Ik weet vrij zeker dat de gemiddelde Griekse leraar -zo'n 2500 jaar geleden- geen slechtere lessen gaf dan de gemiddelde Nederlandse leraar vandaag. Ook zij slaagden er in om hun leerlingen te leren lezen en schrijven. De Romeinen moeten zelfs erg goed geweest zijn in het onderwijzen van hun jongeren, want ze kweekten excellente officieren en soldaten.
Waarmee ik min of meer wil zeggen dat alle ontwikkelingen in de onderwijs-wetenschappen niet erg nuttig geweest zijn, ook al zijn hun bevindingen wel interessant. Het moet mogelijk zijn om met niet meer dan een krijtje en een leitje goed onderwijs te geven.
Misschien is zelfs te verdedigen dat de klassieke meesters in sommige opzichten beter werk leverden dan wij, hedendaagse meesters: vermoedelijk konden hun leerlingen meer onthouden dan onze leerlingen,- mijn leerlingen hebben grote moeite om rijtjes en dergelijke uit het hoofd te leren.
Toch is dat 'stampen' erg belangrijk, met name om het geheugen te versterken. Het geheugen is een functie die je intelligentie sterk medebepaalt.
Aandacht is, naast een goed geheugen, ook een factor die onmisbaar is voor slimme kinderen. Ook in het versterken van aandacht staken de oude meesters ons misschien/vermoedelijk naar de kroon. Immers, hun leerlingen moesten teksten -al dan niet in metrum en op rijm- uit het hoofd leren, daarmee oefenden ze hun geheugen én hun aandachtsspanne.
In die dagen beschikte een meester misschien ook over meer 'handgrepen' en 'technieken' om leerlingen te leren leren. Ze hadden goede geheugentechnieken en ze bewerkten hun teksten ingrijpend zodat deze gemakkelijker te 'verteren' waren. Denk hierbij aan rijm, metrum en het gebruik van metaforen. Het maakt een wereld van verschil hoe je de dingen zegt.
(Een wiskundedocent die volrijm gebruikt om de lessen mnemonisch sterker te maken, zou dat zoden aan de dijk zetten?)
Overigens is het werk van de leraar toch een blinde vlek in veel didactische modellen. Het gaat meest over het kunstwerk, minder over de kunstenaar. Evenwel, als de leraar een grappenmaker is en onrustig van nature, dan zal hij bepaalde didactische modellen -hoe geschikt ook voor de leerling- niet kunnen gebruiken; als een leraar ambtelijk en ernstig is van nature, ook dan zullen bepaalde didactische aanbevelingen misplaatst zijn.
Eens in de zoveel jaar waait de 'didactische' wind op de scholen uit een andere hoek. Schoolleiders meten dan hoe goed het werk van de leraar is aan de hand van de nieuwe didactiek. Je bent gedurende die dagen verplicht om les te geven volgens de nieuwste mode.
Vandaag de dag vinden ze dat een leerling vooral zelf aan het werk moet: een goede leraar geeft een korte uitleg en zet vervolgens -met een uitgekiende les- de leerling aan de arbeid. Het probleem is natuurlijk dat leerlingen helemaal geen zin hebben om te werken. Ze zakken lekker onderuit en doen de rest van de les niets. Het amusement wordt daarbij verzorgd door de leraar, die wanhopig rondloopt en de leerlingen bidt en smeekt om tenminste een pen ter hand te nemen. Om dit tafreel te voorkomen kan een leraar de leerlingen allerlei taken geven. Dat vereist echter een grondige voorbereiding van de les. Het is veel praktischer om voor de klas te staan en ze steeds een korte individuele opdracht te geven.
Wie de regie uit handen geeft aan een didactische mode is het bewind kwijt. Desalniettemin staat een leraar die graag wat meer greep op de klas heeft, of die graag het woord voert en de onmiddellijke aandacht van levende leerlingen nodig heeft, te boek als een slechte leraar, omdat hij het 'didactische voorschrift' niet uitvoert- ook al komt zijn les beter uit de verf als hij het op zijn eigen beproefde manier doet. Didactische en pedagogische winden, ze zijn interessant als ze zwak of matig zijn, maar niet als ze sterk waaien.
Wellicht was dat ook het geheim van de oude meesters: dat ze niet geplaagd werden door storende ruk- en zijwinden.
Het is vooral jammer dat de didactiek en pedagogiek ons in vijfentwintighonderd jaar geen instrument hebben kunnen verschaffen om het vuur in kinderen aan te wakkeren. Niemand weet hoe we een leerling, die eerst geen zin in de les heeft, kunnen bewegen om toch mee te doen.
Ik geloof wel dat er 'expert-leraren' of 'super-leraren' bestaan, maar ik behoor niet tot die uitzonderlijke klasse. Ik kan best wat handgrepen gebruiken, maar de 'wetenschappen' die mij die hulp moeten bieden, hebben het laten afweten. 'Motivatie' is nog altijd de 'gouden graal' van het onderwijs, maar we hebben geen idee wat het is en hoe we haar kunnen beheersen.
Wat didactici en pedagogen te zeggen hebben over motivatie is vaak interessant, maar in de praktijk niet doeltreffend en bruikbaar. Alle didactische modellen zouden probleemloos werken als we de aandacht en interesse van de leerling zouden kunnen beheersen. Sterker nog, we zouden zelfs geen modellen nodig hebben.
Mijn vermoeden is dat de les van een leraar eerder 'aanstekelijk' is als je hem laat werken op een manier die bij hem past, dan dat je hem langs de lijnen van een -per definitie onvolledig- didactisch model laat werken.
2 opmerkingen:
Een docent
De beste docent uit mijn jongere jaren was de docent geschiedenis op de middelbare school. Halverwege mijn tijd op die school vertrok die docent naar een professorale baan op een universiteit in Nederland en later naar een professorale baan in Engeland.
Die man was als ik het goed begreep en begrijp, een soort christenanarchist. Hij kon nee zeggen wanneer hij meende dat er echt eens nee gezegd moest worden. Ook tegen de directeur. En hij, die docent dus, onderwees mijn medeleerlingen en mij in het marxisme. Niet omdat hij marxist was maar omdat hij meende dat je er iets vanaf moest weten.
Er was wel een leerboek maar aan de hand daarvan stak hij zijn eigen verhalen af. Zo vertelde hij dat als je een onderwerp wil bestuderen, je meerdere boeken over dat onderwerp moest lezen. Het leerboek zweeg erover dat je een onderwerp breeduit moest bestuderen.
En zo doceerde die docent meer van die inzichten. Geregeld denk ik nog aan hem.
O ja, ik leerde op school ook nog wat Grieks. Een docent Grieks onderwees ons gedurende een paar lessen in de oude Griekse filosofie. Zeer leerzaam, vond ik. De leraar Latijn liet ons de meest scabreuze passages in Homerus vertalen. Ook wel aardig. En dan had ik nog een leraar tekenen die ook kunstbeschouwing gaf. Op de één of andere wijze was hij wel gecharmeerd van mijn opstelletjes over kunst. Ik ben dat achteraf minder. Maar misschien sprak mijn enthousiasme hem aan. Ik hield van kunst. Tegenwoordig zou ik anders over kunst schrijven. In elk geval gaat het bij kunst om het kunstwerk, niet om de maker of het concept erachter, al is kunstsociologie dan wel weer een echte discipline. De kunstwereld is onderdeel van de samenleving.
Vandaag de dag is ontlezing een hot item. Ook dat ge-engels trouwens. Van mij hoeft niemand per week een boek te lezen. Maar die zogeheten ontlezing is wel, meen ik, een symptoom van een bredere problematiek, namelijk van het onzorgvuldig denken. Zowel de complotgeloofjes als de onderbuiklinkse denkmodes zijn mijns inziens uitingen van zeer slordig en autoritair denken en aldus bedreigingen van onze liberale democratie. En met "liberaal" bedoel ik "geestelijke vrijheid". Niet "ongebreideld kapitalistisch".
De menselijke waardigheid bestaat vooral uit de eigen redelijke mondigheid. Goede docenten proberen hun leerlingen aan te spreken op hun menselijke waardigheid. Maar helaas, vele leerlingen zijn geroepen maar niet uitverkoren.
Lesje
Ik leerde lezen met:
Kees gaat naar school.
Piet gaat ook mee.
Moeder is in huis.
Puk is bij haar.
Laten we van bovenstaande een argumentatie maken. P is een premisse en C is de conclusie.
(P1) Kees gaat naar school.
(P2) Piet gaat ook mee.
(P3) Moeder is in huis.
(C) (Dus) Puk is bij haar.
Klopt bovenstaande argumentatie? Zo nee, waarom? Zo ja, waarom?
Wat ik wil zeggen, is: je zou taalonderwijs wellicht ook dienen te verbinden met basale argumentatiekunde en dat op speelse wijze. In elk geval is enig creatief onderwijs in mogelijke denkfouten niet verkeerd.
Dat "ook" in "Piet gaat ook mee" lijkt mij incorrect maar is wellicht toegevoegd om het zinnetje ritmisch en vierwoordig te krijgen.
Wat kunnen we verder zeggen over mijn eerste taallesje? O ja, iets feministisch. Maar dat is even niet relevant.
Een reactie posten