Ook logici demonstreren het belang van de klassieke wetten. Hun artikelen, zelfs al handelen deze over de vraag of contradicties mogelijk zijn, zijn altijd vrij van tegenspraak. Ook voor logici geldt dat hun artikelen niet geplaatst worden als deze niet consistent zijn.
Op operationeel niveau, als we bezig zijn met het uitrekenen van een som of het opstellen van een begroting of een lesplan, hebben we de klassieke wetten nodig. We kunnen niet zonder.
Wie de klassieke wetten schendt produceert onbegrijpelijke inzichten. Als de rechter zegt ik meen dat u schuldig en onschuldig bent, als de docent zegt je dat je wel en niet geslaagd bent en als de fysicus zegt dat de kat wel en niet dood is, dan weten we niet wat deze mensen zeggen. We zijn op operationeel niveau blind voor contradicties: we kunnen er niets mee.
Waarom zijn de klassieke wetten belangrijker dan welke andere logische of fysische wet? Het geijkte antwoord is dat de klassieke wetten ons zeggen wat de meest algemene kenmerken van de wereld zijn (noot: Williamson, Maddy, Russell). Ze verwijzen naar de meest abstracte 'feiten' in de werkelijkheid.
Maar dat kan niet juist zijn. De logische wetten zeggen ons immers niet wat waar en onwaar is. Ze zeggen ons uitsluitend welke toestanden mogelijk waar zijn en welke toestanden beslist niet waar zijn. De logische wetten voeren ons langs alle mogelijke ware antwoorden, maar zeggen ons niet wélk antwoord juist is: dat moet de wetenschapper zelf uitzoeken.
Een inspecteur die logisch denkt en over enige informatie beschikt kan uitzoeken welke gegevens logisch bij elkaar passen. Hij kan zeggen: "Snor was niet in het land, en aangezien een mens niet op twee plaatsen tegelijk kan zijn, is Snor niet de dader; Eénoog heeft geen alibi, en bovendien is het mes van hem: hij zou daarom de dader kunnen zijn." Maar of éénoog inderdaad de dader is moet onze inspecteur aantonen door de zaak verder te onderzoeken.
Hoe is het mogelijk dat de klassieke wetten belangrijker zijn dan alle andere wetten? In theorie moeten alle logische wetten van gelijke waarde en kwaliteit zijn. Het zijn tautologieën: de klassieke wetten hebben daarom in principe dezelfde waarde als bijvoorbeeld de wetten van de Morgan.
Van elke eigenschap die de mens heeft, ongeacht of deze lichamelijk of geestelijk is, moeten we eerst bezien wat haar evolutionaire belang is.
Het evolutionaire belang van de logische wetten is dat ze een bewegend dier in staat stellen om optimaal te handelen. Een probleem voor bewegende dieren is de zogenaamde 'task-switch', het wisselen tussen de actuele handeling en de volgende handeling. Als een dier zijn verstand 'vervuilt' met conflicten (contradicties) gaat dit ten koste van zijn vaardigheid om tussen taken/handelingen te wisselen. In het brein is een verbod op contradicties daarom noodzakelijk. Inzichten met een strijdige structuur kunnen niet worden uitgevoerd: een dier kan niet wel en niet vluchten, wel en niet vechten, enz.
Deze evolutionaire verklaring zegt ons voldoende over het belang van de klassieke wetten. Het is overbodig om deze verklaring uit te breiden met een kennistheoretische/metafysische uitleg over de vermeende logische structuur van de werkelijkheid. Als het verstand van bewegende dieren (mensen) eenmaal ongeschikt gemaakt is voor contradicties, zullen deze dieren hun beeld van de werkelijkheid ook moeten vrijwaren van contradicties.
Onze verhalen over de werkelijkheid zijn dan inderdaad vrij van contradicties. We kunnen niet anders. Als we er wel toe overgaan om strijdige verhalen te vertellen over de werkelijkheid, kunnen we niet optimaal naar onze inzichten handelen: we kunnen onze eigen verhalen over de werkelijkheid niet uitvoeren (we kunnen onze kennis over de werkelijkheid niet gebruiken/operationaliseren).
Het lichaam kan onmogelijk twee verschillende doelen bereiken en het lichaam kan niet op onvolledige wijze doelgericht handelen: op één half been kun je niet tegelijkertijd meedoen aan twee verschillende hardloop-wedstrijden. We zijn lichamelijk beperkt: een handeling/verhaal moet volledig zijn (coherent) en éénduidig (consistent). [2]
Hoe de werkelijkheid dan 'echt' is, buiten onze 'logische verhalen' om? Nou, de gedachte dat er een 'echte' wereld is, is zelf een logisch verhaal. Als onze logische verhalen een vertekende weergave zijn van de werkelijkheid, dan is ook de gedachte dat er 'achter deze verhalen' een echte wereld is, een fundamentele structuur, een absolute bodem, een voorstelling naar logische vorm. Wat je wel met zekerheid kunt zeggen is dat de werkelijkheid zich leent voor méér dan één (logisch?) verhaal [1].
Het is als met muziek. Als je alle regels laat varen, is alles wat door een componist als muziek wordt aangemerkt inderdaad een vorm van muziek.
Waarmee gezegd is dat 4.33 toch een muziekstuk is en als zodanig zelfs de evenknie van bijvoorbeeld Pergolesi's 'stabat mater'.
Je kunt -als er geen wetten en regels zijn voor het onderscheid tussen 'echte' en 'onechte' muziekstukken- geen enkele 'compositie' uitsluiten.
------
[1] Het 'echte', het 'fundamentele' is het raakpunt waarop wij de handeling richten. Zoals een boogschutter moet weten waarheen hij de pijl moet schieten, zo moeten wij weten welk doel wij willen bereiken. Zouden we geen onderscheid maken tussen 'dat wat echt belangrijk is', 'dat wat echt gevaarlijk is', 'dat wat echt aan de orde is', enz, dan zouden we niet weten wat te doen. Hierin wortelt ook onze overtuiging dat je over de werkelijkheid maar één echt (compleet) verhaal kunt vertellen. De logische denkwijze is uitermate functioneel en onmisbaar voor een dier dat doelgericht moet 'opereren' in een tamelijk onberekenbare wereld. Vandaar dat ik zeker weet dat alle mensen logisch denken. Niemand is in staat om echt te geloven dat meerdere lezingen over de werkelijkheid het navolgen waard zijn.
[2] Een verhaal heeft de structuur van een handeling. Een handeling moet vrij zijn van gebreken en conflicten. Als er in de opzet van een handeling een deelhandeling ontbreekt kan de handeling niet voltooid worden. Wat dat betreft lijkt de handeling op een wandeling. Als er onderweg een markering ontbreekt -we maken het spannend: je staat op een zessprong- dan heb je geen idee hoe je je einddoel moet bereiken. Als de markering dubbel is: je moet naar links en naar rechts, weet je ook al niet wat je moet doen. Kortom, een goede markering is 'coherent' (vrij van 'gaten') en consistent (vrij van 'meervoud'). De achterliggende logica is die van de 'gluten' en 'gaps' validatie. Je hebt vier mogelijke waarheidswaarden. Een markering op een wandelroute kan ons vertellen (i) dat we de weg moeten vervolgen, (ii) dat we de weg moeten verlaten (we gaan naar links of naar rechts), (iii) dat we de weg moeten vervolgen en dat we deze moeten verlaten, (iv) dat we de weg niet moeten vervolgen maar ook niet moeten verlaten. We kunnen de laatste twee aanwijzingen niet uitvoeren (als we althans ons doel willen bereiken). De derde aanwijzing is niet consistent, de vierde aanwijzing is niet coherent. Onze verhalen over de werkelijkheid hebben nu de structuur van een deugdelijke wandelroute: ze bevatten aanwijzingen over hoe we moeten doen en deze aanwijzingen zijn coherent en consistent. Ook onze wetenschappelijke theorieën over de werkelijkheid hebben deze structuur: wetenschappers kunnen je 'het consistente en coherente verhaal over het ontstaan van de werkelijkheid' vertellen (van grote 'boem' tot laatste 'plop').
Geen opmerkingen:
Een reactie posten