Bernardo Kastrup is een 'idealist'. Volgens een idealist is 'geest' de grondstof van de werkelijkheid. Een idealist neemt stelling tegen de 'materialist', de 'dualist' en tegen de 'pluralist'.
De materialist denkt dat de grondstof van de werkelijkheid 'spul/stof' is. Zowel het idealisme als het materialisme zijn de slotsom van een reductionistische operatie: je probeert alle verschijnselen te herleiden tot één grondstof. Een dergelijke grondstof -basismateriaal van de werkelijkheid- wordt ook wel een substantie genoemd.
Je kunt deze twee vormen van monisme ook met elkaar combineren. In dat geval ben je een dualist. Een dualist verkeert in de overtuiging dat de werkelijkheid bestaat uit twee substanties. De meeste dualisten zijn panpsychisten: zij geloven dat de stof bezield is.
De pluralist tenslotte wijst het reductionisme af. Hij gelooft eigenlijk niet dat je alle dingen en verschijnselen kunt herleiden tot slechts twee of zelfs één grondstoffen. De wereld van de pluralist is rijk/overdadig gemeubileerd. Hij beschrijft het interieur van de wereld dan ook bij voorkeur niet in termen van 'substanties'.
De vraag of de wereld monistisch, dualistisch of pluriform is behoort tot de 'ontologie' (het gaat dus niet om het beantwoorden van de vraag wat wij van de wereld weten, maar om het beantwoorden van de vraag wat er 'echt' bestaat). Vanzelfsprekend kun je deze vraag niet beantwoorden zonder gebruik te maken van je kennis. Vandaar dat ontologie en epistemologie als twee handen op één magere buik zijn.
Volgens de idealist is de grondstof van de werkelijkheid dus 'geest'. Een idealist zal uit de aard der zaak geloven dat materiaal (stof, spul) niet 'echt' is. Een materialist is, met zoveel woorden, volgens hem een soort oplichter, die onwaarheden verkoopt. Kastrup heeft er in zijn boek geen moeite mee om enerzijds alle materialisten een veeg uit de pan te geven -zie de titel en ondertitel-, terwijl hij anderzijds zijn uiterste best doet om wetenschappers niet voor het hoofd te stoten. Dat eigenlijk het gros van de wetenschappers niet weet hoe je geest moet onderzoeken -als je geest qua geest al kúnt onderzoeken- laat hij onvernoemd. Zelfs als het idealisme juist is zal de dokter op een hersenscan of röntgenfoto weinig geest zien en veel stof: het arme lid van deze onderbevolkte, overwerkte beroepsgroep zal zich daarom wel als een 'stofminnaar' (term van Berkeley) moeten opstellen.
Een idealist zal in ieder geval moeten uitleggen waarom 'stof' niet echt is. Het feit dat Kastrup het idealisme verdedigt is niet opzienbarend. Het idealisme, zoals gezegd, is een klassieke, eminente positie -Kastrup wekt een beetje de indruk dat hij de uitvinder is van het idealisme- en behoeft op zich geen nieuwe verdediging: dat werk is grotendeels al gedaan door zijn voorgangers. Ideeën, betekenissen, semantiek, inzicht, informatie, structuren -of hoe je de 'dingen' van de geest verder ook wilt noemen- zijn lastig te herleiden tot atomen, elementen of stoffen (en vice versa). Zoals ik in de beoordeling van Kastrups boek al schreef hebben alle filosofen zich het hoofd gebroken over de vraag hoe je deze twee met elkaar kunt verenigen. De idealist doet hier een poging toe. Hij meent dat je dit lastige vraagstuk kunt oplossen door de éne substantie te herleiden tot de andere.
Het monisme lijkt een beetje op toveren: want hoe kun je werelddelen, oceanen, mensen, breinen, atomen en fotonen nu veranderen in geest? Wijn veranderen in water (of andersom) wordt door ons beschouwd als een wonder. Hoe kun je dan breinen veranderen in geest? (Berkeley loste dit probleem op door God te introduceren: de wereld wordt objectief (krijgt een stoffelijk, uniform aanzien) doordat God alle dingen ziet, zodat ze gefixeerd worden).
Kastrup doet erg zijn best om de stoffelijke wereld te herleiden tot 'geest-termen'. Hij stelt voor om gebruik te maken van een metafoor. Hij schrijft:
'Since the very structure of our language, as a product of our culture, is massively influenced by realist assumptions, we do not have an explicit and unambiguous terminology to articulate our discussion. Therefore, we will need to continue to rely on analogies and metaphors. In the remainder of this chapter, as well as throughout the next two chapters, I will use several different metaphors to convey and explore the key ideas of this book. ' (Kastrup, 2014, hfd.5).
Merk op dat hij hier het woord 'realist assumptions' gebruikt: dat is een aardigheid, want feitelijk is ook de idealist een realist (zijn realisme zegt dat uitsluitend de 'geest' echt is).
Akkoord, we krijgen dus een antwoord op de cruciale vraag in termen van een metafoor. Het realisme van Kastrup kan schijnbaar niet beschreven worden in directe, realistische termen, die onmiddellijk verwijzen naar de 'geest'. Eerlijk gezegd geeft dat te denken- of niet? Je verwacht immers dat Kastrup uiterst nauwkeurig en uitgebreid zal laten zien hoe hij de materie herleidt tot de geest, want de vraag of we zijn visie willen aanvaarden en onze 'intuitieve' noties over de dingen willen afdanken, wordt bepaald door de overtuigingskracht van zijn reductie.
Maar Kastrup slaagt er bij lange na niet in om de stof weg te toveren. Hij vraagt ons om 'de geest voor te stellen als stromend water'. In stromend water kun je soms een draaikolk zien; deze draaikolk is een structuur in het water.
'When I talk of the brain as an image in mind, which reflects a localization of contents of mind, I mean something very analogous to the whirlpool in the stream. There is nothing to the brain but mind, yet it is a concrete and identifiable image of the localization of mind, just like a whirlpool is a concrete and identifiable image of the localization of water in the stream. You can point at the brain and say ‘Here is a brain!’ Moreover, just like the whirlpool can be said to ‘filter out’ the water molecules that do not get trapped in it, we can say that the brain ‘filters out’ the aspects of reality – that is, experiences – that do not fall within its own boundaries.' (Kastrup, 2014, hfd.5).
En hier moeten we het dan maar mee doen. Het is nogal magertjes- to say the least (Kastrups boek is overladen met cursieve zinnen, hij is zo bang dat de lezer de pointe van zijn argumenten zal missen). Het realisme van Kastrup berust slechts op een metafoor en dat is niet sterk.
Het is natuurlijk zo dat je welwillend moet zijn als je iemands theorie leest. Ik vermoed dat deze of gene zich heel goed kan vinden in Kastrups metafoor en goed denkt te begrijpen wat Kastrup hier zegt. Akkoord. Maar bedenk dan dat welwillende lezers goed kunnen meegaan in elke metafoor. Ik kan het materialisme ook verdedigen met slechts een metafoor en dan lijkt deze visie opeens ook een stuk spiritueler:
"Stel je de wereld eens voor als een dunne mist van deeltjes, een enorme sluier: in deze sluier kun je allerlei verschillende structuren en gestalten zien, eenvoudigweg omdat sommige druppeltjes dichter bij elkaar in de buurt hangen. Zo ontstaan uit allerlei gelijkvormige druppels verschillende structuren."
Structuren rekenen we doorgaans eerder tot de geest dan tot de stof. Nota bene: je ziet nu ook een ernstige tekortkoming in de metafooor die Kastrup gebruikt: water is en blijft immers spul, terwijl een draaikolk louter en alleen structuur is. Maar dan past deze metafoor beter in een verdediging van het materialisme dan in een verdediging van het idealisme!
Ik voer de 'tegen'-metafoor overigens slechts aan om te illustreren dat je met een beroep op de verbeelding een mens snel op het verkeerde been kunt zetten. En om te laten zien dat een metafoor echt niet voldoende is om een filosofisch probleem op te lossen.
We komen al met al niet eens in de buurt van een stevige, robuuste verdediging van het idealisme. Eigelijk begrijp je, na het lezen van Kastrups boek, nog steeds niet wat hij met 'geest' bedoelt: soms lijkt het alsof het woord geest bij hem slechts verwijst naar een verzameling 'ervaringen'.
Ik vraag me af of iemand zijn materialistische noties op grond van Kastrups (stoffelijke) metafoor zal inwisselen tegen het idealisme. Ik vermoed dat dat niet het geval is.
Voorts begrijp ik niet waarom ik niet bang hoef te zijn voor de dood als ik slechts een 'draaikolk' in stromend water ben? Draaikolken verdwijnen na verloop van tijd en de precieze structuur van 'die ene, unieke draaikolk' zal wel niet snel weer gezien worden. Kastrup zegt dat we niet sterven omdat we uiteindelijk allemaal deel uitmaken van de geest, dat is 'het water' in de metafoor. Alleen ons ego, het zelf, het unieke en particuliere -de draaikolk- verdwijnt. Tja, maar dat betekent dat ik -mijn unieke zelf- dus wel gewoon sterf. Overigens kun je ook in dit geval gewoon een materialist zijn. Je bent een structuur in een eeuwig gordijn van deeltjes (druppeltjes mist) die op een gegeven ogenblik uiteen valt: maar de druppeltjes blijven gewoon bestaan. Je sterft op een bepaalde manier niet, maar je unieke zelf verdwijnt wel. Tja.
Het dunkt me dat Kastrup niet echt slaagt in zijn missie. We zullen nog wel enige jaren moeten piekeren en peinzen over deze materie. In ieder geval is de redenering van filosofen als Goff en Chalmers overtuigender dan het op louter beeldspraak berustende reductionisme van Kastrup.
3 opmerkingen:
Bernardo Kastrup is directeur van de Essentia Foundation. Zijn werk is toonaangevend voor de moderne renaissance van het metafysisch idealisme, de opvatting dat de werkelijkheid in wezen mentaal is. Hij is zowel gepromoveerd in de filosofie (ontologie, filosofie van de geest) als in computer engineering (reconfigurable computing, kunstmatige intelligentie). Als wetenschapper werkte Bernardo voor de Europese Organisatie voor Nucleair Onderzoek (CERN) en Philips Research Laboratories.
https://www.youtube.com/watch?v=TFtcqtuhGSc&t=662s
Ja, JanD,
meneer Kastrup zal vast wel een topontwikkelaar van software zijn. Stukken intelligenter dan ik op dat gebied. Maar als filosoof is het huilen met tien lampen aan.
Natuurlijk weten we best wel wat materie ongeveer is. Materie in ruimere zin. Materie, dat zijn sterren, stenen en stoelen. En ook plantjes, diertjes en mensjes. Complete mensjes met zintuigen en hersentjes. De natuurwetenschappen bestuderen de materie in al haar diverse facetten en aspecten. Materie is datgene wat de natuur- en sociale wetenschappen bestuderen.
Waarom dat verzet van Kastrup tegen de natuur- en sociale wetenschappen? Ik denk dat het hem niet zozeer gaat om de stoffelijkheid als wel om de sterfelijkheid. Hij wil een onsterfelijke ziel.
Nu is afkeer van de dood op zich niet fout. Maar Kastrup speelt vals spel door te snel onsterfelijkheid te proclameren. Ik mis bij hem een zorgvuldig betoog.
Over de geest kom ik later te spreken.
Een reactie posten