zaterdag 8 januari 2022

Tenslotte: God

Een naturalist gelooft dat wetenschappelijke kennis -voor zover mogelijk- betrouwbaar is. 

De wetenschapper onderzoekt de natuur stelselmatig- en tenslotte moeten we maar zien wat dat oplevert. Hij werkt, zeg maar, van binnen naar buiten (van binnenuit, zoals Quine het zegt). Aangezien de werkelijkheid contingent is -andere werelden zijn mogelijk- kun je niet weten wat de uitkomst is van het onderzoek.

Noodzakelijke kennis en contingente kennis gaan niet samen. Alle noodzakelijke inzichten kunnen worden herleid tot contingente kennis. 

Zelfs onze logische inzichten zijn volgens de naturalist contingent: de logische denkwijze is ontstaan in ons contingente brein. 

Waarom doet ons brein dit zo? Volgens de naturalist omdat de logische orde het beste werkt voor een dier dat handelingen niet tegelijkertijd, niet door elkaar, maar altijd achter elkaar moet uitvoeren. Wie voortdurend moet handelen, heeft behoefte aan een 'betrouwbare logistieke methode' om inzicht en handelen op elkaar af te stemmen: want handelen is een ingewikkeld logistiek probleem.

(Volgens de naturalist scheppen wij 'logische werelden' omdat wij een contingente logische denkwijze hebben. Wezens met een andere denkwijze scheppen andere werelden- werelden die in onze ogen vermoedelijk 'onmogelijk' zijn.)

Als zelfs onze meest fundamentele inzichten contingent zijn, dan volgt daaruit -volgens onze eigen denkwijze- dat het onwaarschijnlijk en niet geloofwaardig is dat uitgerekend onze denkwijze de 'ware' denkwijze is.

Maar als onze denkwijze niet de ware denkwijze is, dan is -volgens onze eigen denkwijze- alles mogelijk. Immers, als je zelfs inzichten die strijdig zijn met onze fundamentele denkwijze niet kunt uitsluiten, dan kun je niets uitsluiten.

Zeker het bestaan niet van een wezen dat ons overtreft: in goedheid, bijvoorbeeld.

Waarom zou je dan niet geloven in God?

Het bestaan is fataal. Het loopt slecht af met alle mensen. Iedereen sterft en vrijwel niemand sterft in vrede. De mensen zijn onmachtig: ze slagen er niet in om het bestaan rechtvaardig in te richten. De rijken zijn zo rijk dat we hun rijkdom niet kunnen bevatten- de ellende van de armen evenwel is heel goed te bevatten. Inmiddels is de Verlichting -de volwassen-wording van de redelijke mens- tweehonderd jaar oud en nog zijn we niet in staat om fatsoenlijk samen te leven. Atheïsten en humanisten kunnen hun belofte -dankzij de rede een beter bestaan- eigenlijk niet waar maken.

Het geloof is een sprong: maar voor wie inziet dat wij de waarheid niet in pacht hebben, is het niet eens zo'n grote sprong.

Wie alles in aanmerking neemt, de fatale aard van de werkelijkheid, de onmacht van de mens, de beperkingen van het verstand en de bleekheid van het bestaan, is wijs als hij gelooft.

Waarmee ik maar wil zeggen dat het geloof in God allesbehalve passé is.

Geen opmerkingen: