschien achteraan.
De laatste der Empiricanen
Bert, je kleindochter zei: ik kan erbij. Ze kon dus taal bezigen en wist min of meer wat "ik", "kan" en "erbij" betekenen en wist tevens iets af van de coherentie tussen die drie woorden. Bovendien kon ze haar zin grammaticaal juist formuleren. Met anderen woorden, je kleindochter had al een impliciete semantische taaltheorie. Iets wat mijn hond niet heeft.
Bovendien heb jij ook zo'n impliciete taaltheorie in je hoofd. Kan ook niet anders want anders kan jij hier niet schrijven. Welnu, zaak is nu die taaltheorie expliciet te maken. Met alle haken en ogen van dien.
Onze taal gaat hand in hand met ons algemeen menselijk onderscheidingsvermogen. Dat conceptueel vermogen werkt samen met perceptie. Zeker. Het is niet enkel theorie maar theorie in samenwerking met theoriegeleide perceptie.
Afijn, ik heb weer genoeg geschreven tegen het rigide empiricisme. Maar misschien nog een prikkelende slotopmerking. Het rigide empiricisme is een soort homeopathie. Het werkt niet en het verdunt concepten dusdanig dat er niets van overblijft. Men kan het schudden tot men een fractie van een microgram weegt maar het blijft onwerkzaam. :)
Bert, bovendien had je kleindochter -wel grappig, een kleindochter die niet langer te klein is om bij de deurklink te kunnen: letterlijk eigenlijk geen kleindochter meer :) -het concept van een deur, een theorie over de functie van de deur en de klink, enz. Je kunt hier lezen dat kinderen al in de baarmoeder en in het eerste jaar van hun leven theorieën opbouwen over de betekenis van wat ze horen, zien enz. En het moet jou sterk aanspreken dat ze die theorieën/hypothesen opstellen door statistisch te redeneren. Ook levende hersenen gebruiken statistiek: zie: How emotions are made, Feldman-Barrett, Lisa, Hoofdstuk 5 'Concepts, goals and words'.
Binnen is binnen
Je hoort wel eens dat die en die in zijn eigen wereldje leeft. Maar elk van ons leeft in zijn of haar eigen wereldje, in zijn of haar eigen bewust binnenwereldje. Je kunt het ook zien als een soortement matrix, althans metaforisch gesproken.
Onze geest schept met behulp van allerlei onderliggende mechanismes een wereldbeeld en daarin leven we als zijnde denkende en voelende mensen.
Toch mag dit ons niet verleiden tot een vorm van solipsisme. Er is, al zitten we gevangen als zijnde geestrijke denkertjes in ons binnenwereldje, ook een buitenwereld. Natuurlijk, de buitenwereld is ook maar een idee in ons hoofd maar wel een uiterst zinnig idee waaraan we gerust waarheid mogen toekennen.
Voortdurend projecteren we stukjes van ons wereldbeeld op de terecht veronderstelde buitenwereld. Zoals onze ideeën "tijd", "ruimte" en "object". En ook "samenleving" en "medemens". Dit gebeurt in de regel tamelijk onbewust. We hebben nauwelijks tot helemaal niet in de gaten dat we dit doen. Uit pragmatisch opzicht is dit wel zo handig ook. Je voortdurend bewust zijn van al die uitgevoerde en in uitvoering zijnde projecties vormt een groot, zeer groot obstakel voor andere denkbezigheden.
Nogal wat van onze alledaagse projecties zijn tamelijk waarachtig. En wel omdat ze tamelijk coherent en consistent zijn met onze basale projecties. Zonder een flinke grein realisme kunnen we niet. Maar dit mag ons niet verleiden tot naïef realisme, tot direct realisme.
Iets anders gezegd, een ieder van ons leeft in een niet altijd goed geordende verzameling hypotheses. Maar nogal wat van die hypotheses zijn tamelijk waarachtig omdat hun tegendelen nogal onzinnig zijn. De hypothese dat er niet zoiets als tijd is, werkt voor geen meter, laat staan voor een seconde.
Ook het godsgeloof is een projectie. Maar wat dan nog?, zou een godsgelovige kunnen zeggen, sommige projecties kunnen best wel zinnig en zelfs waar zijn.
En die onderliggende mechanismes van ons denken? Wel, die zijn complex. En dienen uiteraard ook bestudeerd te worden.
Ook de logica is een theorie, een hypothese. En hypotheses kunnen betwijfeld worden. Net als de hypothese dat er een absolute, uniforme ruimte los van de tijd bestaat.
Dit alles kan natuurlijk uitgewerkt worden in een dik boekwerk, vol met pedagogische modellen, intelligente voetnoten, degelijke literatuurlijsten en onderwerp- en naamregisters en vooral met duidelijke puntjes op de i's.
Jan-Auke, RV.
Ik geloof niet dat Popper een theorie zag zoals een roze bril waardoorheen je alles roze. Waarschijnlijk wees hij op het gevaar van dogmatisch getinte theorieën dat ze onaantastbaar worden voor enpirisch onderbouwde bezwaren.
Kwantummechanishe verschijnselen zijn te vreemd om op een klassieke wijze, beschreven te kunnen worden. Wiskundige,modellen beschrijven die dermatig nauwkeurig dat ze letterlijk de meest nauwkeurige experimentele voorspellingen mogelijk maken.
Bij superpositie gaat,het om wiskundig bescchreven maar onvoorstelbare interfererende waarschijnlijkheidsverdelingen.
Om het nog een beetje visueel voorstelbaar te maken spreekt men over interfererende golven terwijl in een andere context over deeltjes wordt gesproken die zich op meerdere plaatsen tegelijk zouden bevinden.
Deze interpretaties helpen om tot een intuïtief begrip te komen waardoor men vertrouwd kan raken met onvoorstelbare.
Kwantummechanische interpretaties zijn echter fundamenteel problematisch omdat ze een klassieke beschrijving geven van iets wat niet klassiek is.
Iets dergelijks ontstaat,bij vereenvoudigde weergave van complexe theorieën, meestal ook in de vorm van een interpretatie.
Sommige kunnen niet vereenvoudigd bescheven worden zonder de theorie geweld aan te doen.
Een interpretatie als argument gebruiken is dan ook niet geloofwaardig. Dat is volgens mij ook iets wat Popper bedoelde: een vereenvoudigde theorie is onjuist.
Intuitief begrip is mooi maar empirische,evidentie heeft altijd voorrang en daarom doen we er beter aan om beweringen die niet weersproken kunnen worden te negeren.
Bert, jij bent altijd zo'n heerlijke 'krom-redeneerder'.
Je begint je boodschap met de woorden ' Ik geloof niet dat Popper enz.'
Je hebt het schijnbaar niet nagelezen; je hebt het boek van Popper niet opengeslagen: je 'gelooft het niet' is een interpretatie van jou die niet gecontroleerd is aan de hand van de tekst. Het is een bewering die uit de lucht gegrepen is.
Je eindigt je boodschap met: 'Een interpretatie als argument gebruiken is dan ook niet geloofwaardig.' Inderdaad: maar waarom bedien je jezelf dan wel van een interpretatie?
Vreemd..
Lees eerst wat Popper echt schrijft en trek dan pas je conclusies. Leef je eigen beginselen na.
Sorry, ik heb een bijdrage over Wittgenstein even teruggetrokken: ik ben hem aan het bewerken (uitbreiden), maar ik kom nu tijd tekort. Ik zal er morgen aan verder werken.
(Bert, svp: geen teksten van AI: ik heb zelf inmiddels ook drie van die 'slimme' dingen, maar je moet zelf denken en de originele teksten raadplegen.)
Jan- Auke,
Naar aanleiding van wat je tegen Bert zegt. Men kan ook zelf denken als men niet de originele teksten raadpleegt. Of denk jij van niet?
vr. gr.,
Jac
Jan-Auke,
De bewering dat theorie altijd aan waarneming vooraf gaat is niet de kern van Poppers denken.
Het klopt dat Popper erkent dat theorieën vaak al bestaan vóór waarneming, maar zijn belangrijkste bijdrage aan de wetenschapsfilosofie ligt ergens anders: volgens hem is het criterium voor wetenschappelijke theorieën falsifieerbaarheid.
Volgens Popper is een theorie wetenschappelijk alleen als deze falsifieerbaar is, dat wil zeggen, als het mogelijk is om een experiment of waarneming te bedenken die de theorie zou kunnen weerleggen. Dit staat in contrast met het idee dat wetenschap alleen gaat om het verzamelen van bewijzen die een theorie ondersteunen (verificatie). Popper benadrukt juist dat wetenschap vooruitgaat door het weerleggen van onjuiste theorieën, niet door het bevestigen van bestaande ideeën.
Dus hoewel theorieën inderdaad vaak aan waarneming voorafgaan, is de kern van Poppers denken dat wetenschappelijke theorieën testbaar en falsifieerbaar moeten zijn. Dit onderscheidt wetenschap van pseudowetenschap of metafysica.
Het kan erop lijken dat een theorie zomaar uit de lucht komt vallen als je niet begrijpt dat het onbewuste brein niet zomaar klakkeloos alles wat het waarneemt slikt.
Het is actief bezig om daar structuur in te vinden en als die gevonden wordt kan dat spontaan binnen de bewuste aandacht gebracht worden.
Popper was zich daar bewust van.
Hij noemde dit de "context of discovery" waarin hij erkende dat het ontstaan van theorieën vaak onbewust, intuïtief of creatief is.
Echter, Popper richtte zich vooral op de "context of justification" waarin het gaat om hoe theorieën getest en beoordeeld worden. Hier ligt zijn belangrijkste bijdrage: een theorie is wetenschappelijk alleen als deze falsifieerbaar is, ongeacht hoe de theorie tot stand is gekomen.
Het is niet goed om Popper selectief te citeren. Het geeft de indruk dat je probeert de drogreden van autoriteit te gebruiken. Zoals Jac Vaes opmerkte kunnen we zelf ook over dingen nadenken en hoeven we het niet altijd eens te zijn met de grote denkers. Met Popper ben ik het echter eens.
Bert, jullie zijn erger dan mijn leerlingen: je hebt de boel opgezocht en verkocht als je eigen tekst :). Het is schering en inslag, zelfs onder volwassenen dus, niets kinderlijks is ons vreemd.
Gelukkig -ook als een echter middelbare scholier- ben jet gemakkelijk te ontmaskeren: je begrijp namelijk niet wat je zegt. Er is namelijk een belangrijk verband tussen falsifieerbaarheid en de theoriegeladenheid van de waarneming. Ik zou zeggen: leg dat maar eens voor aan je favo AI-app.
Geef bv eens de volgende prompt aan je favoriete AI-app: wat is het verband tussen Poppers these van falsifieerbaarheid en de these van de theoriegeladenheid (Hanson)
Ja, Jac
Ook lieden die nog nooit een goed boek hebben gelezen, denken. Ook toen er nog helemaal geen schrift was, dachten mensen. Maar het geschreven woord is een belangrijk hulpmiddel om je gedachten te ordenen en om je administratie te ordenen. Het schrift werd uitgevonden om de boel te administreren.
Wil je een beetje op niveau nadenken over je eigen en andermans denken, dan is het handig om je nadenksels op te schrijven en daarover nader te reflecteren en ze te vergelijken met de nadenksels van anderen.
Slechts zo kan er zoiets als een constructief gesprek ontstaan dat verder gaat dan het spuien van een slecht onderbouwde mening.
Wat ik maar wil zeggen: jawel, iedereen denkt maar lang niet elk denken is zorgvuldig denken.
