woensdag 20 augustus 2025

Pragmatisch christendom

Ik sta een eenvoudig geloof voor. Het geloof in God en christus is niet het 'intellectuele eigendom' van de filosoof, maar moet vanzelfsprekend zijn.

Op moeilijke vragen kan de gelovige verwijzen naar het borduurwerk: aan de achterzijde een warboel, aan de voorzijde welgeordend en duidelijk: Gods wegen zijn ondoorgrondelijk. 

Het bestaan van God is vanzelfsprekend. De mens is beperkt, God is niet beperkt: God is alwetend, almachtig, algoed. 

De mens wordt beperkt door de contingentie van het heden (toevallige omstandigheden in de actuele wereld), psychosociale factoren, biologische factoren, chemische en fysische wetten, mathematische en logische structuren.

God wordt door geen van deze zaken beperkt. (Over de logische structuur is veel te doen: deze is te herleiden tot een (nuttige) gril van de evolutie: we denken logisch om optimaal te kunnen handelen, niet om de werkelijkheid naar waarheid te beschrijven. God heeft geen lichaam en zijn denken wordt (dus) niet beperkt door logische wetten).

De werkelijkheid zelf wordt (door ons) logisch beschreven. Ze is echter niet logisch geordend. De twee fundamentele wetten kunnen niet eens voorkomen in de wereld, geen enkel object kan op stoffelijke wijze een relatie hebben tot zichzelf. De twee fundamentele wetten van de logica regeren de werkelijkheid niet. (De werkelijkheid is op haar best 'logisch neutraal' (cf. Maddy, P., 2014).

Voor ons houdt dit in dat de twee fundamentele wetten van de logica niet universeel gelden en dat we aan de werkelijkheid geen universele of fundamentele beperkingen kunnen opleggen. 

De werkelijkheid is (voor de beperkte mens) een soort 'logisch vacuum' waarin alles mogelijk is. Het bestaan van God kan daarom niet worden weersproken. We kunnen, om het pragmatisch te zeggen, aan God geen enkele (metafysische) beperking opleggen. Noch de fysici, noch de logici -en 'hogere wetten dan fysische en logische wetten hebben we niet- beschikken over de (cognitieve) middelen om het bestaan van God uit te sluiten.  

Een lastig onderwerp in de filosofie van religie is het spreken over God (taalfilosofie toegepast op God). God, een 'persoon' die ons verstand overtreft -en door ons daarom niet kan worden bestudeerd en niet kan worden begrepen- kan door ons niet 'benoemd' worden. De pragmaticus echter heeft voldoende aan een praktische beschrijving van God. 

We kunnen, als God door geen wet wordt beperkt, in alle vrijheid een beschrijving van God geven die voor ons bruikbaar/geloofwaardig is. We gebruiken daarbij de omstandigheden waarin wij verkeren als (negatief) uitgangspunt:

-de wereld (en de samenleving enz) is onrechtvaardig: God is rechtvaardig

-de wereld is kwaadaardig: God is goed(aardig)

-de wereld is meedogenloos: God is vergevingsgezind

enz. 

Het is een opsomming van negatieve feiten: we hebben God nodig omdat de wereld niet rechtvaardig is.

Mensen die naar rechtvaardigheid verlangen, en naar het goede, kunnen weinig anders dan het bestaan van God aanvaarden. Een machine (kunstmatige intelligentie) die de wereld verandert in een rechtvaardig 'tehuis' voor alle mensen zal de eerste honderd jaar niet gebouwd worden. 

We kunnen, tenslotte, theologische en filosofische haarkloverij beter vermijden. De wereld waarin wij leven 'zweeft' in een vacuum van onbegrijpelijke orde, duur en grootte. Dit roept allerlei vragen op. Maar de meeste vragen over de onbegrijpelijke aard van God hoeven niet te worden beantwoord. Ze zijn irrelevant voor het geloof:

-kan God zichzelf veroorzaken

-kan God buiten tijd en ruimte bestaan

-kan God de wereld scheppen uit het niets

-kan God twee personen zijn

-kan God een handeling verrichten die hij niet verrichten kan

-enz.

Aangezien God door geen wet of regel beperkt is, kan hij bijvoorbeeld een wereld scheppen uit het niets (deze redenering is niet moeilijker dan 1+1=2). Voor ons echter is het antwoord op deze vraag absurd; we kunnen hier weinig mee aanvangen.

Ons verstand (onze logica) is een pragmatisch apparaat: het is gemaakt om te handelen. Het verstand is een werktuig voor wezens die worden beïnvloed door de wereld en die op hun beurt de wereld beïnvloeden. 

En dat stemt aardig overeen met het volgende christelijke inzicht: onze handelingen zijn de spil in het leven, wat wij doen en laten bepaalt wie wij zijn. Doe daarom het goede (althans, tracht het goede te doen). 

12 opmerkingen:

Aafje zei

Jan-Auke:
.....'We gebruiken daarbij de omstandigheden waarin wij verkeren als (negatief) uitgangspunt:

-de wereld (en de samenleving enz) is onrechtvaardig: God is rechtvaardig

-de wereld is kwaadaardig: God is goed(aardig)

-de wereld is meedogenloos: God is vergevingsgezind

Om God tegenover zo'n negatieve wereld te zetten, gaat mij veel te ver. Zet Hem er dan liever in.... Want daar is Hij ook, als je Hem tenminste een plek wilt geven.
Zeker heeft de wereld te maken met negatieve en kwade invloeden, die kunnen ook via mensen tot uiting komen. De mens heeft echter ook liefde in zich, de mens heeft zelfs de mogelijkheid tot onvoorwaardelijke liefde! Als dat mogelijk is, onvoorwaardelijk liefhebben, bestaat het niet dat de mens - en dus de samenleving - alleen maar negatieve, kwaadaardige intenties heeft. Kwaadaardige intenties waaruit daden voortvloeien....

Net als in de samenleving is het bv ook in schoolklassen al zo dat de leerlingen die moeilijk, recalcitrant of agressief zijn, de meeste aandacht krijgen, zullen krijgen. De 'brave leerlingen' hoor je niet of nauwelijks. Maar die zijn er wel!
Zo wordt ook in het wereldnieuws de aandacht getrokken naar oorlog en ander geweld, rampen en ongelukken. Niet naar al die vrouwen, mannen en kinderen die goed en liefdevol zijn voor anderen. Die schreeuwen hun daden niet van de daken.... Maar ze zijn er wel.....

Jan-Auke Riemersma zei

Aafje, eigenlijk was de opmerking vooral kennistheoretisch bedoeld: waarom verlangen mensen naar God (waarom definiëren we God -gemiddeld- als 'het goede'). Het kennistheoretische probleem is: waarom willen we in God geloven, hoe moeten we God definiëren. Als we dan kijken -empirisch- naar het leven van de gemiddelde mens, verklaart dit waarom we in God willen geloven en welke eigenschappen God -volgens ons: het is mensenwerk- moet hebben.

Het lijkt me toe dat onze overtuiging dat God 'iets' liefdevols moet zijn voortkomt uit een gemis. Algemene rechtvaardigheid vinden we niet op aarde. Een leven op aarde verloopt rimpelloos als we geluk hebben (dood gaat iedereen, jijzelf en de mensen van wie je houdt, daar ontkom je niet aan), maar evengoed verkeren mensen in schrijnende armoede en erbarmelijke omstandigheden. Je kunt lastig beweren dat de omstandigheden op aarde inherent rechtvaardig zijn.

Jouw overtuiging dat God een liefdevolle factor is, die het leven 'waardevol' maakt, getuigt juist van de waarheid van deze stelling: je zou de wereld zonder God vermoedelijk helemaal niet liefdevol en rechtvaardig vinden. Je zou zonder je geloof in een liefdevolle God het bestaan misschien niet eens waardevol vinden.

