Samenhang is voor filosofen een moeilijk begrip. Je kunt twee vormen van samenhang onderscheiden: consistentie en coherentie. Verzamelingen zijn consistent als ze vrij zijn van contradicties. Maar wanneer is een verzameling coherent? Analytische filosofen hebben geprobeerd om deze vraag te beantwoorden met formele middelen. Maar deze zoektocht heeft vooralsnog niets opgeleverd (zie: Stanford Encyclopedy of Philosophy, Coherentist theories of epistemic justification ).
Je kunt je afvragen waarom filosofen denken dat het mogelijk of wenselijk is om een abstracte, formele beschrijving te geven van samenhang. Want is het niet evident dat samenhang een praktisch, veelvormig begrip is? Huiskamers, handelingen, theorieën, maaltijden, verhalen, liederen, tuinen en honderd-en-enige andere dingen kunnen samenhang hebben. De gedachte dat samenhang (coherentie) formeel kan worden beschreven is misschien naïef. (Alhoewel het onderzoek naar ideale, universeel geldende beschrijvingen eigen is aan de analytische filosofie.)
Psychologen zijn wat wereldser. Zij onderzoeken wanneer mensen -in alledaagse omstandigheden- van 'samenhang' spreken. Ze doen dit door mensen bijvoorbeeld woordparen voor te leggen en hen te vragen 'hoort bewering A bij bewering B'? Met zulke praktische experimenten kun je leren waneer mensen vinden dat zaken samenhangen.
Het boek van Rolf Zwaan, Drang naar samenhang, brengt ons op de hoogte van het wetenschappelijk onderzoek naar samenhang. Hij doet ons verslag in korte hoofdstukjes en met veel praktische voorbeelden. Het boek munt uit in helderheid. De materie wordt hier en daar zelfs zo simpel gepresenteerd, dat je argeloos over belangrijke inzichten heen leest (schijnbaar missen we de achtergrondkennis om te weten dat de 'doodgewone' processen waarover Zwaan vertelt eigenlijk erg opmerkelijk zijn).
De hoofdvraag die Zwaan beantwoordt is 'wat is begrijpen'? En dat is een belangrijke vraag.
Om de wereld te begrijpen bouwen wij 'mentale modellen' (situatiemodel). Wij gebruiken, om te beginnen, graag metaforen of andere voorstellingen om te begrijpen wat we van iets moeten denken. Voorbeeld: voor ons, leken, is een virus een 'heel erg klein kopieermachientje' (merk op: voor een deskundige is deze voorstelling te beperkt).
Een situatiemodel staat niet op zichzelf, maar is 'opgenomen in een netwerk van andere concepten'. Om een nieuw denkbeeld (zoals een metafoor) te kunnen begrijpen, moet je al beschikken over de nodige kennis. Wie niet weet wat een 'kopieermachine' is zal de metafoor van het virus niet kunnen begrijpen. Begrijpen is nu 'het samenvoegen van denkbeelden tot een coherent situatiemodel'.
Zinnen (woorden) en beelden zijn de materialen waarmee we denkbeelden bouwen (betekent dit trouwens dat we klanken, geuren en aanrakingen niet kunnen begrijpen?). Met de juiste zinnen en beelden kun je alle noodzakelijke aspecten van een situatiemodel weergeven.
Wij begrijpen een situatie (gebeurtenis) als we weten wát er gebeurt, wáár het gebeurt (locatie) en wíe aan de gebeurtenis meedoet (actoren) en, vóóral, waarom het gebeurt (waarbij 'waarom' meestal betrekking heeft op de intenties van de actoren). Geen wonder dat verhalen zulke geschikte vehikels zijn om ons iets te leren: wát, wáár, wíe en wáárom zijn immers de ingrediënten van vrijwel elke vertelling.
Als een situatiemodel voldoet aan deze voorwaarden -wat, waar, wie en waarom- dan hangt het model 'thematisch samen'. Thematische samenhang wil zeggen dat de boodschap bij onze achtergrondkennis past. Feitelijk komen we hier dan toch -langzamerhand- in de buurt van wat filosofen 'samenhang' noemen. Zoals een nieuw puzzelstukje in de uitsparing van de reeds gelegde stukjes passen, zo passen nieuwe denkbeelden in de reeds aanwezige achtergrondkennis.
Hoe dit werkt weet iedereen uit ervaring. Als je op een dag iemand met een bijl ziet lopen dan ben je vermoedelijk op je hoede (je weet dat het niet gewoon is om rond te lopen met een bijl); als je echter ziet dat de man met de bijl een brandweerman is snap je dat hij een bijl draagt (je weet dat brandweermannen met bijlen werken); en als je vervolgens ziet dat aan het einde van de straat een omgevallen boom ligt, dan is het 'plaatje' compleet en begrijp je waarom de brandweerman de bijl nodig heeft (want je weet dat je bomen moet ruimen met zagen en bijlen- en niet met nagelvijlen en theelepeltjes).
De sluiting tussen nieuwe kennis en onze achtergrondkennis is dus het mechanisme achter 'het proces van begrijpen'.
Dit mechanisme is echter vatbaar voor fouten. Je achtergrondkennis is niet alomvattend. Zo kan het zijn dat je enorm schrikt als je, op vakantie in een onbekende stad, iemand met een afgehouwen hoofd ziet rondlopen. Je weet niet dat dit bizarre tafereel onderdeel is van een bekende plaatselijk straat-act. Je trekt snel een verkeerde conclusie. Overigens grappig: psychologen spreken van 'interferentie' als je gebeurtenissen probeert te rijmen met je achtergrondkennis. Filosofen noemen dit 'abductie'.
Ik moet toegeven dat de bovenstaande theorie niet buitengewoon opwindend is. Wellicht had je zelf al begrepen dat achtergrondkennis onmisbaar is en dat je iets pas begrijpt als het 'resoneert' met deze achtergrondkennis. Maar Zwaan, zoals gezegd, verrijkt zijn tekst met talloze voorbeelden. Deze details maken het boek werkelijk boeiend. Het is één van die goede populair wetenschappelijke boeken die zeer onderhoudend zijn.
In het tweede deel van het boek beschrijft Zwaan wat er allemaal mis kan gaan bij het raadplegen van onze achtergrondkennis. Zo heb je 'lege praat' (bull-shit), obscurantisme, desinformatie, complottheorieën en andere misleidingen.
Kunst leent zich bijvoorbeeld goed voor 'lege praat' (quasi-diepzinnige praat). Als je aan een abstract schilderij -paar vegen op het doek- een willekeurige titel geeft, zoals 'the undefined singularity of pain', dan gaan mensen proberen om in de verf betekenissen te zien die de titel oproept. En zodra je de naam verandert zien mensen andere diepzinnigheden in het schilderij. Het probleem is natuurlijk dat de vegen verf niets zeggen en je je achtergrondkennis niet kunt aanspreken: er valt niets te begrijpen.
Ook wollig taalgebruik (abscurantisme) maakt het lastig om onze achtergrondkennis aan te spreken. Helaas leent filosofie zich uitstekend voor bullshitten en obscurantisme: je hoeft een taalvaardig mens maar te voorzien van een paar woorden uit het jargon en dan weten ze daar fantastische theorieën mee te smeden. Zwaan schrijft dat studenten die de stof niet goed beheersen gemakkelijk te betrappen zijn op bull-shitten: en inderdaad, leerlingen die niet goed geleerd hebben, 'lullen' vaak maar een eind weg. Iedere leraar herkent dit bull-shitten onmiddellijk.
Zwaan schreef een fijn boek, dat aan mij in ieder geval welbesteed is. Hij schrijft zonder franje, helder, duidelijk en vergast zijn lezers op veel prachtige voorbeelden. Hij doet nergens moeilijker dan nodig is -integendeel, hij maakt het eerder soms wat té gemakkelijk, zodat je af en toe de clou mist- en hij heeft een mooie, gelijkmatige wijze van vertellen. En inderdaad: het boek zelf heeft een sterke samenhang.
Zwaan, Rolf, Drang naar samenhang, Boom, €22,50 (ebook €13,50)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten