Volgens Kieran Setiya, in zijn boek Life is Hard -goed leesbaar, ook vertaald in het Nederlands-, vergissen filosofen zich als ze menen dat de vraag naar de 'zin van het leven' min of meer gelijk is aan de vraag 'wat is een zinvol leven'.
Hij schrijft: "Susan Wolf is een filosoof die de vraag 'wat is de zin van het leven' verwisselt met de vraag 'wat is een zinvol (individueel) leven'. Volgens Wolf is een betekenisvol leven een leven waarin je betrokken bent, blijmoedig, bij activiteiten van enige betekenis. Je kunt hierbij denken aan het onderhouden van relaties met andere mensen, zorgen voor je naasten, de wereld 'iets' rechtvaardiger maken, kunst scheppen of wat filosofie beoefenen, of op een aangenaam-nuttige wijze je tijd doorbrengen."
Het is duidelijk dat niet ieder mens een zinvol leven kan leiden. Veel mensen hebben, buiten hun schuld, een zinloos leven geleid (ze zijn bijvoorbeeld jong gesneuveld in een of andere oorlog die toevallig woedde toen zij opgroeiden). Of denk aan de enorme armoede waarin het gros van de mensen heeft moeten leven: probeer in een vochtige kamer, de ratten over de vloer, maar eens iets 'zinvols' van je leven te maken. Liefdadigheid is leuk voor de persoon die liefdadig is, het leven van de persoon die be-liefdadigd is blijft meestal zinloos.
Uit het oogpunt van rechtvaardigheid geldt dat het leven uitsluitend zinvol kan zijn, als het geldt voor alle mensen, ongeacht hun individuele levensloop.
Wij mensen moeten de vraag naar de zin van het bestaan uit handen geven. We zijn zelf niet in staat om door wetenschap of techniek het bestaan van -alle- mensen zin te geven. We kunnen niet eens bedenken wat de zin van het leven zou kunnen zijn!
Het antwoord op de vraag naar de zin van het bestaan houdt daarom niet meer in dan naar antwoord zoeken op de vraag: 'bestaat er een buitengewoon beginsel' (God)? Want als God bestaat, dan beschikken we over een 'kracht' die in beginsel al het onrecht dat mensen op aarde hebben ondervonden (op zijn wijze) ongedaan kan maken. Het leven op aarde kan alleen zinvol zijn als een metafysisch beginsel onze levens wil bewerken. (Een ander metafysische beginsel kan uiteraard ook het leven zinvol maken).
De vergelijking -enigszins sleets- met de schipbreukeling dringt zich op. De schipbreukeling kan zichzelf niet redden: hij is afhankelijk van de schepen die voorbij varen. Het leven van de schipbreukeling heeft pas waarde als een schipper op een boot hem opmerkt en redt.
Wat we wel weten is dat de zin van het bestaan -de rechtvaardiging van het leed en het lijden- een ethische dimensie heeft. Zou blijken dat de zin van het bestaan volgens God bestaat uit rijkdom vergaren, in elk nieuw leven steeds meer, ten koste van andere mensen, dan zouden we dit antwoord -ook al werd het door de Almachtige zelf gegeven- niet overtuigend vinden.
Het inzicht dat wij van nature ethische 'dieren' zijn, gegroeid om goed en kwaad te handelen, is in lijn met de gedachte dat God -Zelfstandig intentioneel beginsel- bestaat en het sterkt onze overtuiging dat het leven zinvol is. Wij zijn ethische dieren in een wereld van goed en kwaad: dat moet ons aansporen om het goede te willen doen en het kwade te laten. Wellicht is deze simpele handwijzing voldoende om te laten zien dat het leven zinvol is.
22 opmerkingen:
Onbegrijpelijk dat het leven zin zou hebben als er een onbegrijpelijke God zou zijn.
Het geloof dat het leven zinloos zou zijn is zinloos want dan zijn alle ervaringen zinloos, ook die welke vreugde schenken.
Het lijkt minder zinloos om mensen vreugde te schenken en de vraag of het leven zin heeft te laten rusten want die levert niets op.
Ha Bert, het heeft precies een maand geduurd voordat iemand in de gaten kreeg dat de brievenbus weer openstaat. Gefeliciteerd, je bent de eerste die er achter is gekomen :)
Dat de vraag of het leven zin heeft niets oplevert, zul je natuurlijk eerst moeten aantonen. Jij kunt eenvoudigweg niet weten of een wezen in de verre toekomst de zin van het leven onder woorden kan brengen.
Jan-Auke,
Je doet me denken aan Monty Pythons "Silly Olympics: Race for Pe]ople with no sense of direction"
Hoe kan je het over de zin van het leven hebben als je niet weet waar je die moet zoeken?
https://youtu.be/15Z5nsyLDbE?si=kmfqyzH2JWp-P8iZ
Dit lijkt erg grappig maar het is wel een treffende karikatuur van de wereld waarin wij leven.
De zin van het menselijk biologisch, sociaal en mentaal leven? Moeten we die zin buiten de mens zoeken of in de individuele persoonlijke mens? Of beide? En dan, wat bedoelt men met "zin"?
Een zin buiten het individu kan wel eens zeer ellendig zijn. De cultuurwetenschapper George Steiner merkte eens cynisch op dat de zin van de holocaust de stichting van de staat Israel was. Maar wat had je daaraan als je als Jood de gaskamer betrad? Slechts een radertje in een groter gebeuren dat je verplettert.
De theoloog Kuytert merkte op: elk spreken over Boven komt van onder. Ik denk dat hij daarin gelijk had. Heel veel gelijk. Voortbordurend op die opmerking van Kuytert denk ik: de zin van je bestaan, als tenminste het begrip "zin" enigszins zinnig is, dien je in jezelf te zoeken.
Een menselijk bestaan dat besteed is aan filosoferen, kan best wel zinnig en zinvol zijn, ook al zet het in sociaal opzicht geen zoden aan de dijk. Gehoor geven aan je eigen nieuwsgierigheid en verwondering aangaande algemene zaken is een bestaan met vulling. En een authentieke vulling is een bescheiden, kleine vervulling. En het kleine dient geëerd te worden.
Kuytert was een gereformeerde theoloog die later ongelovig werd. Maar je leven besteden aan het zorgvuldig formuleren van je menselijk individueel geloof zonder grootspraak lijkt mij ook zinnig en zinvol, al is het niet mijn pakje aan. Maar mensen verschillen.
Waarom vragen mensen naar de zin van hun leventje? Misschien deels uit verwondering en deels uit een gevoel van mentale leegte. Maar enige leegte dient men te aanvaarden, denk ik. Het leven is tragisch. Er blijft altijd iets missen. En soms veel. Maar aanvaarding haalt misschien een paar scherpe kantjes ervan af.
Voor mij heeft dit blog trouwens enige zin. Ik hou van filosofie, niet in de zin van een drammerige dogmatiek maar in de zin van verwondering, speelse vragen en strenge argumentatie. En natuurlijk ook van nadenken over harde feiten.
De mens, een nogal zielig hoopje vragen. Maar is God een zinnig en zinvol antwoord?
Hebben we een soort geweten? Ja, denk ik. We hebben een persoonlijk geweten. We hebben normen en waarden ten opzichte van onszelf. Zo streven we toch naar zelfbehoud. Noem dat zelfethiek. Of egoïstische ethiek. Op zich niets mis mee. Ook filosofen hebben zo hun zelfethiek: streven naar deugdelijke argumentaties en naar een beetje waarheid. En ook: streven naar een beetje prettig filosoferen. Niet teveel worstelende hoofdbrekende problemen. Alhoewel?
Dan is er nog een sociale ethiek. Hoe om te gaan met anderen? Een crimineel heeft wel degelijk een sociale ethiek, namelijk: bezorg een ander leed ter meerdere eer en glorie van jezelf. Maar niet-criminele mensen hebben een ander sociaal geweten: bescherm anderen opdat je zelf beschermd wordt. Nietzsche zou dat een kuddemoraal noemen. Maar so what? Wat is filosofisch gesproken erop tegen om een beetje prettig met elkaar en de rest van de samenleving en overheid om te gaan? Nietzsche is nogal puberaal.
Wij hebben dus een geweten, al of niet behept met enig altruïsme. Niets bovennatuurlijks aan. Gewoon een voor de hand liggende eigenschap van het denkende en voelende dier dat we zijn. Toch menen sommigen dat ons geweten zo mooi is dat het wel, direct of indirect, afkomstig moet zijn van een goede God. Waarom de eventueel bestaande God per se goed is, ontgaat mij. Misschien is God een onverschillige hedonist en geniet hij, al bingwatchend, van ons tragisch en komisch reilen en zeilen. God als een kantiaans belangeloos schepper en schouwer.
De mens wil nog al eens rekenschap afleggen. De biecht is niet voor niets uitgevonden. Je kunt rekenschap afleggen aan jezelf. Maar dat komt blijkbaar vaak over als een soort vicieuze cirkel. WC-eend wordt beoordeeld door de baas van WC-eend. Men wil dikwijls toch een hogere instantie om eraan rekenschap af te leggen. Wel, God als die hogere oplossing is dan een handige uitvinding.
Jan-Auke,
Er lijkt ook nog een andere reden te zijn waarom je mij aan dat Monty Python filmje deed denken.
Mensen gaan alle kanten op maar ze vertrekken allemaal vanuit hun eigen standpunt.
God is niet jouw doel. God is jouw vertrekpunt waar je bij je verbale omzwervingen steeds weer opnieuw van uitgaat.
Iedereen heeft zo zijn vertrekpunt, zo ga ik onvoorwaardelijk van het natuurlijke uit.
Gisteren woonde ik een concert bij van een groot symfonieorkest. Ik zat zo dichtbij dat ik daar bijna door omringd was.
Het was een emotionele onderdompeling.
Toch moet het een volkomen natuurlijke gebeurtenis zijn geweest, dat is immers mijn vertrekpunt.
Volgens mij moet God dus ook een volkomen natuurlijk verschijnsel zijn.
Aan de vraag wat de zin hiervan is kom ik niet niet toe. Ik constateer wel dat onze kennis van het natuurlijke toeneemt terwijl God als bovennatuurlijk fenomeen nog steeds even ondoorgrondelijk is gebleven.
RV, ook jouw reactie getuigt weer van jouw kritische houding jegens Godsgeloof. Je hebt weliswaar sympathie voor het standpunt dat elk spreken over Boven van onder komt maar niet onvoorwaardelijk zoals ik. Toch geloof ik niet dat je een bovennatuur serieus neemt zoals Jan-Auke.
Waar mensen toe in staat zijn als ze menen dat een bovennatuurlijke God hun daden rechtvaardigt laten de recente gebeurtenissen weer eens zien. Tegen een bovennatuurlijke God kun je immers niet op.
Ik geloof niet dat de natuur op die wijze als een rechtvaardiging gebruikt kan worden.
Bert,
Je zegt 'ik vertrek onvoorwaardelijk vanuit de natuur'. Niet verstandig om vanuit de natuur te vertrekken: geen station te vinden! Natuur Centraal tref je nergens aan, daarentegen is Utrecht Centraal wel te vinden.
Maar ik ben ook een natuaralist, hoor. Net als jij. Ik ben alleen een betere naturalist, die in staat is zijn eigen positie goed door te lichten en er de merites van te begrijpen: ik ben in staat te zien dat het naturalisme geen gesloten positie is. En dat is de kwestie.
Kortom, je hebt naturalisme en naturalisme. En jij verdedigt het onverdedigbare naturalisme. Ik kan naturalist en gelovige zijn, want ik verdedig een open naturalisme. En dat doe ik beter dan jij, met betere argumenten. Daar is niets vrijblijvends aan, zoals jij suggereert. Suggestie is geen flosofie. Je moet laten zien dat jouw variant van naturalisme de beste is. En dat kun je niet. Toch zou het pas getuigen van een echte onderzoekende, objectieve instelling als je dat wel probeert.