En als je je op een filosoof beroept, geef dan zijn basale ideeën goed weer. Dus verdiep je in die filosoof.
Wat Popper betreft, misschien is dit een aardig filmpje:
https://www.youtube.com/watch?v=pHLVfVQCdj8
Zelf kijk ik geen praatfilmpjes. Maar voor jou en Bert is het wellicht zeer zinnig om je eens echt in wat filosofen te verdiepen. Alleen maar het droppen van namen komt over als holle poeha.
Jac, het punt is dat je, als je je beroept op een bepaalde tekst, je die tekst ook echt gelezen moet hebben en begrepen. Je moet je werk goed en grondig doen. Zelf denken levert niet (zeer) veel op: het is verstandiger om eerst het werk van andere te bestuderen (en dat heet dan ook: studeren- zelf het wiel uitvinden is niet zo snugger).
Bert, jullie zijn erger dan mijn leerlingen: je hebt de boel opgezocht en verkocht als je eigen tekst :). Het is schering en inslag, zelfs onder volwassenen dus, niets kinderlijks is ons vreemd. Foei!
Gelukkig -ook als een echte middelbare scholier- ben je gemakkelijk te ontmaskeren: je begrijp namelijk niet echt wat je zegt. Er is immers een belangrijk verband tussen falsifieerbaarheid en de theoriegeladenheid van de waarneming. Ik zou zeggen: leg dat maar eens voor aan je favo AI-app.
Geef bv eens de volgende prompt aan je favoriete AI-app: wat is het verband tussen Poppers these van falsifieerbaarheid en de these van de theoriegeladenheid (Hanson)
Bert, en als je dan toch gezellig aan het AI'en bent, voer dan ook even de volgende vraag/'prompt' in: Popper was er zelf van overtuigd dat waarneming zonder theorie (theoriegeladenheid van de waarneming) niet mogelijk was: is dat inderdaad juist? En waarom dacht hij dan dat het wel mogelijk is om theorieen te falsifieren?
Kijk, je moet niet AI'en -AI geeft alleen maar halve, snelle antwoorden. Je moet studeren: je doet Popper onrecht door hem maar zo een beetje te 'grokken'. Kies een betrouwbare bron en bestudeer die goed. De lemma's in de SEP zijn uitstekend: ik citeer:
"For Popper the central problem in the philosophy of science is that of demarcation, i.e., of distinguishing between science and what he terms “non-science” (e.g., logic, metaphysics, psychoanalysis, and Adler’s individual psychology). Popper is unusual amongst contemporary philosophers in that he accepts the validity of the Humean critique of induction, and indeed, goes beyond it in arguing that induction is never actually used in science. However, he does not concede that this entails scepticism and argues that the Baconian/Newtonian insistence on the primacy of “pure” observation, as the initial step in the formation of theories, is completely misguided: all observation is selective and theory-laden and there are no pure or theory-free observations. In this way he destabilises the traditional view that science can be distinguished from non-science on the basis of its inductive methodology. In contradistinction to this, Popper holds that there is no unique methodology specific to science; rather, science, like virtually every other organic activity, consists largely of problem-solving."
Ik herhaal een zinnetje uit deze inleiding van het Lemma over Popper: all observation is selective and theory-laden (!), en: there are no pure or theory-free observations.
Kortom, bezondigen jullie je maar niet aan zelf denken: het is verstandiger als je de zaken waar je over wilt spreken goed bestudeert.
Jan-Auke, RV,
Sinds Popper en Hanson is er veel veranderd. Er bestond in hun tijd een sterk vermoeden dat het onbewuste brein niet passief was onder het voortdurende bombardement van zintuiglijke waarnemingen. Inmiddels is het duidelijk geworden dat er het brein voortdurend bezig is met statistische analyse van die waarnemingen en dat als die een significant resultaat opleveren dan zorgt het brein ervoor dat wij daar aandacht aan gaan besteden.
