De mens is geen kenner, geen denker: hij is een lichaam, een biologische machine die adequaat moet handelen.
Hij is een lichaam- en zijn denkwijze is gevormd om het lichaam te (be)dienen.
De weeromstuit van dit inzicht is dat de werkelijkheid vreemder is dan wij kunnen bevroeden. De structuren, vormen en modaliteiten in de werkelijkheid zijn hypercomplex (=te complex voor ons verstand, zodat de werkelijkheid in onze ogen absurd is). De werkelijkheid overspoelt ons verstand als het ware met 'waarheid': zou het verstand niet uiterst zorgvuldig kiezen welke inzichten het wel en welke inzichten het niet kan gebruiken, dan zou het door zijn hoeven zakken, als een ezeltje dat te zwaar beladen wordt [3].
Aangezien het verschil tussen waarheid en mogelijkheid niet houdbaar is in een hypercomplexe werkelijkheid -het verschil tussen mogelijkheid en waarheid is een logische constructie, een constructie die (dus) vervalt in een niet-logische wereld- is alles mogelijk, is alles waar [1].
Wat nu te denken, gegeven de hypercomplexe werkelijkheid, van mystieke ervaringen?
Zijn zulke ervaringen zonder inhoud, zijn het illusies? Of mag je aan zulke ervaringen inhoud toekennen gegeven de absurde, voor ons onnavolgbare aard van de werkelijkheid?
Eén ding staat vast: als ervaring zijn ze waar. Mystieke ervaringen zijn échte ervaringen. Ze bewerkstelligen iets in de geest van de mysticus: mystieke ervaringen zijn niet zelden gedragsveranderend en inzichtverrijkend.
Overigens geldt dit ook voor andere ervaringen, zoals zware depressies of traumatische ervaringen of psychoses. Maar mystieke ervaringen brengen geen schade toe aan brein en psyche, terwijl depressies, trauma's en psychoses een mens wel beschadigen. Een belangrijk verschil!
Denk eens aan Simone Weil: een dame die als hoogste eindigde in haar examenjaar op de ranglijst van beste Franse leerlingen (tweede op die lijst dat jaar was die andere Simone, de vriendin van schele Jean-Paul, de Beauvoir). Ze had mystieke ervaringen én behield haar scherpe analytische geest.
Mystieke ervaringen dragen voor de mysticus niet zelden de signatuur van het 'bovennatuurlijke'- althans, van het 'onzegbare'.
Mystiek is bovendien een fenomeen dat niet verdwijnt: elke generatie kent haar mystici.
In welke zin kunnen deze bijzondere ervaringen nu 'veridicaal' zijn (='waar-achtig')?
We hebben de keus uit de volgende patronen als we een verklaring willen opstellen van een fenomeen/verschijnsel: causaal (x veroorzaakt y), identiteit (x = y), noodzakelijk (x moet bestaan), gronden (x wortelt in y).
Mystieke ervaringen zijn niet causaal (je kunt geen oorzaak vaststellen), ze zijn niet noodzakelijk (anders had iedereen ze wel: het zijn contingente verschijnselen) en ze zijn niet identiek met iets anders (we kunnen dit althans niet vaststellen).
Wellicht wortelt de mystieke ervaring in ons brein. Wie die verklaring plausibel vindt neemt aan dat neuronen in breinen spontaan een ervaring kunnen oproepen -die niet veroorzaakt wordt door iets in de cultuur of in de natuur- die quasi-verwijst naar het onzegbare ('quasi-verwijst': want we kunnen op grond van onze huidige kennis -het huidige wetenschappelijke verhaal- niet vaststellen dat deze ervaring inderdaad verwijst naar een bovennatuurlijk fenomeen) [4].
Echter, in een hypercomplexe werkelijkheid is een 'quasi-verwijzing' voldoende om aan te nemen dat een ervaring veridicaal is. Immers, in een dergelijke werkelijkheid is alles mogelijk en is alles waar. Als alles waar is moeten mystieke ervaringen wel verwijzen naar het onzegbare.
Hetzelfde anders gezegd: het staat in ieder geval vast dat ze de gedachte aan het onzegbare oproepen: en dus verwijzen deze ervaringen inhoudelijk naar het onzegbare- en in een alomtegenwoordig bad van waarheden kan een dergelijke verwijzing niet onwaar zijn (althans, menselijkerwijs gesproken: maar zo zijn wij nu eenmaal gebekt, we kennen geen andere spraak of denkwijze dan de menselijke).
De context bepaalt of we kunnen/mogen denken dat overtuigingen waar zijn: als de wereld logisch gesloten is, moeten mystieke ervaringen rigide en nauwgezet worden onderzocht en kunnen ze niet beschouwd worden als waar-achtig; als echter de wereld logisch niet gesloten is, dan is een quasi-verwijzing voldoende om deze ervaringen te beschouwen als waar-achtige ervaringen [2].
------
[1] Helaas hebben wij geen zintuig (en ook ontbreken de cognitieve middelen) die deze rijkdom kan waarnemen. Wij selecteren onze stimuli zorgvuldig en bouwen een beeld van de wereld op -een verhaal- waarmee wij uit de voeten kunnen. De verhalen die wij opstellen zijn logisch en hebben een gesloten karakter. Vanzelfsprekend, anders kunnen wij er niet mee uit de voeten. Cognitie wetenschappers (een leerling van mij bedacht het woord: 'cogneuten') noemen dit 'integreren': de werkelijkheid komt tot ons als stimuli -visueel- die langs de zogenaamde v-banden in het achterhoofd worden geleid, waar ze ergens hoger in het achterhoofd worden ondergebracht in categorieën en denkbeelden; uiteindelijk krijgen deze denkbeelden een plaatsje in ons beeld van de wereld: deze laatste stap wordt 'integratie' genoemd. De verwerking van de stimuli gaat van achter naar voren: de waarnemingen worden sterker geïntegreerd met bestaande kennis (ons geordende wereldbeeld, waar we een verhaal over kunnen vertellen) naarmate ze verder naar voren worden getransporteerd. Nieuwsgierig geworden: lees een boek over cognitiewetenschappen: er zijn tamelijk veel goede titels in de handel, geschreven door uitmuntende wetenschappers (cogneuten). Ons brein is fascinerend. Terzijde: alle cogneuten zijn het er over eens dat ons brein geen waarachtig beeld van de gehele werkelijkheid gebruikt, maar een beeld dat sterk is aangepast: we hebben een *functioneel* beeld van de werkelijkheid.
[2] Hoe wij de wereld bezien staat of valt met de vraag hoe krachtig en adequaat ons verstand is. Aangezien de logische regels de meest algemene werking van ons verstand beschrijven en wij slecht uit de voeten kunnen met niet-logsiche structuren, is de vraag of deze regels universeel of lokaal gelden van doorslaggevend belang. Vandaar dat ik veel artikelen wijd aan dit onderwerp. Voor sommige lezers saai, voor mij echter het 'eerste' en meest boeiende onderwerp waar een mens zich over kan buigen. Een naturalist zal onmiddellijk vermoeden dat deze regels lokaal zijn en dat het verstand geen greep op de gehele werkelijkheid heeft; een platonist, metafysicus of theïst kan denken dat deze regels universeel zijn en dat ons verstand wel greep op de gehele werkelijkheid heeft. Deze laatste drie stromingen zijn echter in strijd met de wetenschappelijke lezing van de werkelijkheid. Hier is overigens een methodologische vuistregel van kracht: de zaken die we wel kunnen onderzoeken en die wel binnen ons logsiche magisterium vallen, hebben voorrang op elke andere vorm van kennis.
[3] Men vermoedt dat autisme het gevolg is van een te grote dichtheid aan zenuwen in het hoofd. Normaliter breken de hersenen nieuwe verbindingen -die niet bruikbaar zijn- in de nacht weer af. Dit heet 'pruning' (snoeien) en voorkomt wildgroei in het brein. Bij een autistisch persoon werkt dit proces niet naar behoren. Zij/hij (zhij) heeft een enorm gedetailleerd en verfijnd en precies beeld van de wereld. Op het internet kun je bijvoorbeeld een filmpje vinden van een jongen die naar een gebouw kijkt en dit gebouw vervolgens tot in de kleinste details kan weergeven. Mensen met hersenen die niet gesnoeid worden krijgen een 'vol' hoofd: ze verliezen zich in details en kunnen dientengevolge hun kennis slecht integreren. Vanzelfsprekend, want hoe meer 'dingen' er in een overzicht moeten, hoe lastiger het gaat.Ik heb het vermoeden dat hier ook een wet aan ten grondslag ligt: bij een bepaalde 'hoeveelheid' informatie is het onmogelijk om een sluitend overzicht -een coherent verhaal, een sluitende theorie- van deze informatie op te stellen. Zoals je door de bomen het bos niet meer kunt zien (wat een prachtige uitdrukking is dit trouwens!), kun je door het grote aantal details de structuur niet zien. Als je een kast te vol propt dan barst zij uit haar voegen; wie een logische structuur te vol propt, vernietigt haar coherentie. Zo zou je dan -misschien- ook kunnen uitrekenen dat de wereld geen logische structuur heeft.
[4] Quasi-verwijzing: bedoeld wordt dat het een eenzijdige verwijzing is, van 'de mens' naar 'de werkelijkheid', zonder dat we de werkelijkheid kunnen onderzoeken. Als je een pijl schiet naar een schijf, dan kijk je naar de schijf -het doel- om te weten of het schot raak is. We kunnen echter niet controleren of de mystieke ervaring succesrijk verwijst naar de werkelijkheid. Tenzij we weten dat de werkelijkheid van dien aard is dat elke verwijzing, die inhoudelijk buiten het voor ons doorvorsbare domein staat, waar-achtig is (formeel: dat is het geval in een triviale werkelijkheid). Voor de slimmerik die zegt: ja, maar in het trivialisme is ook elke ontkenning waar: dat gaat niet op als we verwijzen, want verwijzingen zijn altijd positief, nooit negatief; je verwijst naar iets en niet naar de afwezigheid van iets.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten