zaterdag 26 augustus 2023

Een waar en geldig godsbewijs

1. De klassieke logische wetten bepalen onze denkwijze (premisse)

2. Onze denkwijze bepaalt in hoeverre wij de werkelijkheid kunnen ordenen en -dientengevolge- kunnen begrijpen (premisse)

3. De werkelijkheid laat zich wel of niet geheel logisch ordenen (premisse, tautologie)

4. De werkelijkheid laat zich niet geheel logisch ordenen (premisse)

5. Als de werkelijkheid zich niet geheel logisch laat ordenen, dan is er een domein van de werkelijkheid dat wij niet logisch kunnen ordenen (uit 2,4)

6. In een domein dat wij niet logisch kunnen ordenen is alles mogelijk (volgt uit de semantiek van de modale logica)

7. Als in een domein van de werkelijkheid alles mogelijk is, dan is het onmogelijk dat God niet bestaat (uit 6)

8. God bestaat (uit 7)


Merk op: uit dit bewijs kun je niet afleiden dat de werkelijkheid -geheel- absurd is. Het gaat slechts om een domein van de werkelijkheid dat 'absurd' is.

Dit bewijs draait om de vraag of de 4de premisse waar is. Als de 4de premisse waar is, dan is het bewijs ook waar (het bewijs is geldig).

Hoe kun je aantonen dat de vierde premisse waar is? Je kunt als volgt laten zien dat de twee klassieke wetten onze denkwijze bepalen: het zijn 'biologische' (neurobiologische) regels/mechanismen die het lichaam en het verstand aan elkaar paren. Dat is dringend nodig. Het lichaam bestaat uit verschillende biologische systemen die met elkaar moeten samenwerken. Om dat te regelen heb je de logische wetten nodig (of, beter gezegd, een biologisch equivalent van deze wetten). 

Je hebt eerstens een regel nodig die zegt dat je slechts één handeling per keer uitvoert, zodat je bij de uitvoering van die ene handeling gebruik kan maken van alle lichamelijke systemen (bv. bloedsomloop, spierstelsel, beenderstelsel, orgaanstelsel, enz). Zou je verstand niet binair werken, dan zou je verstand bij tijd en wijle willen dat je twee handelingen tegelijkertijd uitvoert, zodat je lichaam de middelen waar het over beschikt tegelijkertijd op twee verschillende manieren moet gebruiken. 

Als je dan de keus hebt gemaakt voor een bepaalde handeling, heb je vervolgens een tweede regel nodig die je gebiedt om alle andere handelingen af te breken (anders zou je nog steeds de middelen dubbel moeten gebruiken). 

De formele logische wetten (de klassieke wetten) zijn de theoretische weergave van deze praktische 'biologische' mechanismen.

Aangezien biologische wetten 'beperkter' zijn dan natuurkundige wetten, is er geen grond om te denken dat de werkelijkheid zelf geheel logisch geordend is. Immers, biologische mechanismen worden geordend door fysische mechanismen en niet andersom. Hiermee is premisse 4 voor deze gelegenheid voldoende onderbouwd. 

Daarmee is dit bewijs voor God compleet en mag ik zeggen dat ik weet dat God bestaat.

Geen opmerkingen: