woensdag 24 januari 2024

Enten eller... (1.5)

De mens is op de wereld om te handelen. Laatst hoorde ik David Chalmers zeggen, in een interview, dat de mens niet wordt begrensd door zijn huid of zijn schedel, maar door waarneming en handeling (of, anders gezegd, de grenzen van de mens worden bepaald door 'invoer' (wat hij ervaart en waarneemt) en 'uitvoer' (hoe hij reageert op de ervaringen en waarnemingen)).


Om snel en doeltreffend te kunnen handelen, zul je de wereld, op alle vlakken en terreinen, moeten verdelen in twee 'valenties' (gevoelswaarden): het negatieve en het positieve. Alleen deze tweedeling stelt je in staat om in elke mogelijke situatie een duidelijke keuze te maken (in essentie stelt de tweedeling je in staat om snel/onmiddellijk te bepalen of je moet naderen of wijken).


Tweedelingen bepalen dan ook ons leven: goed en kwaad, waar en onwaar, mooi en lelijk, vriend of vijand, kennis of illusie, vogelvrije- of rechtspersoon... 


Wie zijn leefwereld verder indeelt blijft vasthouden aan de gedachte dat de tweedeling moet prevaleren: een voorwerp is wel of geen bloem, wel of geen stoel, wel of geen rookwaar, wel of geen voertuig. Buiten de kaders denken, een geliefde bezigheid van overspannen bestuurders, die zo graag verder willen kijken dan hun ondergschikten -met als gevolg dat ze hun ondergeschikten meestal helemaal over het hoofd zien- is in feite niets anders dan het ontkennen van tweedelingen (de bureaustoel op wielen kun je óók gebruiken als een karretje om mappen te vervoeren!). 


Aan deze tweedeling is de bouw en werking van ons lichaam debet. De wereld zelf is kleurrijker. Mensen hebben tweedelingen dringend nodig, want het lichaam kan slechts één handeling per keer uitvoeren. Een lichaam bestaat uit verschillende weefsels, delen en organen, die alleen optimaal resultaat garanderen, als ze samenwerken. Het orgaanstelsel, beenderstelsel, zenuwstelsel en bloedvatenstelsel zijn afhankelijk van elkaar voor een goede werking. Bij elke nieuwe handeling zal het lichaam dan ook al deze middelen moeten vrijmaken om de handeling te kunnen beginnen. 


Je kunt deze dynamiek van de handeling eenvoudig en op vanzelfsprekende wijze weergeven met de klassieke logische wetten: eerst moet je een duidelijke keus maken (je voert handeling p wel of niet uit), en als je handeling p uitvoert, dan moet je alle handelingen niet-p onmiddelijk staken (je kunt handeling p niet verenigen met een willekeurige andere handeling). 


Deze twee logische mechanismen bepalen dan ook onze denkwijze. Wij delen heel de werkelijkheid in met het oogmerk te allen tijde doeltreffend te kunnen handelen. Vanzelfsprekend, want met name de doelmatigheid van onze handelingen bepaalde onze overlevingskans. Door ons de wereld voor te stellen als een geordend en getrapt geheel zijn we in staat om keuzes te maken. Voor ons is de wereld een orde van lijstjes, verzamelingen en causale verbanden.


Beall en Priest betogen dat we ons de wereld te simpel voorstellen als we vasthouden aan de gewoonte om slechts met twee waarheidswaarden te werken. Beall stelt daarom voor om te werken met vier waarheidswaarden. In theorie is dit een 'splendid' idee, maar de praktijk is weerbarstig: want mijn denksysteem is niet 'ontworpen' om de wereld zelf te beschrijven, maar om de werkelijkheid te vertekenen, zo dat ik gemakkelijk in de wereld uit de voeten kan.


Ik ben nu eenmaal een belichaamd wezen en kan mij in de praktijk niet verheffen boven het dictaat van de logische denkwijze. Mensen zullen, vermoedelijk tot aan het einde der tijden, een logisch geordend wereldbeeld nodig hebben.


Je kunt ook gemakkelijk uitleggen waarom. Als we overmoedig worden, en de eenvoud van onze logische denkwijze opofferen aan een zeer ingewikkelde, absurde denkwijze, dan gaat dat ten koste van de samenwerking tussen het (tweewaardige) lichaam en ons verstand. 


Psychologen gebruiken het 'situatiemodel' als lakmoesproef voor de vraag of iemand een beschrijving begrijpt. Je begrijpt een tekst als je een goed situatiemodel kunt opstellen. Je bent dan in staat om te zeggen wat er aan de hand is, wat de mensen doen en wat hun bedoelingen zijn; én als je die zaken weet, ben je vervolgens in staat om te weten hoe je moet handelen.


Wie een absurde tekst leest is niet in staat om een situatiemodel op te stellen (of, beter gezegd, hij kan wel een situatiemodel maken, maar hij kan niet klip en klaar zeggen wat de mensen doen en wat er aan de hand is). Een paar zinnetjes volstaan om dit duidelijk te maken: 


"Paul, een concertpianist, speelt wel en geen piano; de piano staat noch in de woonkamer noch elders; nadat hij een uur geoefend heeft staat hij op en blijft zitten. Hij maakt zich zorgen. Want hij heeft pijn aan zijn handen, ook al voelt hij niets en heeft hij nergens last van. Ach, denkt Paul, het doet er ook niet toe: want ik ben in Rome en in Parijs.


Je kunt van de bovenstaande 'dialetheia-style-tekst' geen situatiemodel maken. Je ziet ook onmiddellijk in dat je uit deze tekst niet kunt afleiden wat je moet doen.


Heeft Paul wel of niet geoefend, heeft hij wel of geen pijn in zijn handen, staat hij of zit hij? En, stel dat je Paul wilt bezoeken: moet je dan naar Rome of naar Parijs? Met de beste wil van de wereld kun je het niet zeggen. Je verstand is niet 'afgestemd' op dubbele waarheden (glutty) en op dubbele onwaarheden (gappy), want deze verstoren de verstandhouding met het lichaam. Erger, dubbele waarheden en dubbele onwaarheden maken het zelfs onmogelijk om te handelen! Zulke waarheidsstructuren blokkeren de beweegbaarheid van het lichaam (alsof alle scharnieren in het lichaam met pennen worden vastgezet). 


Het lichaam is machteloos als het verstand haar een wereld van dubbele (on-)waarheden voorspiegelt.


Het lichaam kent slechts twee standen: wel of niet optimaal handelen. Kijk, dát is logica! En je moet wel erg naïef zijn als je gelooft dat heel het universum zich -uit beleefdheid?- heeft aangepast aan de wensen van ons lichaam. Het universum is immers geen vereniging voor het behoud van onze beweegbaarheid.


Appx 1: Vanzelfsprekend roept dit de vraag op hoe de werkelijkheid is buiten onze vertekende weergave. Wel, daar kunnen we niets over zeggen, want wij moeten het stellen met de vertekende weergave: orde en systeem zijn alleen van toepassing op onze weergave van de werkelijkheid. Daarbuiten is geen orde en geen systeem. Het verval van de twee klassieke logische wetten is door ons eigen verstand niet te repareren. Uit dit inzicht volgt dat de ene bewering over de werkelijkheid even juist is als de andere, hoe absurd en onnavolgbaar ook. Zodat de bewering: "er bestaat een Zelfstandig intentioneel beginsel" niet anders dan juist kan zijn.


Appx 2: Hetzelfde idee, maar dan anders verwoord: Binnen ons vertekende beeld van de werkelijkheid bepalen de logische wetten wat de modale grens is: het logische is mogelijk, het niet-logische is onmogelijk. Aangezien deze modale grens vervalt buiten ons beeld van de werkelijkheid, en aangezien ons verstand niet beschikt over alternatieve regels voor een modale grens -en wij zulke regels niet in de werkelijkheid zelf aantreffen-, is er geen modale grens buiten onze vertekening van de werkelijkheid. Daaruit volgt dat elke bewering over de werkelijkheid juist is. Dus ook de bewering dat er een Zelfstandig intentioneel beginsel bestaat.

Geen opmerkingen: