(1) Als het bestaan bepaalt wordt door natuurkrachten en als het gedrag van de mens volledig gedetermineerd is, dan is het lastig om in God te geloven. Je zult dan je toevlucht moeten nemen tot een 'spinozistische' God, dat wil zeggen een God die één is met de natuur.
Overigens doet de god van Spinoza sterk denken aan de god van de stoïcijnen:
"Voor de Stoa was de Natuur het goddelijke. Daarin verzette de Stoa zich tegen die wijsgerige tradities, zoals met name het platonisme, die menen dat het goddelijke als het geestelijk-denkbare boven de natuur en als geestelijke grond boven alle dingen verheven is. (...) Het opmerkelijke van de Stoa is dat met transcendentie afwijst maar tegelijkertijd over het goddelijke blijft spreken" (Vroom, H.M., Een Waaier van Visies, 133).
Maarten van Buuren zegt het volgende over de spinozistische God:
"Spinoza profileert zich (...) als monist, omdat hij meent dat er (...) slechts één [substantie is]. (...) God is niet transcendent, maar immanent: 'God is de immanente, niet de overgankelijke oorzaak van alle dingen.' Immanent of 'inblijvend' wil zeggen dat God samenvalt met zijn schepping (...). De immanente God ís de natuur." (Van Buuren, Quantum, de oerknal en God, Lemniscaat, h10).
(A propos, het boekje van Van Buuren is de moeite waard: mocht je het bij de plaatselijke bibliotheek kunnen lenen, laat dat dan niet na).
Wie in God gelooft zal hem toch ergens kwijt moeten in de werkelijkheid. Als het niet geloofwaardig meer is om hem buiten het heelal te situeren, dan inderdaad moet je hem maar 'versmelten' met de natuur.
Het voordeel is dat een immenente God kan worden gezien als de bron van alle natuurwetten. De noodzakelijkheid waarmee God of de natuur zich ontvouwt bepaalt jouw levensloop. Deze constructie heeft als voordeel dat je je geloof in God kunt behouden zelfs als je bestaan gedetermineerd is: want het is niemand/niets minder dan de immanente God zelf die jouw leven bepaalt. (Maar toen de gebroeders de Wit werden vermoord, was Spinoza zo ontzet, dat hij niet in staat was de uitvoering van de barbarij te beschouwen als het werk van de immanente noodzakelijke God).
(2) Verstandiger lijkt het mij om je geen zorgen te maken over de verblijfplaats van God. Hij redt zich wel zonder onze bemoeienis. Spinoza's immanente 'noodzakelijke' God past goed bij de tijd waarin hij leefde. Het universum was destijds niet veel groter dan ons eigen zonnestelsel en alle planeten legden als in een tredmolen zo regelmatig hun baantjes af in de lege ruimte.
Is God immanent, transcendent, staat hij buiten tijd en ruimte? Is God werkzaam in de mensen, in de geloofsgemeenschap, in de wetten van de natuur of in de ruimte die de werkelijkheid biedt aan het toeval?
Ach, in de vorige eeuw zijn eigenlijk alle pogingen om universele stelsels op te zetten mislukt. In de wiskunde wilde Hilbert laten zien dat alle wiskunde kan worden afgeleid uit een stelsel van aannames, definities en regels, maar Gödels onvolledigheidsstelling maakte een einde aan het formalisme van Hilbert. Russell probeerde de wiskunde te herleiden tot de logica, maar dit project kwam nooit van de grond. En zeg nou zelf: als je de wiskunde al niet eens kunt onderbrengen in één groot sluitend systeem, waarom zou je de werkelijkheid dan wel kunnen beschrijven als één gesloten systeem. De gedachte dat de werkelijkheid logisch geordend is en mooi omkleed met wetten en krachten, is niet erg geloofwaardig. De gesloten orde is onze weergave van de werkelijkheid- en ze is vals, onjuist. De waarheid is dat er geen juiste weergave van de werkelijkheid mogelijk is: we hebben alleen een groot aantal theorieën die betrouwbaar zijn (=pluralisme). Het ideale gezichtspunt van waaruit wij de gehele werkelijkheid kunnen overzien bestaat niet. De werkelijkheid is 'absurd'. [§]
In onze eeuw -de eenentwintigste eeuw- zijn de logici Beall en Priest er in geslaagd om een gesloten logisch systeem te formuleren waarin schendingen van de twee klassieke logische wetten zijn toegestaan. Het wordt in de kranten niet genoemd -want alle aandacht gaat nog uit naar de empirische wetenschappen- maar ik denk dat dát eigenlijk één van de meest opvallende prestaties van onze tijd is.
Het grote voordeel is dat de theologie in een 'absurde' werkelijkheid eenvoudiger wordt. Je hoeft het bestaan van God bijvoorbeeld niet te bewijzen, want in een absurde werkelijkheid is niets onmogelijk (nauwkeuriger gezegd: wij zijn zonder universele logische wetten niet in staat om te formuleren wat de grens is tussen wat 'mogelijk' en 'niet mogelijk' is; die grens komt te vervallen). Je mag het bestaan van God daarom als een gegeven beschouwen. We hoeven hier geen woorden meer aan te verspillen.
Een ander voordeel is dat je je leefwereld en je religieuze opvattingen niet langer hoeft te ijken aan courante natuurkundige theorieën. Godgeleerdheid heeft welbeschouwd ook weinig te maken met natuurkunde, scheikunde of biologie; de studie van God heeft betrekking op de vraag welke eigenschappen God heeft en wat zijn bestaan betekent voor de mens. Ons bestaan lijkt -intuitief- zinvoller te zijn als we bereid zijn het bestaan van God te omarmen.
(3) Wie echter toch graag de hand van God ziet in de wereld die wij bewonen kan zijn gedachten eens laten gaan over het volgende:
De bacterie -samen met de archaea de vroegste organismen op aarde- beschikte al over 'zintuigen' waarmee hij 'schadelijke' en 'nuttige' stoffen van elkaar kon onderscheiden. Stoffen die noch schadelijk noch nuttig zijn merkte hij niet op (dat zou slechts verspilling van middelen zijn). De wereld is door organismen dan ook van meet af aan beschouwd als een domein dat in twee 'kwaliteiten' uiteenviel: het goede en het slechte.
Bacteriën zijn moleculair gezien behoorlijk ingewikkelde machines. Nogal wat soorten beschikken over een heuse motor (!) die zowel met de wijzers van de klok mee kan roteren als tegen de wijzers van de klok in. Als nu de bacterie een schadelijke of nuttige stof opmerkt, dan is het diertje in staat om de gang van de motor aan te passen. Je noemt dit vermogen 'taxis'. Zo kan de bacterie van een schadelijke stof weg-'varen/zwemmen' en naar een nuttige stof toe-'varen/zwemmen'.
Taxis is een van de meest succesrijke en belangrijkste vermogens van een bacterie om zich te handhaven. Het is de grondslag voor het vermogen om doeltreffend te handelen.
Ook wij beschouwen de wereld als een domein dat steeds kan worden verdeeld in schadelijke en nuttige factoren. Wij zijn motiele wezens die net als de bacterie steeds moeten bepalen of we wel of niet zullen handelen (het roer kan linksom of rechtsom). Halfslachtig handelen, zoals de hoender doet die een korte schijnaanval uitvoert op de vos en zich daarna uit de voeten maakt, om dan opnieuw een schijnaanval uit te voeren, en zich dan andermaal uit de voeten maakt, bereikt weinig met haar weifelachtige gedrag (het dier vertoont tenslotte 'overspronggedrag'). Het is een verspilling van krachten en niet ongevaarlijk bovendien.
Onze neiging om de wereld in schadelijke en nuttige factoren te verdelen -wel of niet handelen, wijken of naderen- is de grondslag voor de ethiek. We zijn tenslotte, met de dag dat wij over voldoende inzicht beschikten om over onze handelingen te oordelen, onze daden gaan verdelen in goede en kwade handelingen. Ook de organisatie van het denken is bepaald door de gewoonte om de wereld te verdelen in zaken die wel of die niet schadelijk zijn. Vandaar dat een logisch mechanisme onze gedachten organiseert: de wet van het uitgesloten derde dwingt ons om steeds de wereld te ordenen alsof we moeten naderen of wijken.
Wij zijn zo van top tot teen wezens geworden die ingericht zijn om het goede te doen en het kwade te laten.
Het is dus letterlijk waar dat wij ethische wezens zijn in een ethische wereld (een wereld van goed en kwaad; let wel, geen wereld die volstrekt goed is, dát is géén ethische wereld. En dan: waarom laat God het kwaad toe: omdat leven in een ethische wereld een 'goed' is).
Me dunkt, dat moet voldoende zijn om iemand er van te overtuigen dat het bestaan meer om hakken heeft dan het reilen en zeilen van kleine deeltjes...
[Noot: vanzelfsprekend is de tweedeling tussen gunstige en schadelijke factoren niet gelijk aan een tweedeling tussen goede en kwade handelingen. Wat gunstig is hoeft niet goed te zijn. 'Fair enough'. Waar het om gaat echter is dat we steeds, op ieder terrein, de wereld moeten verdelen in 'zwart' en 'wit': we zijn geboren 'tweedelers'. Anders kunnen we niet doeltreffend handelen. Ethiek -esthetiek ook trouwens- draait volledig om deze aanleg om de wereld te verdelen in vlakken die elk een tegengestelde lichamelijke reactie vereisen: wijken of naderen. Trouwens, zo delen we onze beweringen over de werkelijkheid ook in: wij houden beweringen voor waar of onwaar.]
[§] In de jaren negentig klopte het universum als een bus; nu zijn de kosmologen de draad kwijt en dreigt het universum een rommeltje te zijn. Volg deze link:
Geen opmerkingen:
Een reactie posten