dinsdag 24 december 2024

De k-ruimte (een kersttoespraak)

§. Denk eens aan een bijzondere ruimte met inzichten. We noemen deze bijzondere ruimte de kayab-ruimte (kortweg de: k-ruimte).

(i) Hoe groot is de k-ruimte? Wel, van ons uit bezien is deze ruimte grenzenloos: om de eenvoudige reden dat wij niet beschikken over modale wetten om haar grenzen mee te bepalen. 

Zó hoog is daarom de dichtheid van inzichten in de k-ruimte dat niets en niemand -mens noch machine- ooit een inzicht zal genereren dat in de k-ruimte niet te vinden is.

De k-ruimte bevat al onze inzichten én oneindig veel meer.

Onze 'ideeënruimte' -de menselijke ideeënruimte, kortweg: m-ruimte- is beperkt (ten opzichte van de k-ruimte).

De m-ruimte is zo klein en onbeduidend dat ze volledig verdwijnt in de k-ruimte.

(Het verschil tussen de m-ruimte en de k-ruimte is: k+).

Alles wat wij weten, weten de 'kenners' van de k-ruimte ook. 

De bewoners van de k-ruimte weten dus wie of wat God is (want wij kunnen God definiëren, dus kunnen zij het ook).

(ii) Voorts weten wij dat in k+ onze binaire denkwijze niet toereikend is om te bepalen wat waar en wat onwaar is. Het onderscheid tussen waar en onwaar vervalt daarom: de logische staat van k+ is triviaal. 

Stel nu dat we over een sluitend en overtuigend betoog beschikken voor de stelling dat onze denkwijze beperkt is: dan is het vrijwel zeker -uitermate waarschijnlijk- dat de werkelijkheid ingewikkelder is dan wij middels een logische analyse (beschrijving) kunnen weergeven.

(iii) Hoe ingewikkeld is dan de werkelijkheid? Wel, van ons uit bezien is zij grenzeloos ingewikkeld: omdat wij niet beschikken over de wetten om haar grenzen te bepalen.

|= (uit: i, ii en iii) elke bewering in k+ is waar


§§. Het geloof van aardse, binaire wezens -de mens- is pragmatisch.

God is 'dát' wezen tot wie we bidden; God is 'dát' wezen voor wie wij ere-diensten houden.

Over God kunnen we voorts -per definitie- zeggen dat hij een triviaal bestaan heeft (immers, God overtreft ons: God kan k+ wel doorgronden). Hij overstijgt ons begrip. 

We zien dit ook in en noemen God daarom een 'mysterie'.


§§§. Tenslotte: omdat elke bewering in k+ waar is, weten we dat 'dát' tot 'wie' wij bidden bestaat (al is het op een voor ons onbegrijpelijke wijze).

En dit inzicht is voldoende om het geloof te rechtvaardigen.

-----

Goede mensen, ik wens jullie fijne feestdagen toe; koop geen cobra's; wees lief voor de buren die wel cobra's kopen; drink met mate; en kijk met oud en nieuw naar de sterren: het bestaan is niet minder mysterieus voor ons dan voor onze verre voorouders; en zing een kerstliedje- doet er niet toe welk kerstliedje, als je het maar zingt met een mooie dictie, zodat iedereen rondom de tekst goed kan verstaan (fairytale of new york... the choir was singing galway-bay)

3 opmerkingen:

Jan-Auke Riemersma zei

Wellicht is het niet overbodig om de bovenstaande tamelijk abstracte bijdrage iets 'concreter' te maken.

Een veronderstelling is de volgende: je bent een theïst als je 'waarachtig' kunt bidden. Als je dat niet kunt en het idee hebt dat je jezelf voor de gek houdt als je bidt, dan is het geloof niets voor jou. De vraag die leerlingen mij altijd stellen -als we al over dit onderwerp te spreken komen bij filosofie- is of gelovigen nou 'echt denken dat er een soort God is die luistert'. Ik denk dat een gelovige dat inderdaad echt moet denken. Een gelovige die het niet opbrengt om waarachtig te bidden zakt eigenlijk voor de lakmoestest van het geloof.

Maar hoe kan een gelovige denken dat er echt een wezen is dat luistert? Wel, hij kan dat geloven als hij inziet dat alles waar is, dus ook dat het waar is dat in de werkelijkheid een 'dát tot wie wij ons richten in het gebed' voorkomt.

De logica achter dit inzicht is zo eenvoudig als de logica achter het inzicht dat elke pijl die je afschiet altijd 'ergens' terecht komt (ook al weet je vantevoren niet waar dat zal zijn). Als de werkelijkheid grenzenloos ingewikkeld is, triviaal, zodat elke (onbegrijpelijke) bewering apriori waar is, dan weet je dat je gebed gehoord wordt.

Hoe weet je tenslotte dat de werkelijkheid triviaal is? Wel, dat is eenvoudig: het volgt uit de 'ineenstorting' van je binaire, logische denkwijze: deze stort ineen zodra je je (ver) buiten de logische grenzen probeert te begeven.

Nu is het trivialisme een formeel model en als zodanig lastig te onderzoeken. In de praktijk zullen we echter gaan vermoeden dat de werkelijkheid triviaal is als het onderzoek van de wereld lastig begint te worden: als het trivialisme juist is -qua model- zal de ene moeilijkheid/anomalie zich tenslotte op de andere stapelen en we zullen -ten leste- inzien dat het ons niet gegeven is om een complete, consistente beschrijving te geven van de werkelijkheid.

(Feitelijk is dit een uitwerking van het intuïtieve idee dat de werkelijkheid zo absurd is dat het bestaan van vreemde dingen, zoals god(en), helemaal niet opmerkelijk is. "Ik geloof daar het absurd is.")

Merk op dat je, als je hebt beredeneerd dat de werkelijkheid triviaal is, gebruik maakt van haar eigenschappen om af te leiden dat dan God wel moet bestaan. Dus: je weet hoe je de triviale werkelijkheid kunt gebruiken (knowing how), maar je begrijpt haar niet (knowing that).

JanD zei

Beste JanR.

Jouw uitgangspunt is een k-ruimte, een (abstracte) ruimte met alle mogelijke inzichten.
Inzichten zijn te coderen met tekens, symbolen, taal: informatie dus.
Informatie wordt opgeslagen op een energetische/materiële drager of substraat en neemt dus ruimte in. Als de drager verloren gaat is die gecodeerde informatie verloren.
Maar informatie "an sich" neemt geen ruimte in, is onvernietigbaar en is qua chronologische tijd, tijdloos. (de denkfout van Stephen Hawking dat informatie vernietigd zou kunnen worden in een zwart gat)

Nu stel je citaat: "Alles wat wij weten, weten de 'kenners' van de k-ruimte ook. De bewoners van de k-ruimte weten .... " Dat betekent dat je aanneemt dat er bewoners/wezens/subjecten zijn in de k-ruimte en dat die empirische ervaring kunnen hebben van de daar aanwezige oneindige hoeveelheid informatie.
Dat kan volgens mij niet, een abstracte 'ruimte van alle inzichten' postuleren die los staat van empirische ervaring. Dat voel ik heel duidelijk aan als een categorie fout.

Ik heb het nagespeurd: Gilbert Ryle is het met me eens, in "The Concept of Mind" (1949) noemt hij dat een "category mistake" : het categoriaal verwarren van abstracte conceptuele ruimtes met bewuste entiteiten.

Vriendelijke groet van JanD

Jan-Auke Riemersma zei

JanD, ik denk niet dat dit een categoriefout is (ik weet dat Ryle het begrip 'categorie-fout' heeft gemunt, inderdaad: maar waar hij zegt dat mensen geneigd zijn om 'abstracte conceptuele ruimtes' te verwarren met 'bewuste entiteiten' heb ik niet paraat: zou je me willen zeggen waar in het boek ik dit kan nalezen?). Ik denk eerder dat hier sprake is van slordig lezen.

De tekst zegt: de k-ruimte bevat alle mogelijke waarheden, de m-ruimte bevat de waarheden die coherent zijn (en door mensen kunnen worden begrepen). Wel, dan zegt de verzamelingenleer dat de m-ruimte in de k-ruimte past. Geen idee welke (categorie-) fout jij hier 'voelt'. Er worden geen categorieën door elkaar gehaald: het gaat om 'kenners' (wezens/apparaten die kennis kunnen verwerven en verwerken).

Het is normaal om de voorraad kennis die 'kenners' hebben af te beelden op een ruimte (denk maar eens aan Hilbert-spaces).