Ik geloof in God. Jij niet. En dat is natuurlijk een beetje dom. Want voor jou is het leven niet veel meer dan -op z'n best- een aangenaam bezoek aan een terrasje: je amuseert je kostelijk, zo lang het duurt, en laat je het eten en drinken goed smaken.
Meer dan een aangenaam verblijf zal het bezoek op aarde je echter niet opleveren: althans, volgens je eigen inzicht en bijbehorende overtuiging.
Je bent eenvoudigweg niet in staat om te geloven dat in dit immense heelal van steen en leegte ons leven meer waard is dan wat tijdelijke drukte (die, zoals gezegd, door jezelf wordt beoordeeld als 'zinvol').
Dan ben ik natuurlijk beter af. Ik geloof dat een buitengewoon intentioneel beginsel zin en betekenis aan mijn leven geeft. Ik heb goede redenen om het bestaan van een buitengewoon intentioneel beginsel te poneren. Ik zie helder en duidelijk in dat een buitengewoon intentioneel beginsel het beste rekwisiet is om mijn leven 'inhoud' te geven (God is de beste uitvinding van de mens). En als alle mensen verlang ik naar blijvende zin en betekenis. Bovendien heb ik de overtuiging dat mijn leven blijvende zin en betekenis heeft nodig om ten volle mens te zijn (de mens is van nature religieus).
Wie mens is en het verstand heeft om te begrijpen wat hij -in existentiële zin- nodig heeft om zijn leven volkomen te maken, is nogal onpraktisch als hij dan het bestaan van God -de oplossing- niet eenvoudigweg poneert.
[tegenwerping]: Maar dan mag ik ook het bestaan van een wonderlijk theepot poneren en met een vergiet op mijn hoofd lopen?
Jazeker, al was het alleen al omdat een vergiet als geen ander attribuut uitdrukt hoe dwaas je verweer is. Immers, met een theepot en een vergiet los je je existentiële problemen niet op. Wie honger heeft mag poneren dat een stoelpoot eetbaar is: maar daarmee neem zhij de honger niet weg. De theepot is geen antwoord op de zinloosheid van het bestaan. Het is de kunst om de leegte van het bestaan op te lossen met een goed gekozen rekwisiet.
[tegenwerping]: Maar het poneren van een buitengewoon intentioneel beginsel berust op wensdenken! Het is het 'opleuken' van de werkelijkheid! Een kind kan zien en begrijpen dat God niet bestaat en niet kán bestaan!
Nee, het is natuurlijk andersom. De gedachte dat de mens -een mier, een microbe in het licht van de immense werkelijkehid- de gehele werkelijkheid kan doorzien en alle regels kent is kinderlijk! Alleen een kind gelooft dat de werkelijkheid niet groeter en ingewikkelder is dan de achtertuin. De mens beschikt niet over een kaart die de kwaliteit en ingewikkeldheid en grootte van de werkelijkheid weergeeft. De werkelijkheid moet al als een eenvoudig schaakbord met hokjes zijn als je alles wat bestaat wilt kunnen bestuderen en beschrijven. Maar de werkelijkheid is geen schaakbord met hokjes: de werkelijkheid is niet logisch.
De werkelijkheid wordt door ons logisch geordend- we moeten wel, want wij hebben een onwrikbare logische denkwijze. Maar uit het feit dat wij de werkelijkheid logisch moeten ordenen, volgt niet dat de werkelijkheid logisch is. Dát is de 'kinderlijke' antropomorfe denkfout van de god-afwijzer. Hij meent echt dat de wereld is afgestemd op onze denkwijze (of andersom). Je zou zijn denkwijze eens goed door elkaar moeten schudden, dat zou hem misschien de ogen openen voor de 'hoogmoed' van zijn overtuiging.
Onze logische denkwijze is door de natuur in ons verstand geplant met een duidelijke praktische reden: ons lichaam is een logische machine en eist een logische gedachtengang. Anders kunnen lichaam en verstand niet samenwerken. Het lichaam kan maar één handeling per beurt uitvoeren. Zodra de opdrachten vaag (gappy) of dubbel (glutty) zijn, weet het lichaam met de inzichten van het verstand geen raad. Vandaar dat het verstand de strikte opdracht heeft om gappy en glutty gedachten te vermijden. De natuur heeft dit verbod zo krachtig opgedrongen aan het verstand, dat we strijdige en vage gedachten bestrijden alsof het ziektekiemen zijn. Dat verklaart waarom wij geloven dat de werkelijkheid logisch is; dát verklaart onze horror contradictionis.
Wie eenmaal doorheeft dat zijn verstand slechts geschikt is om de wereld te ordenen voor eigen gebruik -instrumenteel-, terwijl dit verstand tekort schiet om de werkelijkheid naar waarheid in kaart te brengen, ziet ook in dat de mogelijkheden die de werkelijkheid herbergt eindeloos zijn. De logische restricties die wij opleggen aan de werkelijkheid zijn vals.
Inderdaad, het verstand van de mens is beperkt en de mogelijkheden die de werkelijkheid herbergt zijn grenzeloos. Je kunt het niet vaak genoeg herhalen.
Het is daarom intellectueel niet alleen geoorloofd om het bestaan van een buitengewoon intentioneel wezen te poneren, het is zelfs raadzaam en een blijk van intelligentie. Je vergroot er de kwaliteit van je bestaan (aanzienlijk) mee. Je wordt pas mens als je in staat bent om je zelf te verrijken met religieuze inzichten.
Mensen lijden momenteel tamelijk ernstig aan 'zinloosheid'- het is een aandoening, een ziekte. Wie echter wil blijven denken dat de mens de werkelijkheid in essentie wel doorheeft en dat God -dus- 'zelfverzonnen' onzin is, moet deze domheid dan maar vast houden. Het is echter duidelijk dat zhij zich bedient van achterhaalde inzichten.
De een-en-twintigste eeuw neemt afscheid van de twintigste eeuw, de eeuw waarin de mens de werkelijkheid in zijn greep dacht te hebben en zhijn leven maakbaar was. Die dagen zijn voorbij... Langzamerhand, beetje bij beetje, zien we in dat de werkelijkheid ongrijpaar, mysterieus en absurd is.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten