zondag 7 april 2024

Van de ijsbeer en de walrus [2.0]

[versie (2.0): noot [2] toegevoegd; kleine aanpassingen]

Op het internet is een zielig filmpje te zien. Een vermagerde, uitgehongerde ijsbeer is -wanhopig- op zoek naar voedsel. Het dier stuit op een walrus. De walrus is een enorm dier dat over twee levensgevaarlijke slagwapens beschikt.

De walrus is, als je het dier beziet met de ogen van de ijsbeer, een 'ding' met twee 'strijdige' hoedanigheden: het is een dier dat levensbedreigend is én een dier dat levensreddend is. Het is zowel een voorraad eiwitten als een vijandige machine.

Aristoteles beschouwt in zijn metafysica de logische hoofdwetten als metafysische wetten (het zijn geen formele wetten). De wereld is een enorme voorraad 'objecten' (=eenheden) met verscheidene 'hoedanigheden' (=kwaliteiten).

De metafysische logische wetten wijzen ons volgens Aristoteles op het volgende: in de werkelijkheid komt geen object voor met twee hoedanigheden die elkaar uitsluiten. 

Voor de ijsbeer echter is de walrus een object met twee hoedanigheden die elkaar uitsluiten: het is voor de ijsbeer een 'ding' dat hij moet doden (hij heeft de eiwitten dringend nodig, de walrus is levensreddend) én het is voor de ijsbeer een 'ding' dat hij niet moet doden (de walrus is levensgevaarlijk).

De twee hoedanigheden zitten letterlijk 'in' de walrus. 

De 'strijd' tussen de twee hoedanigheden zit -echter- letterlijk in de 'ijsbeer'.

Het is een denkfout om contradicties te zoeken in de werkelijkheid. Ze zitten tussen de 'oren' van handelende dieren (ze zijn 'apriori') [2].

Contradicties zeggen [dus] niets over de constructie van de werkelijkheid,- ze zeggen des te meer over de constructie van ons brein [1].

(Hoe eindigt het filmpje: de ijsbeer weegt zijn opties af -trade off- en besluit zich bij zijn ellende en zwakte neer te leggen: het dier gaat op het ijs liggen en zal sterven, althans die suggestie wordt gewekt).

----

[1] Carbondioxide is voor de 'Caenorhabditis elegans' -een zeer klein 'wormpje' met een klein brein- een stof met twee 'hoedanigheden': schadelijk (want sommige belagers verspreiden deze stof) en nuttig (want bepaalde voedselbronnen verspreiden deze stof). De 'elegans' kan 'wijken' of 'naderen' als het carbondioxide bespeurt. De eenheid van handelen maakt het (natuurlijk) onmogelijk om te wijken en te naderen. Het brein van het dier dwingt het dier dan ook om de knoop door te hakken en een 'keuze' te maken. (zie: Bennett, M, Intelligence, a brief history)

[2] De weeromstuit van dit argument lijkt mijn lezers te ontgaan. Als contradicties constructies zijn van het brein, dan impliceert dit dat ook de noodzaak om deze contradicties 'op te lossen' een directief van het brein is. De noodzaak om de wereld logisch te ordenen is schijnbaar een natuurlijk, psychologisch proces. Je mag daarom uit het feit dat 'belijfde' mensen en dieren de wereld logisch moeten ordenen, opdat ze kunnen handelen, niet afleiden dat de werkelijkheid zelf logisch geordend is: dat volgt niet (het is een non-sequitur). Het is gemakkelijk in te zien dat voor wezens met een lichaam de logische orde primair is, want alleen een logisch geordend 'beeld' van de wereld maakt handelen mogelijk (voor dieren met een lichaam is het manoeuvreren met het lichaam het grootste belang: steeds bijvoorbeeld moet je bepalen of je moet wijken of naderen). De walrus is nu een dier dat in de ogen van de ijsbeer twee strijdige hoedanigheden heeft: het wereldbeeld van de ijsbeer is daarom -pace Aristoteles- conform de definitie niet logisch. 

11 opmerkingen:

Jac Vaes zei

Jan- A.,

Leuk dat voorbeeld van de ijsbeer en de walrus. Dat het een denkfout is om contradicties te zoeken in de werkelijkheid lijkt mij heel verstandige praat. Chapeau!
Het is goed om te beseffen dat, als wij menen een contradictie te zien, die in werkelijkheid natuurlijk niet kan bestaan buiten onze hersenpan.
Laat ik een zogenaamde leugen paradox gebruiken om dit acceptabel te maken. Neem bijvoorbeeld de zin die in dit kader vaak gebruikt wordt: "Deze zin is onwaar".
Hier gaat men vaak de fout in door te zeggen: Als de zin onwaar is dan is hij waar".
Maar het is onzin dat een en dezelfde zijn waar en onwaar tegelijk kan zijn. Er is hier sprake van een taalkundige onnauwkeurigheid. De onderhavige zogenaamde paradox laat zich gemakkelijk oplossen als wij bedenken dat er sprake is van een verwijzende zin en een zin waarnaar verwezen wordt. Deze beide aspecten zijn samengevoegd in één zelf-referentiële zin.
Welnu, als de zin in zijn hoedanigheid van verwijzende zin waar is dan is de zin in zijn hoedanigheid van zin waarnaar verwezen wordt onwaar en vice versa. Er is dus geen sprake van een zin die in een en dezelfde hoedanigheid waar en onwaar is. Zo simpel is het eigenlijk, hoe interessant en moeilijk men het ook wil doen voorkomen.
vr. gr.,
Jac

Bert Morriën zei

Jan Auke,

[Het is een denkfout om contradicties te zoeken in de werkelijkheid]

Dan hoeven we het dus niet meer over een absurde realiteit te hebben waarin stroompjes tegelijkertijd in twee richtingen lopen.
Daarmee is het dilemma van die ijsbeer niet opgelost. Hij moet een keuze maken, net als wij in zo'n geval.
Ik las ergens dat walrussen er meestal voor kiezen het water in vluchten waarin ijberen minder beweeglijk zijn.

Bert Morriën zei

Jan-Auke,

(vervolg)

Bij een dilemma moet er dus een keuze gemaakt worden ook als je niet weet of het de juiste is.

In veel andere gevallen is er geen noodzaak om een keuze te maken.
Je kiest een slagroomtaartje of een gevulde koek of je gaat wat anders doen als het wegens onvoldoende informatie niet mogelijk is een afgewogen keuze te maken.
Het zou dan niet verstandig zijn om toch al te kiezen.

Inzake religie is er bij mij geen sprake van een dilemma.
Waarom is dat bij jou blijkbaar wel het geval?

Jan-Auke Riemersma zei

Jac, het feit dat jij logische puzzels kunt oplossen, is in lijn met mijn opvattingen over de logica. Wij moeten logische 'knopen' oplossen -ontwarren- want ze belemmeren dat we doeltreffend handelen. (Overigens laat ik de vraag of de paradox van de leugenaar een ware contradictie is liever over aan de specialisten; hetzelfde geldt voor de puzzels van de kwantummechanica).

Jan-Auke Riemersma zei

Bert, mij ontgaat de portee van je vraag- of, eigenlijk, ik begrijp niet eens wat je vraagt. Ik weet dus niet zo goed raad met je bijdrage.

Jac Vaes zei

Jan-A.,

Of de leugenaar paradox wel of niet een ware contradictie is hoef je echt niet aan specialisten over te laten.
Die vraag kan in de "eerstelijns filosofie" gemakkelijk worden opgelost. Neem het klassieke voorbeeld. Hiervan mag gezegd worden: "Als alle Kretenzers altijd liegen dan zal geen enkele Kretenzer ooit naar waarheid zeggen dat dit het geval is". Onmogelijk. En als logicus mag je daar gerust aan toevoegen: "Immers, als dit wel mogelijk zou zijn dan zou er sprake zijn van een contradictie en omdat er geen sprake kan zijn van een ware contradictie kan het dus niet waar zijn".
vr. gr.,
Jac

RV zei

Jac

Binnen de klassieke standaardlogica heb je ongeveer gelijk. Maar het grote punt is: waarom zou de standaardlogica gelijk hebben? Waarom zouden contradicties per definitie onwaar zijn? Waarom heeft de standaardlogica altijd en overal de waarheid in pacht?

Ik vrees dat jij geen mooie verdediging van de standaardlogica in huis hebt. Hoeft ook niet. Maar pretendeer niet dat je de standaardlogica kunt bewijzen.

Het zou al heel mooi zijn als je het probleem ziet: waarom zouden er geen ware contradicties kunnen bestaan? Heeft de standaardlogica wel gelijk dat de wet van de non-contradictie absoluut geldig is en aldus fungeert als de meest basale natuurwet?

Als het probleem eenmaal begrijpt, dan mag je verder van mij gewoon zeggen: sorry, ik snap het probleem maar laat mij maar gewoon de standaardlogica omarmen.

Filosofie stelt algemene basale vragen. En het vraagstuk van de logica is zo'n algemene basale vraag. En vragen stellen doe je met je denkvermogen en niet met je waarnemingsvermogen.

Overigens was je opmerking over zelfrefererende zinnen nog niet zo gek.

Stel, ik geef jou drie dozen van verschillende groottes. A, B en C. A is de grootste en C is de kleinste. Ik vraag jou om C in B te stoppen en vervolgens om B en C in A te stoppen. Tenslotte vraag ik jou om A in A te stoppen.

Bert Morriën zei

RV,

[Waarom zouden contradicties per definitie onwaar zijn?]

Je stelt deze retorische vraag aan Jack Vaes, blijkbaar omdat je dat een redelijke vraag vindt.
De opmerking van JanD over de morfogenetische velden van Sheldrake doe je af met de boodschap dat dit ruimschoots weerlegd is.
Volgens mij uitsluitend om reden dat zo'n veld nooit aangetoond is.

Op die manier kan ook weerlegd worden dat een contradictie waar zou zijn want dat is ook nooit aangetoond.

Waarom dat onderscheid?

Wetenschappers leveren boter bij de vis of ze zeggen dat het nog maar een theorie is.
Het feit dat een filosoof geen wetenschapper is geeft hem een vrijbrief om ook vragen te stellen over de wijze:waarop hij denkt.
Volgens mij zou de eerste vraag moeten zijn of hij wel strikt logisch denkt.
Als dat niet zo is dan creëert hij een eigen wereld waar niemand:hem kan volgen. Dat mag, maar dan heeft niemand daar wat aan.
Zie ik dat volgens jou verkeerd?

Anoniem zei

RV,
Contradicties zijn per definitie onwaar.
Immers contradicties zijn tegensprakken en spraak en tegensraak kunnen per definitie niet allebei tegelijkertijd en in hetzelfde opzicht waar zijn. Wie meent van wel moet met voorbeelden komen.
Vr.gr.,
Jac

JanD zei

Beste Bert

De opmerking van JanD over de morfogenetische velden van Sheldrake doe je af met de boodschap dat dit ruimschoots weerlegd is.
Volgens mij uitsluitend om reden dat zo'n veld nooit aangetoond is.

Je kan dat veld ervaren in een zogenaamde systemische opstelling, beter bekend als familie opstelling.
Parapsychologische test: Ik heb de elektronica bekeken van een robotje die als moeder voor een kuiken fungeert, en ik heb de hypothese dat het komt door het morfogenetische veld dat het kuikentje genereert om het robotje (zijn moeder dus) naar zich toe dirigeert. Dat is waarneembaar.

Maar tja, als je er niet voor open staat, blijft het onzin en kan je je wereldbeeld niet verruimen.

groet van JanD

RV zei

Beste Bert

Ook de heer Riemersma zegt dat ons universum consistent is en dat dus de specifieke wetenschappen consistentie dienen te betrachten.

Maar is ons universum de gehele wereld? Ik denk van niet. En de heer Riemersma denkt ook van niet.

Geldt de basale logica alleen voor ons universum of geldt zij voor de totale oneindige werkelijkheid? Persoonlijk neig ik naar het laatste. Maar het valt niet te bewijzen dat de logica absoluut is. Want hoe wil je dat bewijzen? Met de logica zelf? Dat mag niet. Of met kwatsch? Dat mag ook niet.

Overigens, filosofische argumenten beroepen zich niet zo zeer op feitjes als wel vooral op de logica. De wereld is oneindig. Dat is niet zozeer een empirisch gegeven als wel min of meer een logische conclusie. Oneindigheid valt niet waar te nemen.

Wetenschap is als het ware tweeledig. Deels betracht zij consistentie. En deels buigt zij zich over specifieke feitjes.

De godsvraag is eerder een filosofische vraag dan een wetenschappelijk vraag. Zijn er logische argumenten pro en contra het idee dat God bestaat? En kun je de godsvraag wel logisch benaderen? Is de logica wel absoluut?

Maar ons universum is consistent. De natuurwetten zijn consistent. Uitzonderingen op die wetten zijn aldus vrijwel onmogelijk. En aangezien die vormvelden van Sheldrake A overbodig zijn en B strijdig met de natuurwetten, dienen we die vormvelden in de prullenbak te deponeren.

David Bohm voelde wel iets voor Sheldrake. En dat diskwalificeert hem, Bohm, als een serieus te nemen fysicadenker.