De frappante resultaten van Large Language Models bewijst dat dit een succesvolle strategie is die is afgekeken van wat evolutie ons gebracht heeft.
Wanneer het brein ons attent maakt op een statistisch resultaat dan is dat soms equivalent aan het als bij toverslag aanbieden van een theorie of een voorloper daarvan.
Mijn punt is steeds dat zonder voldoende waarneming geen statistische analyse mogelijk is.
Filosofen zullen zich daarbij moeten neerleggen.
Jan-Auke,
Een mens is nooit te oud om te leren l.
Waarom zou ik mij nog druk moeten maken over Popper? Martin Gardner:
https://ecroot.math.gatech.edu/gardner_popper.pdf
Op theorie-geladenheid kom ik nog terug. Ooit van "unsupervised learning" in AI gehoord? We kunnen toch rekening houden met het feit dat onze waarneming door bekende en minder bekende oorzaken beperkt wordt?
Ik ga eerst nog eens verder kijken. Bijvoorbeeld het volgende meer recente artikel:
https://brucelambert.soc.northwestern.edu/con_proceed/The-theory-ladenness.pdf
Bert, je schrijft: [Mijn punt is steeds dat zonder voldoende waarneming geen statistische analyse mogelijk is].
Maar dat is een open deur, is het niet? Interessant wordt een dergelijke bewering pas als je het woordje voldoende kunt kwantificeren.
Je oorspronkelijke punt was overigens: [Kinderen ontwikkelen misschien een theorie dat proberen een onverwacht genoegen kan opleveren maar dat proberen begint ongetwijfeld zonder theorie omdat kinderen niet stil kunnen zitten en daardoor leren dat sommige dingen die ze doen werken en andere niet.]
En dat is precies het tegendeel van wat Popper schreef.
Large language modellen zijn inderdaad gebaseerd op de werking van het brein. Wij zijn 'statistische machines'. En het is zelfs verbijsterend: die statistische analyse begint al in de baarmoeder! (Ook dat kun je mooi nalezen in dat boek van Feldman-Barrett waar ik al eerder naar verwees [overigens verwijs ik niet naar dat boek omdat dat het beste leerboek is in haar soort, maar omdat het een zeer toegankelijk geschreven boek is]).
Het onderzoek naar het brein is verricht door filosofen en psychologen (en wiskundigen enz) dus waar je bewering 'filosofen zullen zich daarbij moeten neerleggen' op slaat begrijp ik niet. Zonder analytische filosofie -zonder Hanson en Popper bijvoorbeeld- was de cognitie wetenschap niet tot wasdom gekomen.
Maar mijn voornaamste punt Bert is eigenlijk dit: waarom zoek je de dingen waar je over spreekt niet even na voordat je ze opschrijft?! Ik begrijp die attitude niet! We beschikken over zoveel informatie: sta je nooit stil bij wat je noteert en vraag je je nooit af: klopt het wel wat ik hier schrijf?
Wetenschap zonder nauwkeurig te lezen, zonder de feiten te respecteren, zonder te bluffen: waarom is het voor mensen zo lastig om zich aan die eenvoudige 'plicht' te houden?
Een vriendin heeft meermalen spelletjes met haar nog ongeboren baby gespeeld die reageerde op druk op de buik. Zodra de hersenen ver genoeg ontwikkeld zijn begint unsupervised leren en kan er nog geen sprake van zelf opgelegde theoriegebondenheid maar uiteraard wel met de beperkingen van het sensorisch systeem. Daar kunnen ze nog geen rekening mee houden maar wij wel.
Bert, Martin Gardner is een verstandig man: hij heeft idd begrepen dat falsificatie geen nuttig begrip is (althans, niet voor mensen die graag scherp onderscheid willen maken tussen 'zuivere wetenschap' en 'onzinnige wetenschap' -het zogenaamde criterium-probleem). Heel goed. Nu heb jij dat ook begrepen en dat is een goede zaak. (Een ding is een beetje merkwaardig: Gardner noemt Russell een 'wetenschapsfilosoof: ik denk dat hij daar geen gelijk aan heeft: Russell was geen wetenschapsfilosoof, maar eerder een taalfilosoof of epistemoloog).
Dan is er voor jou nog een probleem: wist je dat Martin Gardner in de Here was (hij is in 2010 overleden)? Heb jij niet onlangs betoogd dat wetenschappers die gelovig zijn niet helemaal betrouwbaar zijn? Maar dan moet je Gardner ook wantrouwen, toch? Gelukkig heb je de mensen kunnen waarschuwen tegen Carlo Beenakker! Wellicht kun je ook een brief schrijven naar de uitgever van Gardner, opdat ze zijn boeken uit de handel nemen: want ook Gardner is een bedrieger die religie en wetenschap niet uit elkaar kan houden! Vreselijke mensen, die gelovige wetenschappers...
(Criterium probleem in de post hierboven moet natuurlijk zijn: demarcatie-crieterium)
Jan-Auke,
Je verwijt mij dat ik gebruik maak van AI om snel bevindingen van wetenschappers en filosofen op te sporen.
Ik vind dat verwijt onterecht om 2 redenen.
1. Er is teveel beschikbaar om kennis van te kunnen nemen
2. Door een selectie te lezen loop je de kans essentiële informatie mis te lopen.
Aan beide bezwaren wordt tegemoet gekomen door AI te gebruiken. Dat vergt enige oefening omdat AI niet onfeilbaar is. Doorvragen is essentieel. Ook het gebruik van verschillende AI's kan helpen.
Dat ik controle door raadpleging van bronnen uitstel is te billijken als het alleen maar gaat om een verkenning omdat dit veel werk is.
Als het belangrijk is dan moet die moeite genomen worden en
daarom wil ik meer weten over theoriegeladenheid.
Wat Gardner betreft, die heb ik nooit betrapt op het verdedigen van zijn geloof door halve waarheden te verkondigen.
Wat iemand gelooft hoeft niet verdedigd te worden omdat het om een persoonlijke zaak gaat. Door het te verdedigen wordt het een openbare aangelegenheid en stel je je bloot aan kritiek, ook als het -zoals bij Beenakker- niet meer dan een leugentje om bestwil is voor een publiek van gelijkdenkenden.
Ik vind het prima dat jij het trivialisme aanhangt maar als je dat verdedigt vind je mij op je weg. Het staat je vrij om dat uit de weg te gaan maar dan isoleer je jezelf alleen maar.
Beenakker
Beenakker is net als Gardner een oprecht gelovige. Beiden doen niet aan leugentjes om bestwil. Om wiens bestwil trouwens?
Het is zeer goed mogelijk om zowel een scherpzinnige naturalist te zijn als tevens een oprecht godsgelovige.
De onvolprezen Gardner was volgens mij een fideïst. Een godsgelovige zonder godsbewijzen die het godsidee het voordeel van de twijfel gaf.
"When many of my fans discovered that I believed in God and even hoped for an afterlife, they were shocked and dismayed ... I do not mean the God of the Bible, especially the God of the Old Testament, or any other book that claims to be divinely inspired. For me God is a "Wholly Other" transcendent intelligence, impossible for us to understand. He or she is somehow responsible for our universe and capable of providing, how I have no inkling, an afterlife."
Citaat van Gardner zelf. Geplukt van Wiki:
https://en.wikipedia.org/wiki/Martin_Gardner
Bert, Gardner heeft zijn geloof niet bepaald onder stoelen of banken gestoken. Zie: Why's of a Philosophical Scrivener, Gardner, M, Hfd 12 t/m 20. Ik heb dit werk lang geleden als eens besproken toen dit digitale krantje nog de 'Lachende Idioot' (of was het 'Lachende Theoloog) heette.
Een reactie posten