Wel fijn dat het bijna lente is, vind je ook niet? :)
De mens verzint allerlei hypotheses. Grote, kleine en dergelijke. Ook metafysische hypotheses. Als je dat eenmaal beseft, dan kom je op het idee om al die hypotheses op de één
of andere manier te toetsen.
De godshypothese is een metafysische hypothese. Op zich best wel een aardige hypothese. Al is zij nogal vaag want op zich drukt die hypothese nog niets uit over de verhouding tussen God en de rest van de werkelijkheid. Maar men kan die hypothese uiteraard nader uitwerken.
Let wel, de godshypothese is een metafysische hypothese, geen wetenschappelijke hypothese. God als hij bestaat, is net iets te groot en te duister om hem te verlagen tot een soort polytheïstisch natuurgodje. God zit achter en boven de natuur, niet erin. En hiermee vervalt het atheïsme van een Dawkins. Hij heeft geen oog voor de metafysica, voor metafysische vraagstukken.
Hoe nu de godshypothese uit te werken en te onderbouwen? Bij theologen moet je niet zijn. Wel bij filosofen.
Aristoteles deed een aardig poging: er is passieve, ongeordende Oerstof en er is een Godheid die die Oerstof ordent en activeert. Hier tegen in valt te brengen dat zulke Oerstof wel heel erg mythisch is en dat Stof op zich al geordend is en actief.
Dan is er bijvoorbeeld nog Hegel. Volgens hem is er een Godheid, Wereldgeest geheten, die zich uit in allerlei strapatsen. Hegels God verzint de natuur en wel volgens een spel van allerlei tegenstellingen.
Spinoza gaat meer op de neoplatonische toer. God is de oersubstantie en bezit talloze eigenschappen waaronder geest en stof. Een grote moeilijkheid is die oersubstantie.
Het is nogal moeilijk om een beetje doordachte godshypothese op te stellen. En dus zeggen andere filosofen: God is het Mysterie dat je niet in formules kunt samenvatten.
Maar eenmaal denkend over de elkaar tegensprekende godshypotheses zou men ook diep kunnen twijfelen aan de hypothese dat er ergens een almachtige, alwetende Godheid bestaat.
Maar als amateuristische kritische metafysicus vind ik toch al die godshypothese en hun argumentaties prachtig. Al zouden ze alle onwaar zijn, dan hebben ze toch een soort schoonheid.
Of gewone godsgelovigen iets hebben aan al die filosofische exercities, betwijfel ik. Dat wel. En zoiets geldt ook voor gewone atheïsten. Borges voerde iemand op die zoiets zei als: gelukkig heb ik geen tijd voor metafysica.
Jan-Auke,
[Ik ben ook een natuaralist, hoor. Net als jij.]
[Ik ben in staat te zien dat het naturalisme geen gesloten positie is.]
[Ik verdedig een open naturalisme.]
Niemand kan bewijzen dat de natuur gesloten is in de zin dat natuur in principe toegankelijk is voor wetenschappelijk onderzoek.
Uiteraard niet een beetje toegankelijk zoals je niet een beetje zwanger kan zijn.
Als je dat niet gelooft moet er daarbuiten ook nog iets zijn wat principieel ontoegankelijk is en daarom wordt dat extra- of bovennatuurlijk genoemd.
Wat jij onder een "open naturalisme" verstaat omvat blijkbaar ook nog het bovennatuurlijke van de natuur. Daarmee doe je het begrip "natuurlijk" geweld aan omdat dit per definitie al alles omvat wat de natuur is.
Kortom, je antwoord is onvoldoende. Probeer het nog eens, dan kunnen we het daarna nog wel eens over de lente hebben.
RV,
[God als hij bestaat, is net iets te groot en te duister om hem te verlagen tot een soort polytheïstisch natuurgodje.]
Alweer heb je het hier over een mogelijk bestaande bovenatuurlijke God. Waarschijnlijk bedoel je het niet zo maar het blijkt moeilijk te zijn jezelf een atheïst te noemen zonder het over een God te hebben.
Dat speelt Dawkins ook parten.
Frans de Waal noemt zich daarom een apathist omdat het bestaan van God hem niet interesseert en daar denk ik net zo over.
Wat mij wel interesseert is de vraag waarom mensen geloven in iets bovennatuurlijks (dat is waarom je mij hier ziet) maar dat is een heel ander verhaal.
[God zit achter en boven de natuur, niet erin]
Hier heb je het dus over iets wat niet past in het naturalisme. Volgens Jan-Auke past dit wel in zijn "open naturalisme". Als dat alleen maar een filosofisch idee zou zijn kan ik daar vrede mee hebben.
Het naturalisme is meer dan een filosofisch idee omdat dit de basis van empirisch onderzoek is.
De reden dat wetenschap steeds weer provisorisch blijkt te zijn zou volgens dat "open naturalisme" heel goed kunnen zijn dat God weer eens roet in het eten heeft gestrooid. Zo kun je geen wetenschap bedrijven.
Het is goed dat wetenschap ook apathisch jegens het bestaan van God is.
Bert, je schrijft: [Het naturalisme is meer dan een filosofisch idee omdat dit de basis van empirisch onderzoek is.]
Volgens mij moet je hier even een bron bij zoeken -om ons te overtuigen- want het is onzin. Het naturalisme is een metafysische theorie. De naturalist zegt dingen als: tot nu toe hebben we niets bovennatuurlijks aangetroffen, dus is heel de werkelijkheid 'natuurlijk'. De naturalist speculeert over de aard van de werkelijkheid.
Je moet echt wat kritischer zijn op je eigen uitspraken: denk eens bij je zelf, misschien moest ik maar niets zeggen over zaken waar ik niet in gestudeerd ben. Als je zo graag tot het kamp van de wetenschappers wilt worden gerekend, gedraag je dan ook volgens de mores van de 'echte' wetenschapsman en probeer uitsluitend met kennis van zaken te spreken.
Jan-Auke
Desgevraagd zei Bard het volgende.
[
De stelling dat empirische natuurwetenschap steunt op naturalisme is gebaseerd op verschillende bronnen, waaronder:
1. Filosofische geschriften:
Naturalistische filosofen, zoals David Hume en Thomas Hobbes, beargumenteerden dat alle kennis afkomstig is van ervaring en dat er geen bewijs is voor het bestaan van bovennatuurlijke wezens of krachten.
Wetenschapsfilosofen, zoals Karl Popper en Carl Hempel, betoogden dat wetenschappelijke theorieën gebaseerd moeten zijn op empirisch bewijs en dat bovennatuurlijke verklaringen niet wetenschappelijk zijn.
2. Wetenschappelijke praktijk:
Wetenschappers gebruiken de methodes van observatie, experiment en toetsing om de natuurlijke wereld te bestuderen en te begrijpen.
Bovennatuurlijke of spirituele verklaringen worden niet geaccepteerd in de wetenschap, tenzij er empirisch bewijs is voor hun bestaan.
3. Historische studies:
Historici van de wetenschap hebben aangetoond dat de ontwikkeling van de wetenschap nauw verbonden is met de opkomst van het naturalisme.
De wetenschappelijke revolutie van de 16e en 17e eeuw was gebaseerd op de afwijzing van traditionele, religieuze autoriteiten en de overtuiging dat de natuur kan worden begrepen door middel van rationeel onderzoek.
Enkele specifieke bronnen die je kunt raadplegen:
David Hume, "An Enquiry Concerning Human Understanding"
Thomas Hobbes, "Leviathan"
Karl Popper, "The Logic of Scientific Discovery"
Carl Hempel, "Philosophy of Science"
Peter Dear, "The Intelligibility of Nature"
Steven Shapin, "The Scientific Revolution"
Deze bronnen bespreken de filosofische, historische en wetenschappelijke basis van de band tussen empirische natuurwetenschap en naturalisme.
Belangrijk om te benadrukken:
Niet alle wetenschappers zijn naturalisten. Sommige wetenschappers geloven in het bestaan van bovennatuurlijke of spirituele krachten, maar deze overtuigingen spelen geen rol in hun wetenschappelijke werk.
Wetenschappelijke theorieën en verklaringen moeten altijd gebaseerd zijn op empirisch bewijs, ongeacht de persoonlijke overtuigingen van de wetenschapper.
De band tussen empirische natuurwetenschap en naturalisme is complex en genuanceerd. De bronnen die ik heb genoemd, bieden een goed startpunt voor het verkennen van dit onderwerp.
]
Het moge duidelijk zijn dat mijn mening niet op alle genoemde bronnen steunt maar ik zuig niet zomaar iets uit mijn duim.
Het is aardig om Bard de volgende vraag voor te leggen:
[
Op basis van welke bronnen kan
de stelling dat empirische natuurwetenschap steunt op naturalisme verworpen worden?
]
Zie
https://bard.google.com
Jawel, beste Bert,
ook het naturalisme, in welke vorm dan ook, is een hypothese. En het filosofisch naturalisme is een metafysica en aldus een metafysische hypothese. Misschien een betere hypothese dan haar rivalen maar dat dient dan wel nader beargumenteerd te worden. Zo moet dat in de filosofie. Argumentaties zijn de sine qua non in de filosofie.
Ik vind het daarom zeer sprankelend dat de heer Riemersma de naturalismehypothese onder vuur neemt.
Jij beroept je overigens niet op het filosofisch naturalisme maar op het methodologisch naturalisme. Maar dat doen godsgelovige wetenschappers ook. Ook zij zijn naturalisten, zij het methodologische. En nogmaals, perceptie gaat altijd gepaard met concepten. Tijdens een waarneming laat jij concepten los op je zintuigelijke gegevens. Als jij een vogel ziet, dan projecteer jij het concept "vogel" op die gegevens. Kan niet anders. Je moet er als het ware chocolade van maken.
Wetenschappers weten dat ze met concepten werken en niet alleen met percepties. Daarom proberen ze ook hun concepten kritisch te bekijken. En aldus schrijdt de wetenschap voort. De voortgang van de wetenschap bestaat niet zozeer uit nieuwe percepties als wel uit nieuwe concepten. Nieuwe concepten worden geboren uit de creatieve verbeelding.
RV,
[perceptie gaat altijd gepaard met concepten.]
Heel goed, als je maar onthoudt dat mensen zonder concepten worden geboren.
[Nieuwe concepten worden geboren uit de creatieve verbeelding.]
Hier zijn we het niet zonder meer met elkaar eens.
Het concept van een God moet daar wel vandaan komen omdat God niet wordt waargenomen. (Je zei het al: Alles van Boven komt van Beneden).
Het concept van infrarode straling daarentegen was een conclusie uit de waarneming van Herschel dat de gemeten temperatuur in een zonnespectrum gaande van paars naar rood toenam, zelfs waneer het rode deel geheel gepasseerd was. Zie deze voorstelling.
En, beste Bert,
ook de logica is een concept. Of beter, een aantal bij elkaar horende concepten. Oftewel een theorie, een hypothese.
Elke hypothese kan nader besproken, gereflecteerd, worden. Oftewel bevraagd worden.
Husserl zei: terug naar de zaken. Naar de mentale zaken. Ik zou zeggen: terug naar de vragen.
RV,
Nog eens over naturalisme.
Hier gaat het er om of we de tegenstrijdigheid naturalisme vs. supernaturalisme moeten aanvaarden.
Ik begrijp dat Jan-Auke het over een "open naturalisme" heeft om deze tegenstrijdigheid te verhullen want die is niet te vermijden.
Ik kan er vrede mee hebben dat de realiteit twee componenten omvat die elkaar complementeren maar dan dienen we het hele begrip naturalisme te verwerpen juist omdat die hier een tegenstrijdigheid oplevert.
JanR
Vreemd ik had nog ruim 1 week of twee weken geleden gekeken. Het leek nog steeds alsof het hier op slot zat. Maar ja, zeker niet goed gekeken.
Ik zeg maar: god is dood en het leven heeft geen zin en dat is fijn.
Daarover heb ik !toevallig! een paar dagen geleden over geschreven bij Paul Delfgauw.
Een katholiek was zich tegen atheïsten aan het afzetten, alsof goed en kwaad echt bestaan. En die had Nietzsche volgens mij niet helemaal goed begrepen, of eigenlijk helemaal niet goed begrepen.
Of het nu een theïst of atheïst of een naturalist is: het zijn allemaal geloven. Vooral de fysici zijn erg overtuigd van de "wetenschap" : dat is het heersende geloof: Newton, Einstein enzo. :-) Alsof het de enige waarheid is.
Ik eindig(de) maar met de link:
https://www.ifilosofie.nl/nietzsche-de-europese-buddha/
Met vriendelijke groet van JanD
Schedels lichten
Nog even een kleine aanvulling, beste Bert.
Die Bard is voorlopig nog geen volwaardige gesprekspartner. Wat ik ervan las dankzij jou, komt Bard niet verder dan oppervlakkige gemeenplaatsen.
Ook de termen "perceptie" en "perceptualisme" zijn concepten en dus impliciet uitingen van het conceptualisme. Ze vloeien geenszins voort uit een aantal zintuigelijke waarnemingen. Mijn hond die uitgerust is met een aantal zeer goede zintuigen, heeft geen weet van de concepten "perceptie" en "perceptualisme".
Goede filosofie is altijd filosofische psychologie. Hoe werkt onze geest met al zijn onderscheidingen, creatieve verbeelding en dergelijke? Dat is de hamvraag in de filosofie. De hamvraag van mijn hond is: laat vrouwtje een plakje ham vallen zodat ik het kan roven? Op zich ook een interessante vraag: wat gaat er om in het hoofd van mijn hond? In elk geval: niet alleen maar zuivere waarneming maar theoriegeleide waarneming. Dieren hebben ook zo hun theorietjes, zij het niet gereflecteerde theorietjes. Zonder theorietjes, vaak ingebakken theorietjes, zouden dieren het niet overleven. Mijn hond weet wat eetbaar is en wat niet. En dat weet die van jongs af aan. Zonder te leren. Hersenen, uiterst complex. Ook bij dieren.
Hoe werkt de menselijke geest? Die vraag heeft als subvraag: hoe hangt onze geest samen met de buitenwereld? Wat zijn de interne en externe samenhangen van onze geest?
Dat er een buitenwereld is, is ook een hypothese. Maar mijns inziens wel een zeer, zeer goede hypothese en aldus zeer waarschijnlijk heel erg waar. Dat dan wel. Echte goede argumenten pro het solipsisme ken ik niet. Maar als gedachtenoefening zou het wel eens aardig kunnen zijn om pro het solipsisme proberen te argumenteren.
:)
RV,
Bard bezit -net als soorgelijke taalmodellen- een onmenselijk grote encyclopedische kennis en is in staat deze voor ons op te diepen en daaruit de relevante essenties te destilleren omdat bekend is hoe mensen met woorden omgaan. Hierdoor kan
Bard voor een bepaalde stelling bronnen geven waar argumenten pro en contra die stelling te vinden zijn. Wij kunnen die gebruiken om tot een afgewogen oordeel te komen of om te verifiëren in hoeverre onze ideeën met de algemene concensus overeenstemmen.
Het mooie is dat ook nieuwe ideeën zo getoetst kunnen worden.
Over concepten gesproken, stel eens de volgende vraag aan Bard:
"Is het niet aannemelijk dat nieuwsgierigheid en leervermogen de essentiële voorwaarden zijn om uit percepties tot concepten te komen? Begon Herschel met het concept infra-rood of viel hem eerst op dat naast het zichtbare rode zonlicht nog steeds onzichtbare warmte gevoeld kon worden?"
RV,
Hoe ik over solipsisme denk
De wereld is voor ons de persoonlijke verbeelding van wat wij aan zintuiglijke informatie ontvangen.
Anders gezegd, de wereld is een overtuigende illusie omdat wij menen dat dit onze werkelijkheid is.
Zo kunnen we de illusie hebben dat de aarde plat is of dat de zon en andere hemellichamen om ons heen draaien.
We kunnen echter mentaal een ander perspectief kiezen waarin we de illusie krijgen dat de aarde een bol is en wij en de planeten om de zon draaien.
Feitelijk is er geen verschil tussen die twee perspectieven, de informatie waarop ons beeld berust blijft hetzelfde.
Het is wel zo dat de beschrijving van de relaties tussen de elementen van onze waarneming bij een bepaald perspectief eenvoudiger is dan bij een ander.
Een solipsist accepteert maar één perspectief maar dat maakt de beschrijving van zijn illusoire wereld dermate complex dat die voor anderen vrijwel onherkenbaar wordt, zeker als die ander ook een solipsist is. Geen wonder dat het solipsisme weinig aanhangers heeft.
Het gaat dus steeds over illusies maar daar is in principe niets mis mee, omdat dit het enige beschikbare instrument lijkt om de wereld waarin we leven af te beelden. Illusies die echter inconsistent zijn met wat aan zintuiglijke informatie beschikbaar is of die daarmee geen verband hebben zijn waardeloos, zo niet gevaarlijk omdat ze misleidend kunnen zijn.
Beste Bert
Mij een zorg hoe meneer Herschel aan zijn idee kwam. Het gaat mij nu niet om wetenschapsgeschiedenis, hoe interessant en ook relevant zij verder ook is. Het gaat mij nu om de menselijke geest in al zijn volheid, mogelijkheden, fratsen, strapatsen en ook paradoxen.
Onze menselijke geest is in staat om zich allerlei vragen te stellen, alledaagse, wetenschappelijke en filosofische. En om vragen te stellen over vragen. Ons vraagvermogen is niet de inductieve optelsom van een aantal percepties. Echt niet. Maar ons vraagvermogen kan wel geprikkeld worden door percepties.
Wetenschappelijke vragen zijn specifieke vragen, filosofische vragen zijn algemene vragen. De algemene hoofdvragen van de filosofie zijn drieërlei:
1- de filosofische hoofdvraag: wat is filosofie?
2- de metafysische hoofdvraag: hoe zit de werkelijkheid globaal in elkaar?
3- de epistemologische hoofdvraag: hoe zit onze geest in elkaar en hoe is onze geest verbonden met de veronderstelde buitenwereld?
Bijkomende vragen zijn bijvoorbeeld:
- vallen deze vragen wel te beantwoorden?
- hoe met deze vragen om te springen?
Wat het laatste betreft, val ik de heer Riemersma bij met zijn reactie op JanD. Een filosoof dient zeer zorgvuldig, zeer nauwkeurig, en uiterst rationeel om te springen met de filosofische hoofd- en subvragen en met de eventuele antwoorden, die al met al slechts hypotheses zijn. Kritisch en analytisch. Dus absoluut niet blindvaren op zijn verheven gevoelens en sentimentele diepzinnigheden.
De metafysische hoofdvraag heeft als een subvraag het godsvraagstuk: is er ergens een Almachtige, al of niet Alwetende entiteit of iets dergelijks achter de metaforische schermen van de natuur. En trouwens, wat is dat, de natuur? Valt de godsvraag trouwens wel te beantwoorden?
Nu kan men tegenwerpen: die vraagfilosofie van jou is ook maar geleuter. Misschien wel. Maar ik zie niet in hoe filosofie iets anders zou kunnen zijn dan rationeel en nauwgezet omgaan met onze algemene vragen.
Wel vind ik de tegenwerping dat men geen tijd heeft voor filosofie, een goede tegenwerping, hoor. In het leven zijn er wellicht belangrijkere dingen dan filosofie. Je huis opruimen is bijvoorbeeld belangrijker dan filosoferen.
Een gewichtige subvraag van de epistemologische hoofdvraag is: logica, wat is dat, wat is haar reikwijdte, wat te doen met contradicties en zo voort?
Voordat men met allerlei antwoorden op de proppen komt, dient men eerst de hoofd- en subvragen van de filosofie uitgebreid te belichten.
De niet-filosofische mens houdt van nogal ondoordachte antwoorden op vragen die hij niet goed doorziet. De filosofische mens houdt van goed doordachte vragen en staat kritisch tegenover antwoorden.
Een reactie posten