Je hebt een spelletje met de naam 'geen ja en geen nee'. Je mag volgens de eenvoudige regels van dat spelletje de woordjes ja en nee niet gebruiken.
Je zou, voor de aardigheid, ook eens een variatie op dit spelletje kunnen spelen: geen lem en geen lnc. Je mag een dag lang geen gebruik maken van die twee overbekende aristoteliaanse logische wetten. Het zal je niet lukken.
Je gebruikt ze de hele lange dag. Wie bijvoorbeeld met de familie overlegt -gaan we naar de Efteling of naar het Drents Museum- kan zonder deze wetten geen besluit nemen.
Wie echt van onecht wil onderscheiden, duur van goedkoop, waar van onwaar, kan niet toe zonder deze wetten.
Tel voor de aardigheid eens hoe vaak je op een dag het woordje 'of' gebruikt (Komt hij uit Londen of uit Parijs? Is het in Amsterdan of in Zwiggelte?) Logica, logica, logica.
De leukste uitspraak die ik hoorde: 'Meneer, ik doe niet aan logica. Ik ben liever spontaan dan dat ik logisch ben.' (Het nam een halve -zeer plezierige- les in beslag om haar duidelijk te maken hoe logisch haar gedachtegang was. Op een gegeven ogenblik klonk het luid 'oh, zit het zo!'. Het licht ging aan :))
Maar waarom zijn die wetten zo belangrijk als we willen begrijpen of God bestaat?
Omdat deze wetten de geometrie van het speelveld bepalen.
Als we aannemen dat deze wetten meer voorstellen dan handige gebruiksregels, die ons doen en laten bepalen, dan is er geen ruimte voor God.
Het wetenschappelijke verhaal is goed onderbouwd en staat als een huis. De twee logische wetten dwingen je nu tot een keus: God of Darwin (dit is de populaire versie -de slogan- van deze dwingende keus).
Ook al beweren sommige filosofen anders, het is toch lastig om te begrijpen hoe je zinvol in God kunt geloven als wetenschappers een geloofwaardig verhaal opstellen waarin God volstrekt geen rol speelt.
Als je echter inziet dat het speelveld niet bepaald wordt door de logische wetten, dan is er voldoende ruimte voor religie (en dus ook voor God) [2].
Vergelijk het met schaken. Als ik me bij het schaken steeds aan de regels moet houden, verlies ik beslist van de computer. Als ik echter in vrijheid mag handelen, dan kan ik best winnen van de computer: ik maak dan een opstelling waarbij ik met alle stukken ten strijde trek tegen alleen een koning: dan win ik. Of ik breek de partijen die ik dreig te verliezen voortijdig af.
Je wilt nu aanvoeren dat dit vals spelen is? Maar dat argument gaat niet op: immers, de regels zijn vervallen. Je kunt niet vals spelen in een spel zonder regels [1].
Als het speelveld niet bepaald/beperkt wordt door de logische wetten, dan is er veel mogelijk. Je kunt in deze ruime opvatting van de werkelijkheid in ieder geval -je moet wel blijven letten op de details- het bestaan van God combineren met het wetenschappelijke verhaal.
Ziedaar...
[1] Je kunt trouwens ook niet winnen of verliezen van een computer als er geen regels zijn: tenzij je daar zelf nieuwe regels voor invoert.
[2] Om maar terug te komen op het eeuwige debat over de vraag of de wetten van de logica niet gelden volgens de kwantumfysica: dat hangt uitsluitend af van je interpretatie. Het is mijn nee tegen jouw ja (of andersom).
9 opmerkingen:
Beste Jan-Auke,
Je zegt dat de wetten van de logica a priori gelden, en dat het dus geen serieuze vraag is of ze gelden — alleen hoe we ze toepassen. Maar ik blijf daar moeite mee houden.
Die a priori-geldigheid lijkt mij niet universeel, maar iets dat hoort bij het denksysteem waarin jij werkt. Binnen dat systeem klopt het misschien als een huis, maar buiten dat kader verandert het speelveld. Dan kun je niet zomaar zeggen dat die wetten daar óók gelden. Misschien zijn ze daar wél geldig, of niet, of beide, of geen van beide — maar zodra je dat terrein betreedt, laat je jouw speelveld achter je. Dan zijn je regels zeker niet absoluut.
Ik bedoel: als je zegt dat die wetten het speelveld bepalen: dan is dat dus jouw speelveld. Zodra je uitspraken doet over wat buiten dat speelveld valt — over God, mystiek, of andere vormen van weten of voelen — dan kun je de regels van binnen dat veld niet zomaar meenemen alsof ze vanzelfsprekend zijn.
Denk aan Nāgārjuna. Hij laat zien dat er ook een manier van denken is die juist niet probeert alles vast te zetten in waar of onwaar. Geen ja, geen nee, maar ook niet beide en ook niet geen van beide. Dat is echt geen spelletje, maar een manier om de grenzen van logica zelf aan te wijzen.
Wittgenstein noemde het in zijn latere werk ook al: dat het probleem niet zit in wat er binnen de logica gebeurt, maar in het vergeten dat we in een taalspel zitten. Jouw gebruik van 'a priori' lijkt mij precies dat: het vergeet dat het “a priori” zelf onderdeel is van een bepaald soort benadering.
Voor mij is er dus totaal geen bezwaar tegen logica, ik zie dat het werkt: het is evident. Maar zodra je het uitroept tot norm voor alles — ook voor datgene wat zich misschien juist aan ons denken onttrekt — dan raakt het zijn kracht kwijt. Dan sluit het af wat het niet kan vatten.
Met vriendelijke groet van JanD
Beste Jan Auke
nog een kort naschrift:
Je zegt dat de logische wetten dwingen tot een keuze: God of Darwin. Maar mijn keuze zou zijn: beide. En ik heb daar goede argumenten voor. Voor mij zijn dat geen tegenstellingen, maar twee manieren van kijken. Darwin beschrijft een wereld van oorzaken, processen, meetbare verschijnselen. Dat is waardevol, en ik zie wat je bedoelt met een “goed onderbouwd wetenschappelijk verhaal”. Maar God/Hij/Zij/Het/Dat (tat tvam asi) hoort voor mij niet in dat verhaal thuis — niet omdat “Hij” niet bestaat, maar omdat niet gemeten, verklaard of afgeleid hoeft te worden. Het is een ander domein. De vraag is dan niet of je voor Darwin of God kiest, maar of je bereid bent het verschil te zien tussen verklaren en ervaren, tussen buitenkant en binnenkant, tussen het werk van de geest en de diepte van het hart. Zodra je logica gebruikt om daarover te beslissen, loop je het risico dat je het mysterie oplost tot een som — en dan blijft er weinig over van wat je eigenlijk probeerde te vangen: een god die niet meer dan een object is in een mentaal logisch spel
JanD
JanD, je schrijft: [Die a priori-geldigheid lijkt mij niet universeel, maar iets dat hoort bij het denksysteem waarin jij werkt.] Inderdaad, maar dat is een open deur. Er zullen beslist denksystemen zijn waarin mensen hier anders over denken (het aantal denksystemen is zeer groot: dat zou wel eens in het miljoen kunnen lopen).
Beste Jan-Auke,
Je bevestigt mijn punt: dat de a priori-geldigheid van de logische wetten iets is binnen jouw denksysteem. Je noemt dat een open deur, maar voor mij is het juist een cruciale kwestie. Want als het inderdaad zo is dat dit geldigheid heeft binnen een denkkader, dan kun je die geldigheid niet zonder meer meenemen naar andere domeinen — alsof ze daar ook vanzelf spreken.
Zoals je zelf in het verleden zei: jullie komen met jouw eigen wereldbeeld, dat is zoiets als tennis regels toepassen op voetbal. Dat geldt dus ook voor jou.
vriendelijke groet van JanD
Een miljoen denksystemen? Misschien wel. Maar de basale denksystemen zijn wellicht beperkt tot een tiental. Die zijn natuurlijk te combineren tot een paar duizend. En verder op te leuken tot een miljoen. Maar het punt is hoe je al die denkstelsels, ontdaan van hun overbodige ornamenten en retoriek, behoort te vergelijken en onderling af te wegen. Is er een lingua franca om al die denkstelsels te bespreken? Aan welke eisen behoort zo'n taal te voldoen?
En ik denk dat die Indiase filosofie van JanD eerder een linguistische filosofie is dan een analytische. En op zich is er niets mis met een scherpe beschrijvende taalfilosofie. Maar een taalfilosofie stelt vast. Een analytische filosofie oordeelt.
Beste RV,
Je haalt er een zijstraat bij die hier niet aan de orde is. De discussie gaat niet over het classificeren van miljoenen denksystemen, maar over de grenzen van het denken zelf als kenmiddel — en daarmee over het beperkte bereik van het speelveld waarin die zogenaamde a priori-wetten gelden.
Het lijkt erop dat jij — net als veel angelsaksische rationalisten — het brein als het enig kenzintuig ziet. Maar er zijn ook andere vormen (organen) van weten, die niet op denkend redeneren berusten: hart en buik , zoals moderne wetenschap inmiddels ook erkent.
Dus nee, het gaat hier niet om versierde denksystemen, maar om het doorzien van de beperking van denken zélf als enige toegang tot werkelijkheid.
(Jan, trek je toch niet zoveel aan van RV: hij plaagt maar wat en zegt weinig substantieels. Het zou je ego niet mogen raken. Hij kan leuk schrijven, dat is ook een kwaliteit.)
Inhoudelijk dan. Ik vermoed -dat ben ik met je eens- dat alle wereldbeelden relatief zijn. Het is in ieder geval lastig om wereldbeelden (denksystemen) kwalitatief met elkaar te vergelijken.
Ik denk echter dat dat niet geldt voor de logische wetten. Deze liggen ten grondslag (!) aan al ons denken. Je kunt niets denken of doen zonder gebruik te maken van deze wetten. Ongewild demonstreer jij hun universele belang in je een na laatste bijdrage.
Je redeneert logisch. Zij heeft het volgende patroon: als alle wereldbeelden relatief zijn, dan is het wereldbeeld van iemand die zegt dat alle wereldbeelden relatief zijn ook relatief.
In concreto is jouw redenering: als alle wereldbeelden relatief zijn, is het wereldbeeld van iemand die zegt dat alle wereldbeelden logisch zijn ook relatief. Dus: hoeven niet alle wereldbeelden logisch te zijn.
Maar nu: deze redenering gaat pas op als het wereldbeeld van degeen die deze redenering gebruikt logisch is (en dus: moeten zijn logische wetten wel apriori gelden).
Je noemt dit de 'background problem of logic'. De twee logische wetten spelen altijd een rol op de achtergrond, je kunt je niet van deze wetten ontdoen.
Het is geen schande hoor, dat je steeds stuit op deze 'dubbele bodem' die eigen is aan logisch denken. Mijn leerlingen snappen dit principe slecht (alleen de gymnasium-leerlingen met een beta pakket hebben het meestal snel in de gaten: het vereist enig strikt en technisch denkwerk).
Een andere scribent die ook blind is voor dit probleem houdt al jaren vol dat we een agnostische houding ten aanzien van logica moeten innemen. Het is hem niet aan het verstand te brengen dat dat zelf een houding is die strijdig is met de logische wetten (noch p noch niet p: logisch onmogelijk).
Ik denk daarom dat je met een wat steviger argument moet komen als je op overtuigende wijze wilt laten zien dat de logische wetten niet apriori gelden.
(Dat ze apriori gelden is (vermoedelijk) te herleiden tot de structuur van het brein, met het feit dat ze zo 'diep' in ons verstand zitten: ze zijn eigenlijk essentieel, onmisbaar, voor elke denkact en elke act.)
Geachte JanD
Ik ben geen rationalist maar ik probeer wel rationalistisch te zijn.
Ik weet zeer goed dat mensen behept zijn met allerlei gevoelens en dat deze vaak ons denken vertroebelen. Geldt ook voor mijzelf. Ken uzelf en ken uw zelf. Toch?
Voorts meen ik dat ons denken af en toe en her en der paradoxaal is. Hier wijk ik wellicht enigszins af van het centrale idee van de heer Riemersma. Die ziet al ons denken als strikte logische procedés. Maar ons denken kan niet strikt logisch zijn. Want anders zijn we niet in staat om te fantaseren. En fantasie, de verbeelding, is een noodzakelijk kenmerk van ons denken.
Voorts denk ik dus dat ons denken niet alleen om kennis draait. We denken vaak om zomaar te denken. Gelukkig maar dat niet alles nut hoeft te hebben.
We verzinnen een hele hoop hypotheses. Het is niet anders. Alledaagse banale hypotheses, die echter vaak zeer pragmatisch zijn en daarom best wel waar zijn. En verregaande hypotheses inzake de werkelijkheid in haar geheel, inzake ons denk- en voelvermogen en inzake de samenleving in heden en verleden. Die laatste hypotheses wil ik rubriceren en onderling vergelijken en kwalificeren op hun merites.
Ik vermoed dat je een beetje bang bent dat ik aan heiligheidsschennis doe. Geliefde hypotheses kunnen in het onderzoek dat ik voorsta, sneuvelen. Maar is dat zo erg als jij net als ik op zoek bent naar een beetje waarheid aangaande onszelf en de rest van de wereld?
Maar wees niet bang. Ik ontken geenszins dat er qualia en waarden bestaan. Integendeel. Ik ben juist een profeetje van de subjectiviteit. Maar ik wil wel die subjectiviteit objectief benaderen en er eerlijk voor uit komen dat onze persoonlijke subjectiviteit eigenzinnig is en de buitenwereld weerbarstig en dat beide niet te vangen zijn in een onderling optimistisch harmoniemodel. Subject en object vormen geen synthese maar een antithese.
Beste Jan Auke
R.V. raakt mijn ego totaal niet. Zijn attitude is wel lastig als de persoonlijke connotatie en opmerkingen het onderwerp gaan overheersen. Maar ik zie altijd wel met plezier als R.V. reageert, omdat ik dan de zaken weer scherp kan stellen en verder uitleggen. Voor mij is hij een soort katalysator: hoera daar is die weer! De discussie kan voortgang vinden: totdat het zinloos wordt.
Je zegt dat mijn redenering alleen werkt als ik jouw logische wetten stilzwijgend meeneem. Maar dat is precies het punt: ik accepteer dat mijn denken onvermijdelijk gevormd is door logische patronen — maar ik beschouw die patronen niet als absoluut.
Voor mij ontstaat waarheid in relatie tot een waarnemend bewustzijn dat er betekenis/waarheid aan toekent. Daarmee is waarheid niet willekeurig, maar ook niet absoluut logisch. Het gevolg is dat er tussen verschillende wereldbeelden contradicties kunnen bestaan — die ik accepteer als logisch tegenstrijdig, zonder ze weg te relativeren.
Ik erken de waarheid in het mythisch en magisch wereldbeeld en het 'gewone hedendaagse', zoals je wel in het verleden van mij hebt begrepen. Dat is dus iets anders dan zeggen: "alles is relatief". Ik zeg: waarheid is relationeel. En juist daarom geloof ik niet dat de wetten van de klassieke logica zich universeel opdringen, ook niet “op de achtergrond”.
Wat jij als ‘dubbele bodem’ beschrijft, zie ik eerder als een beperking van het denken zelf. En waar denken zijn grens bereikt, begint voor mij de ruimte voor andere vormen van weten. Niet onlogisch — maar voorbij het logische. Irrationeel zoals Rudolf Otto bedoeld.
Zoals prof. dr. Gerrit Mannoury — met autoriteit op het snijvlak van wiskunde, logica en cultuurfilosofie — al aangaf in zijn inaugurele rede: ook de formules van de wetenschapper zijn uiteindelijk slechts hulpmiddelen om oude gedachtenpaden gemakkelijker te bewandelen, zoals “de toverman” dat doet. Ze geven houvast, geen absolute waarheid. En dat geldt evengoed voor logische systemen als voor toverformules.
Zie ook zijn rede:
https://eprints.illc.uva.nl/id/eprint/1830/2/IV-12-Gerrit-Mannoury.text.pdf
Met vriendelijke groet,
JanD
Een reactie posten