RV zei

Deus absurdus

Wel, dat God als die bestaat, almachtig is en alwetend, okay, daarin wil ik nog wel meegaan. Maar ik heb zo mijn bedenkingen dat die daarnaast ook nog eens algoed is. Trouwens, ik meen dat de koppeling tussen het godsidee en moraal nogal krakkemikkig is. Waarom zou God per se goed moeten zij.? En waarom zou die iets van ons willen en ons iets voorschrijven?

Bovendien als God de personificatie van het niet-logische is, dan is het wellicht zo dat hij zowel slecht als goed is en ook onverschillig. En wat hebben wij dan aan die God?

Maar misschien neem ik het idee van een niet-logische God te logisch? Maar als ik het idee van een niet-logische God niet-logisch moet nemen, dan krijg ik een logische God. Of toch niet?

In elk geval, als God bestaat en de wereld is verder wat zij thans is, dan is God niet zo liefdevol gezien het vele leed en wreedheid. En ja, al die theodicees zijn slappe vaatdoekjes tegen een overvloedig bloeden, zweten en huilen.

Aafje zei

Jan-Auke, begrepen!
Ik werd even meegesleurd door mijn hart zou je kunnen zeggen.
Wat jij eigenlijk ook zegt is het simpele: 'Nood leert bidden'. En dat heb ik aan den lijve ervaren en velen met mij. Ik hoorde eens van een topsporter dat hij in een erg moeilijke situatie (innerlijk) een intens gebed uitriep en tijdens het interview opmerkte: 'Maar ik geloof helemaal niet!'

Vooral priesters en pastores krijgen heel wat ervaringen te horen van mensen die God of 'iets van het goddelijke' ervaren hebben. Een dergelijke ervaring kan heel bescheiden zijn maar toch zó indrukwekkend dat die een levenslang meegaat en een nieuwe wending geeft aan de inhoud en betekenis van religieuze gevoelens.

Jan-Auke Riemersma zei

Aafje, je opmerkingen zijn terecht (ik had er misschien wat meer over moeten zeggen in dat stukje); bovendien zijn ze ook 'didactisch' -sorry, ik ben leraar- erg interessant. Het raakt aan de kern van wat (analytische) filosofie beoogt.

Je kunt grofweg onderscheid maken tussen wetenschap, mening en filosofie. Wetenschappers onderzoeken bepaalde zaken grondig en voeren bewijs aan. Het geeft geen pas om te twijfelen aan goed wetenschappelijk onderzoek. Mocht je niet overtuigd zijn door de 'waardevastheid' van wetenschap, vraag je dan eens af hoe het mogelijk is dat wetenschap en techniek zulke talloze desastreuze instrumenten voor oorlogisvoering heeft kunnen ontwerpen. Is er werkelijk iemand die gelooft dat de atoombom geen massavernietigingswapen is (en waarom 'men' niet zou twijfelen aan de vernietigende kracht van het atoomwapen, maar wel aan de geldigheid van evolutie, is me een raadsel).

Dan hebben we meningen. Een mening kan zeer filosofisch zijn -zoals (Tolstoi:) 'probeer altijd het goede in je medemens te zien'. Het is echter een mening en geen filosofie, om de eenvoudige reden dat het lastig om deze mening te onderbouwen. Ik kan me voorstellen dat een gramstorig heerschap mensen juist wil uitkafferen 'omdat het van nature zulke stumpers en olie-domme ezels zijn'. Ook een mening. Ik kan van geen van beide meningen zeggen dat ze voor iedereen zouden moeten gelden: ik beschik niet over een argument dat de ene mening uittilt boven de andere. Ik heb wel zelf een mening over deze meningen, maar wie ben ik om mijn mening op te leggen aan anderen?

Sommige onderwerpen, die niet door wetenschap kunnen worden onderbouwd, zijn echter zo belangrijk -het zijn 'brandende vragen' (William James)- dat we ze proberen te onderbouwen met argumenten (en gedachten-experimenten). Dit is het werk van de (analytische) filosoof. En hier gaat het vaak mis: het is schijnbaar lastig om 'dicht bij de argumenten te blijven'. Bovendien kunnen mensen zo hun eigen opvatting hebben over wat een argument is (JanD vindt bijvoorbeeld dat de persoonlijke ervaring een sterk argument is: maar hoe kunnen de ervaringen van een persoon, die prive zijn, nu gelden voor alle mensen?). Het lijkt enigszins onwelwillend om de ervaringen van iemand bot af te wijzen, maar anderzijds: hoe groot is de kans dat je ervaringen niet los te weken zijn van je persoonlijke meningen en andere opvattingen? Je ziet eigenlijk aan vrijwel alle reacties op mijn webzuiltje dat het bijzonder lastig is om 'dicht bij de argumenten te blijven'. (Vervolg)

Jan-Auke Riemersma zei

(Vervolg) Overigens vind ik het in het geheel geen probleem dat mensen hun mening geven (en deze niet uitputtend voorzien van argumenten). Zolang je maar begrijpt dat jouw mening niet gemakkelijk kan worden aanvaard door 'derden' (anderen). Ook lang niet alle filosofen onderbouwen hun inzichten rigoureus: het werk van Nietzsche is bijvoorbeeld weinig anders dan een -briljant verwoorde- opsomming van hoe Nietzsche de dingen zag. De teksten van Nietzsche zijn meeslepend, niet overtuigend. (Ik neem hem uitsluitend als voorbeeld omdat iedereen zijn werk kent).

Wellicht is Socrates een aardig voorbeeld van hoe filosofen zich nuttig kunnen onderscheiden. Socrates had als gewoonte om mensen vragen te stellen over van alles en nog wat, uitsluitend om te vernemen of zij wisten waar ze over spraken. Deze dialectische methode is niet bijzonder streng -hoe een gesprek moet verlopen is niet formeel uitgewerkt- maar ze is wel indringend. En ze voert ver: op een gegeven ogenblik staan de tegenstrevers van Socrates met de mond vol tanden. (Wel leuk om te noemen: altijd als de vragen 'logischer' worden, dat wil zeggen als iemand zichzelf tegenspreekt, dringt het tot hen en de omstanders door dat ze onwetend zijn).

Socrates is niet voor niets de vader van de (moderne) filosofie (de 'eerste' filosoof). Hij wilde inzichten uittillen boven de mening. (In zijn tijd had je natuurlijk nog geen 'natuurfilosofie' (=wetenschap); je had slechts meningen en onderzochte (=filosofische) inzichten).

De analytische filosofie is een stroming die alle cognitieve instrumenten die in de loop van de tijd ontwikkeld zijn gebruikt om Socrates' ideaal na te leven: onderzoek je inzichten en meningen: zodat anderen deze (1) kunnen begrijpen, (2) kunnen beoordelen, en (3) kunnen aanvaarden (dit laatste is een vorm van leren). Wat mij betreft voert dit ideaal zelfs zo ver dat ik geloof dat filosoferen, vanwege haar 'open' karakter (iedereen kan oordelen over een begrijpelijk beschreven, goede beargumenteerd inzicht), socialer is dan andere vormen van filosoferen. Wat kan ik inbrengen tegen Niezsche: hij leeft niet meer, dus ik kan zijn werk uiteindelijk alleen maar afwijzen (op persoonlijke gronden) of aanvaarden. Ik kan het niet objectief beoordelen en een gesprek er over voeren is eigenlijk ook niet mogelijk: want twisten/spreken over meningen draait er altijd op uit dat iedereen met zijn eigen pakket weer huiswaarts keert.

Iedereen mag van mij zijn eigen mening hebben. Zodra ik ontdek dat iemand een prive-mening opvoert houd ik het gesprek voor gezien. Het uitwisselen van gedachten is alleen interessant als je vrienden wilt maken (mensen met gezamenlijke opvattingen vertrouwen elkaar sterker, dat blijkt keer op keer uit onderzoek: het ontstaan van 'wereldjes' is een heel begrijpelijk sociaal verschijnsel).

In onze tijd overtroeft (in het Engels" trumps'!) de mening het filosofische inzicht. Wellicht is dat de uitkomst van onze overtuiging dat het individu de ruimte moet krijgen. Op zich is dat geen probleem, ware het niet dat het individu dan ook -wellicht- de verantwoordelijkheid moet opbrengen om zijn eigen handelingen enigszins socratisch te onderzoeken (?)

RV zei

Analyse

Mij dunkt dat "filosofie" en "analytische filosofie" eigenlijk synoniemen van elkaar zijn.

Maar getuige een artikel in het NRC van vandaag is niet elke filosoof hiermee eens. Het artikel bespreekt, gelukkig op analytische wijze een boek van een zekere Schuringa waarin deze zijn afkeer beschrijft van de analytische filosofie. Schuringa is een soort postmodernist. En het filosofisch postmodernisme is veel wollig geblaat zonder een draadje wol.

https://www.nrc.nl/nieuws/2025/08/21/analytische-filosofen-hebben-de-halve-wereld-hoe-heeft-het-zover-kunnen-komen-a4903629

Een goede analytische filosoof is uiteraard bereid tot zelfanalyse. Eigenlijk begint elke analytische filosofie bij de analyse van de eigen denkwereld. Neem Descartes. Of Montaigne met zijn essays.

Tot slot wil ik nog opmerken dat Russels "History of Western Philosophy" zeer goed leesbaar is en zeer informatief en dat Russell een analytisch filosoof probeert te zijn.

En analytische filosofie is uiteraard ook maatschappijkritisch. Al met al behoort de metasociologie net als de metapsychologie en de metafysica tot de filosofie. De filosofische drie-eenheid. Net als Meta, Ana en Lyse.

Recent stond er in het NRC ook een bespreking van een boek van een zekere Douglas over de narcistische identiteitsideologie. Wellicht een relevanter boek dan dat van Schuringa.

https://www.nrc.nl/nieuws/2025/08/21/hoezo-hebben-we-een-identiteit-steeds-maar-weer-jezelf-ontdekken-zonde-van-de-tijd-a49

Maar wellicht is het beste boek tegen het identiteitsgeloof dat van Robert Musil: De man zonder eigenschappen. Lees: zonder identiteit. Een dikke roman. Oorspronkelijk Duits. Volgens sommigen de beste Duitse roman van de vorige eeuw.

Maar nog even terug naar de analytische filosofie. Al met al is zij verbonden met een grote democratische gezindheid en aldus een groot voorstander van geestelijke vrijheid en verdraagzaamheid. En als ik eerlijk ben, dan zeg ik dat het postmodernisme een forse klap heeft van de cancelcultuur en aldus weinig verdraagzaam is.

En nu ik toch aan het keuvelen ben, wil ik hier aan de heer Riemersma verzoeken om zijn hand over zijn grootmoedig hart te strijken en Jac hier weer te tolereren. Natuurlijk, we kennen nu wel de riedeltjes van Jac. Maar kom. Ik heb ook zo mijn riedeltjes. En natuurlijk, een overvloed aan herhalingen moet gemodereerd worden. :) Het mes erin. Leve het ontleedmes. Leve de analyse. :)




Jan-Auke Riemersma zei

RV, bedankt voor de verwijzing naar het artikel van Menno Lievers. Interessant. In Nederland is de continentale filosofie dominant (zeker onder docenten: hier zegevieren Heidegger, Derrida, Sartre, Foucault, Sloterdijk, enz.). Het verbaast me dan ook steeds te horen dat de analytische filosofie dominant is aan de universiteiten (vandaag de dag). Want dat was niet het geval toen ik studeerde (en de filosofie-faculteit, zoals Lievers meldt, nog de 'inter-faculteit' genoemd werd). Ik was de enige student met een voorkeur voor analytische filosofen. Andere studenten werden begeesterd door het werk van Kierkegaard, Habermas, enz.

Overigens, Russell is geen filosoof 'in de analytische traditie', maar de founding father van deze traditie. Zijn beroemde artikel 'on denoting', waarin hij laat zien hoe je logisch correct kunt spreken over een 'ding' dat niet bestaat, zoals 'de huidige koning van Frankrijk', is het document waarmee de 'analyse van taal' is begonnen. Helaas wordt Russell in de verbeelding van veel mensen overvleugeld door Wittgenstein. Onterecht. Russell is van grotere betekenis dan Wittgenstein (om maar te zwijgen over de nukken van de prima donna Wittgenstein, die lezing van zijn werk voor mij persoonlijk wel wat lastig maakt). (Over Russell, om nader kennis met hem te maken: In Our Time, podcast BBC, afleveringe over Bertrand Russell).

Jan-Auke Riemersma zei

RV, ps: als je contact met Jac wilt, kan ik dat -achter de schermen- wel voor je regelen. Wat ik dan van je nodig heb is een emailadres. Uitwisseling van gedachten tussen mij en Jac leidt nergens toe. Hij heeft zijn zegje overigens ruimschoots kunnen doen.

RV zei

Russell

Bedankt, docent Riemersma, voor uw nadere toelichting op Russell. Nogmaals, ik vind zijn History eigenlijk zeer goed. Ondanks alle eerdere sneren op dat werk door anderen. Af en toe is hij ironisch. Goed zo, denk ik. En hij neemt een duidelijk standpunt in: de analytische filosofie.

Russell schreef: Kant ontwaakte uit zijn sluimer om weldra weer in te dommelen. Of zoiets. Misschien iets te vals. Maar wel prikkelend.

W.F. Hermans zwoer bij Wittgenstein de Eerste. En zette Russell neer als een mislukte tuinkabouter. Maar of Hermans nou veel van filosofie begreep ...

Voor Habermas heb ik wel een zwak. En tenslotte verzet hij zich ook tegen het postmodernisme. Maar hij is wel tamelijk onleesbaar. Maar omstreeks 1980 werd hij nog als een soort neomarxist gezien.

De kat zit op de mat voor het bad. In zijn "De eendimensionale mens" verzet Marcuse zich tegen de filosofische analyse van zo'n zinnetje. Maar kom, Marcuse, juist gewone uitspraken dienen filosofisch gewogen te worden.

Er zijn geen heiligen in de filosofie. Ook Sint Thomas niet. Ook geen Wittgenstein. En ook geen Russell. Hagiografieën horen niet thuis in de filosofie.

Jan-Auke Riemersma zei

RV, ja, dat zeg je goed! En dat zinnetje 'de kat zit op de mat', hoe vaak ik dat in mijn leven al heb gehoord, haha :) Een heilige in de filosofie: Socrates (?) Misschien... (?) En niets ten nadele van Habermas of Heidegger hoor- echt niet. Het zijn echter niet de filosofen in wiens werk ik mij thuis voel. (Bovendien heb ik het idee dat analytische filosofie constructiever is, ik kan er beter mee uit de voeten).

RV zei

Wittgenstein

Ik weet niet of ik het al heb geschreven maar in een recente NRC stond ook iets over een te verschijnen boek over Wittgenstein van een zekere Stokvis. In dat boek verbindt Stokvis beide Wittgensteinen met elkaar. Misschien interessant. Maar er zijn zoveel interessanterigheden in de filosofie.

Nogmaals, Habermas lijkt mij best sympathiek. Voor zo ver ik hem begrijp, streeft hij naar een eerlijk gesprek zonder allerlei gekkigheden tussen de mensen. Helaas lijdt hij aan intellectuele barok. Maar Heidegger met zijn Zijn? Laten we dat Zijn maar gauw vergeten. Ook Habermas is contra Heidegger. Dus die "continentale filosofie" is geen massief blok.