zondag 19 maart 2023

Verbeek, Wat maakt de mens (boekbespreking) v3.5

Het leukste antwoord op de vraag 'wat maakt de mens' is: 'zuurstof, koolstof, waterstof, calcium en een beetje fosfor". Of, voor wie het graag plastisch zegt: een paar strekkende meter huid, wat vet, vijf pond spieren, twee ogen, twee oren en een veel te groot hoofd. Maar de ondertitel van het boek maakt duidelijk dat de schrijvers niet op zoek zijn naar de bouwstenen van het menselijk lichaam, maar dat ze iets willen zeggen over 'de lichamelijkheid van de mens in relatie tot techniek en wetenschap'. Oef: dat klinkt opeens een stuk ingewikkelder.

Het boek is bedoeld voor leerlingen van het VWO. Het is het lesboek voor de komende vier examenjaren (van '23 t/m '27). Maar de uitgever vindt dat het boek ook geschikt is voor de handel. En aangezien een bespreker in de Trouw erg enthousiast was over dit boek -hij gaf het boek zelfs 5 sterren- zal het wel redelijk verkopen.


De stof is geordend in '4 kwesties'. De kwesties zijn 'Hoe ervaren wij ons bestaan als mens', 'Hoe veranderen techniek en wetenschap ons mensbeeld', In hoeverre verandert het wezen van de mens door onze omgang met techniek' en, tenslotte, 'Grensvervagingen'. Dit laatste hoofdstuk -ik zeg het maar vast- is in mijn ogen niet zo geslaagd.


De eerste kwestie, hoe wij het bestaan ervaren, maakt gebruik van het werk van 'fenomenologen'. De fenomenologie is een prominente stroming in de filosofie. Wie nog nooit van deze stroming heeft gehoord en graag wil weten wat 'fenomenologie' is, moet even geduld oefenen. Pas op p.35 wordt uitgelegd wat 'fenomenologie' dan wel mag zijn. Dat is natuurlijk een beetje vreemd (zeker voor een schoolboek). De eerste uitleg die de schrijvers geven is bovendien nogal lastig te begrijpen: 


'(...) we [moeten de fenomenologie] zien als een methode om [onze] waarnemingen zo zorgvuldig mogelijk te beschrijven. De kern van fenomenologie als methode is het beschrijven van de beleefde ervaring, oftewel zoals de wereld zich voordoet aan de mens in die wereld, beschreven vanuit een eerstepersoonsperspectief. Theoretische begrippen verhelderen de waarneming niet, maar vertroebelen ze juist. De fenomenoloog streeft er naar zo dicht mogelijk te blijven bij de intuïtieve, prereflectieve ervaring, die nog niet is gekleurd door vooroordelen en theoretische begrippen.' 


Wie wel bij zinnen is, maar niet thuis is in de filosofie, zal bij het lezen van deze uitleg onmiddellijk denken: maar als die lui prereflectief te werk gaan, hoe kan de fenomenologie dan een methode zijn? Want zeg nu zelf, het is (a) ondoenlijk om 'prereflectieve' ervaringen te vertalen in begrijpelijke volzinnen (want daar komt heel wat denkwerk bij kijken) en (b) om uberhaupt na te denken over 'preflectieve ervaringen': want denken is nu eenmaal 'reflectief' en niet 'prereflectief'. 


In de praktijk doet het werk van fenomenologen het meest denken aan dat van (veld-)biologen en (klinische-)psychologen, die proberen om onbevooroordeeld (dus niet: 'prereflectief') dieren en mensen te observeren. Anders echter dan deze wetenschappers hebben fenomenologen geen vast, theoretisch begrippenapparaat om hun ervaringen in weer te geven. Elke fenomenoloog bedient zich vrijelijk van zijn eigen begrippen (ironisch is wel dat de begrippen waar ze mee voor de dag komen juist ingewikkelder zijn -en dus in geen velden of wegen doen denken aan 'prereflectieve' inzichten- dan de woorden die we in het dagelijkse leven voor de verschijnselen en dingen reserveren). Je kunt je afvragen of het afstoten van een overkoepelend theoretisch apparaat wel zo'n goed idee is. 


Zo, langs een 'fenomenologische' omweg, bereiken de schrijvers dan hun doel: ze willen ons leren dat geest en lichaam niet in absolute zin van elkaar gescheiden zijn. De mens is een éénheid van geest en lijf die gericht is op de dingen in de wereld en die handelt in de wereld. Wereld, lijf en geest zijn een eenheid. 


Het is me overigens niet duidelijk waarom de schrijvers hier geen gewag maken van de evolutie van de mens. Als we over één theorie beschikken die duidelijk maakt dat de mens een dier is dat handelend in de wereld staat, dan wel de evolutietheorie.


Het tweede en derde hoofdstuk bevallen mij beter dan het eerste en het vierde. In het tweede hoofdstuk wordt betoogd dat wij door techniek anders over de mens zijn gaan denken. Het is wel aardig dat de auteurs in dit hoofdstuk een oud boekje van Draaisma en Vroon uit de mottenballen halen. Sluipenderwijs zijn wij de mens steeds sterker gaan zien als een 'stuk techniek', een soort machine. Onze geest is niet los te zien van het lichaam van vlees en bloed, zoals de software van de computer niet los te zien is van de hardware en van haar functie. Het verstand is een functioneel onderdeel van het lichaam met zijn attributen. Samen zorgen verstand en lichaam er voor dat we doelgericht kunnen handelen. In het derde hoofdstuk wordt gezegd dat mens en machine met elkaar beginnen te vergroeien: de machine wordt stapje voor stapje deel van de mens. 


Hoofdstuk 4 valt mij erg tegen. Om ons duidelijk te maken dat de grens tussen mens en wereld vaag is -de natuur zit in de mens, de natuur is niet los te zien van de mens, de mens is geen subject dat buiten de wereld opereert, enz.- doen de schrijvers een royale greep in de kist met omstreden voorbeelden. 


Onlangs heeft de overtuiging dat bomen, planten en schimmels een ondergronds web van vergroeide wortels vormen, die levendig met elkaar kunnen 'spreken', nogal wat aandacht gekregen ('wide wood web'). Het is echter de vraag of dit ondergrondse web wel bestaat. Uit kritisch onderzoek blijkt dat planten helemaal niet zo intensief met elkaar 'spreken'. Het is misschien ook te mooi -sprookjesachtig, walt disney- om waar te zijn. Het idee dat alles met alles samenhangt is sowieso niet erg vruchtbaar. Tientallen jaren geleden was de gedachte in de mode dat een oogwenk de geschiedenis van de mensheid ingrijpend kan veranderen. Wel, laat het waar zijn, dan nog is dit inzicht zo ijl dat het geen wetenschappelijke waarde heeft en eigenlijk ook geen filosofische. Het is eerder een aardige, dichterlijke gedachte. Want hoe moet ik handelen als 'alles met alles' samenhangt? (Hetzelfde probleem doet zich voor met het spinozisme: wat heb ik er aan te denken dat alles gedetermineerd is?)


Tenslotte had het werk van Karen Barad -ik had nog nooit van haar bestaan gehoord- misschien niet in het boek moeten worden opgenomen. Zij meent dat uit het onzekerheidsbeginsel van Heisenberg volgt dat het dualisme tussen mens en wereld vervalt. Maar dat is werkelijk niets anders dan speculatie. De kwantummechanica is de kwantummechanica, een rekenmodel, en niemand heeft enig idee wat daar verder uit volgt. Ook mevrouw Barad niet. Je hoeft werkelijk niet alles 'filosofisch te duiden'. En bij haar voert het allemaal wel erg ver: 'Dit betekent dat we niet 'mens' zijn, maar mens worden in intra-actie met de omgeving. En elke grens die wij trekken (...) ontstaat als fenomeen in een praktijk van intra-actie'. Zou het werkelijk? 


Dat is toch wel de makke van filosofie: alle gedachtespinsels zijn welkom. De filosofie is dan ook geen wetenschap, maar eerder een enorme schuur, waarin elke 'harses-vrucht' tot aan zijn dood-door-vergetelheid wordt bewaard. Ook dit schoolboek is daar weer een goed exempel van: ideeën rijp en groen staan nu in dit boek door elkaar. Het is een tamelijk bont geheel. En onze leerlingen gaan dat straks allemaal (weer) braaf uit hun hoofd leren. 


Het lijkt wel alsof de commissies die de inhoud van onze boeken bepalen de werkwijze van een politiek lichaam hebben: elke filosofische stroming die zitting heeft in de juiste kamers mag aan de inhoud bijdragen. Dat dit nogal kakelbonte en weinig streng geordende opstellen oplevert lijkt van ondergeschikt belang. 


Je vraagt je in alle gemoede af: moeten we de leerlingen op de middelbare school wel lastig vallen met de preoccupaties van filosofen? De willekeur die uit de behandelde onderwerpen spreekt wordt vermoedelijk beter begrepen en doorzien als ze ouder zijn. 


Toch hoeft deze bonte vergadering van filosofen geen onoverkomelijk probleem te zijn voor de leerlingen. Ze zullen -murw geworden van de vele uiteenlopende inzichten- zelf al snel genoeg ontdekken dat filosofie eigenlijk een soort trucje is en dat je over de materie niet dieper hoeft na te denken dan 'het spreekt me niet aan' en 'het past niet in mijn straatje'. Zo lossen de leraren zelf dit probleem ook op. Filosofen laten zich weinig gelegen liggen aan elkaars opvattingen. Waar andere wetenschappers nauw samenwerken en moeizaam nieuwe bevindingen in een bestaand wetenschappelijk raamwerk passen, daar is de filosofie eigenlijk meer een bezigheid die gelijk staat aan bloemschikken: je zoekt een fijn boeketje aan teksten bij elkaar en ordent deze zodat ze aardig in je kraam passen.


Zou ik sterren geven, dan kreeg dit boek er voorlopig drie. Maar vraag het me over twee jaar, als ik er mee gewerkt heb, nog maar eens. Dan weet ik tenminste ook of de tekst geschikt is voor haar doel: leerlingen wat zinvolle filosofische inzichten bijbrengen over mens, techniek en wereld.


Poortier, Myin, Verbeek, Wat maakt de mens, Boom, €34.90  


4 opmerkingen:

RV zei

Opmerking

Wat was het vorige lesboek? Dat boek "Het goede leven" van Verbrugge en co? Waarom een nieuw lesboek? Was het vorige niet goed ondanks de titel? Of moest er weer vernieuwd worden om te vernieuwen?

Wat maakt de mens? Het gevoel van persoonlijke authentieke geestelijke vrijheid? Gaat het boek van Verbeek in op dat gevoel? Worden er kritische kanttekeningen gezet bij het alom omarmde onderbuiklinkse cultuurbolsjewisme? Of is Verbeek toch een soort bobo, die liever geen kritiek wil op de hem welgevallige populismes? Net als de bespreker in Trouw? Is het lesboek een exempel van wat Heidegger Gerede noemt, inauthentiek gebazel? Wie de fenomenologie noemt, noemt ook Heidegger. Of krijgen we wel Heideggers kritiek op de technocratie maar niet op het modieuze gebabbel?

Jan-Auke Riemersma zei

RV, het vorige lesboek was 'Het Goede Leven en de Vrije Markt'. Ook al zo'n bont boek waarin je werkelijk verdrinkt in de vele opvattingen.

We hebben eens in de vier jaar een nieuw thema en daar hoort dan ook een nieuw boek bij. Overigens zijn niet alle boeken slecht, hoor. Zo hadden we in het verleden een boek over Vrije Wil en dat boek had een duidelijke structuur en was systematisch -schools- van opzet; ook de boeken voor het havo 'Ik, Filosofie van het Zelf' en 'Democratie' zijn redelijk goed gestructureerd. (Het probleem met het Havo is echter dat filosofen niet zo goed lijken te weten wat 'havo-filosofie' is (het blijft een beetje gissen naar het juiste niveau van de stof)). Havo is overigens echt het stiefkindje van het filosofie-onderwijs. Vrijwel alle aandacht gaat uit naar het VWO.

Ik heb geen idee hoe de inhoud van de boeken wordt bepaald, maar het zal ongetwijfeld een bijzonder serieuze aangelegenheid zijn, waar allerlei lichamen, afdelingen en lagen bij betrokken zijn. Enige humor en lichtheid -toch een belangrijk teken dat iemand nog bij verstand is- is filosofiedocenten vreemd, althans dat vrees ik. Ik heb een kort jaar gewerkt bij de examens, maar alles weegt er zwaar en elk woord is van lood. Het is doods, verstard- ik kreeg er nachtmerries van. Ik moet mij uit zelfverdediging ver houden van alles wat naar 'organisatie', 'bestuur' en 'vergadering' riekt.

JanD zei

Jan, je schrijft: "De kwantummechanica is een rekenmodel en niemand heeft enig idee wat daar verder uit volgt."

Daar heb je gelijk in. Maar dat vind ik wel kort door de bocht. Het rekenmodel is de neerslag van metingen binnen het wetenschappelijk paradigma. Dat paradigma kan wel een mooi sluitend consistent systeem zijn met een bevredigende wetenschapsfilosofie erbij. MAAR het is reductionistisch en gaat voorbij aan het grote levensmysterie.

De metingen en experimenten die ten grondslag liggen aan het kwantummechanische rekenmodel kan je buiten het algemeen aanvaard wetenschappelijk paradigma dat is gebaseerd op het filosofisch atomisme ook anders begrijpen.

Ik bedoel de tegenstelling tussen holisme en atomisme.

Holisme gaat uit van de "eenheid" bijvoorbeeld bij religie: god als schepper, of bewustzijn dat emaneert, uitstraalt of uitvloeit tot vele aspecten. Via aeonen goden en halfgoden, daimons demonen engelen, mensen en dieren: het ene goddelijke dat veelheid is. (als ik deze boven-rationele harde paradox mag gebruiken) Of bijvoorbeeld deus sive natura, immanentie of panpsychisme.

Atomisme gaat uit van veelheid van elementen of atomen of qwarks of planck-bits. Steeds meent met het kleinste niet opdeelbare deeltje gevonden te hebben tot men weer een nog kleiner iets vindt. Maar daarom niet getreurd: de wetenschapper blijft door knippen tot men meent daarmee het levensmysterie te begrijpen. De wereld bestaat dus uit atomen als lego steentje die cellen, organen, menselijke lichamen vormen. Zo kom je dan tot: "Het leukste antwoord op de vraag 'wat maakt de mens' is: 'zuurstof, koolstof, waterstof, calcium en een beetje fosfor".

Wat bedoel ik met deze uiteenzetting van het verschil tussen het holisme en atomisme ?

Het kwantummechanische rekenmodel zal onbegrepen blijven binnen het wereldmodel van het atomisme. Men stelt: de oorzaak ligt in het kleine en niet in het grote.

Dat heeft tot gevolg dat men in de wetenschap spreekt over de "onzekerheidsrelatie van Heisenberg". Echter ik noem dat de "onbepaaldheidsrelatie van Heisenberg". En daar heb ik (meen ik) goede argumenten voor. Het is een feit dat statistisch gezien volgens de kwantumtheorie alles zeer nauwkeurig bepaald is op grote schaal: niet onzeker dus. Het is alleen nog niet bepaald op kleine schaal, als men de (kwantum)meting nog niet heeft uitgevoerd. Men kent de "verborgen" variabelen niet! Men gaat zelfs zo ver dat men die ontkent. (wegens logisch positivistische overwegingen: wat ik niet zie is er niet) ;-)
Die verborgen variabelen kan men ook nooit vinden in het atomistisch wereldbeeld. Die verborgen variabelen zijn van holistische aard. De oorzaak-gevolg relatie is dan van de grotere eenheid naar de kleinere veelheid: men noemt dat "neerwaardse causaliteit". Het omgekeerde (dus van het kleine samenstellende delen naar het grotere) heet "emergentie".

Nu ik dit schrijf heb ik gezocht naar "neerwaardse causaliteit". Omdat ik was vergeten waar ik dat had gehoord. Wat schetst mijn meer dan grote verwondering, dan vind ik:
https://www.startpage.com/do/dsearch?query=neerwaardse+causaliteit&cat=web&pl=ext-ff&language=nederlands&extVersion=1.3.0
Moet ik toch eens gaan lezen. :-)

Nu een alledaags voorbeeld om de tegenstelling atomisme-holisme duidelijk te maken. Men kan niet snappen hoe de individuele soldaten samenwerken om een oorlog te winnen als men uitsluitend naar het gedrag van de soldaten (atomen) kijkt. Maar als men uitgaat van de top (holon), dan wordt het duidelijk. De neerwaardse causaliteit is dan de informatiestroom van de generaal naar de soldaat die de atomist mist.

Ik heb een boekje van David Bohm: "Heelheid en de impliciete orde." Ik ga voor de pilot wave theorie, ofwel de "Bohmian mechanics"

vriendelijke groet van JanD

JanD zei

Sorry ik zie dat mijn link fout is, ik bedoelde
https://libstore.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/213/147/RUG01-002213147_2015_0001_AC.pdf
Een proefschrift over Mentale Causaliteit.

Nog even een toevoeging: In de pilot wave theorie heeft alles met alles te maken. Dat is HET principe van holon, heiligheid, heelheid. Er zijn op youtube filmpjes te vinden over David Bohm en Krisnamurti en Sheldrake, erg leerzaam! Een filmpje van Sabine over de pilot wave theorie is ook alleraardigst:
https://www.youtube.com/watch?v=ix9nJmz4mGg