maandag 10 mei 2021

Logica vereist eenheid van verstand en gevoel

Wij hebben een verstand dat bij tijd en wijle bruist van alle nieuwe plannen en ideeën. In het verstand van een mens dienen zich meestal meer inzichten aan dan wij daadwerkelijk kunnen behappen (uitvoeren). We zullen de inzichten die ons voor de geest staan dan ook inhoudelijk moeten beoordelen en hiërarchisch ordenen; het beste inzicht krijgt een hoge waardering, het slechtste inzicht krijgt een lage of negatieve waardering. 


Zelfs een eenvoudig bezoekje aan de supermarkt kan al een aantal denkbeelden oproepen, zoals voorstellingen over gerechten en hun mogelijke ingrediënten en de vraag hoeveel het mag kosten (ook van sinaasappel en zure haring kun je een gerecht maken; wil je pudding toe?). 


Het verstand besteedt veel tijd en moeite aan het beoordelen van onze voorstellingen en inzichten. Het is niet altijd gemakkelijk om te bepalen wat je van een bepaald inzicht moet denken. Ons verstand smeedt, gegeven een bepaald domein (eten, klussen, sporten, werken), uit tal van denkbeelden nieuwe voorstellingen die inzichtelijk worden beoordeeld. De onwillekeurige leergierigheid van de mens is hierbij van onschatbare waarde. 


De aanwas van nieuwe inzichten en denkbeelden maakt het gemakkelijker om nieuwe inzichten te verzinnen. De leergierigheid van de mens is overigens sterk afhankelijk van zijn deskundigheid en belangstelling. Een deskundige krijgt vooral 'deskundige ideeën' en vrijwel nooit 'ondeskundige ideeën', want de deskundige beschikt voornamelijk -in zeer ruime mate zelfs- over 'deskundige inzichten en denkbeelden'. Het is onmogelijk dat iemand die geen verstand heeft van een vak 'deskundige ideeën' verzint, zoals het ook onmogelijk is om een taart te bakken zonder ingrediënten. 


Het belang van onze onwillekeurige leergierigheid is zelfs zo groot dat dit het bezit van ons grote brein -ons brein slurpt brandstof- rechtvaardigt. Het is zinloos om een goed verstand te hebben als je niet gemakkelijk kunt leren. Als we niet voortdurend nieuwe denkbeelden en inzichten aangereikt krijgen uit de wereld, dan zouden we ons moeten behelpen met een klein aantal aangeboren denkbeelden. We zijn dan nauwelijks beter af dan dieren die zich moeten redden met een aantal onveranderlijke gedragsschema's. De winst van ons verstand is dat wij tal van nieuwe inzichten kunnen opslaan en dat het verstand vervolgens naar hartelust kan prutsen, fröbelen en knutselen met deze inzichten.

 

Het is een goede zaak dat het verstand een postbus heeft en wij dagelijks nieuwe inzichten ontvangen. Zodra bij ons een nieuw inzicht op de mat valt zal ons verstand het beoordelen. Mocht het inzicht strijdig zijn met onze belangrijkste en meest waardevolle inzichten, dan verwerpen we het onmiddellijk; mocht het inzicht -ogenschijnlijk- niet strijdig zijn met de aanzienlijke inzichten in ons wereldbeeld, dan onderzoeken we we vervolgens de gebruikswaarde van het nieuwe inzicht.

 

Het ene inzicht zal onze belangstelling eerder wekken dan het andere. Een inzicht dat ons weinig zegt zullen we vermoedelijk snel weer vergeten; een inzicht dat onze interesse wekt krijgt daarentegen een zetel in ons wereldbeeld. 


Zo beoordelen we inzichten zodra deze zich aandienen. Het is belangrijk om te zien dat een oordeel uiteindelijk een 'waarde' oplevert. Een dergelijke waarde is een 'emotioneel stempel', dat wil zeggen: het is letterlijk een 'emotie'. Een inzicht dat waardevol is doet ons iets, het beweegt ons gemoed. Het verstand zou daarom zonder 'emoties' inzichten niet logisch kunnen ordenen: gevoel en verstand zijn beide nodig om logisch te kunnen denken. Het idee dat verstand en gevoel gescheiden zijn is onjuist. (De vermogens van de mens zijn sterk met elkaar verweven: de gedachte van Quine dat we inzichten niet moeten scheiden, maar deze juist moeten mengen, wordt door de wijze waarop verstand en gevoel samenwerken onderstreept).


3 opmerkingen:

RV zei

Heel de geest

Ook Emanuel Rutten gaat voor een antropologische epistemologie die zich bezighoudt met heel onze menselijke geest, dus met onze gedachtes en ook gevoelens en intuïties. Waarschijnlijk ook met onze mogelijkheid tot het stellen van allerlei vragen. Maar ik zou zelf nog een klein stapje verder willen gaan en onze mogelijkheid tot het stellen van vragen willen thematiseren. Een brede epistemologie dient zich ook met nadruk te richten op het stellen van vragen. Trouwens, vragen, wat zijn dat voor dingen?

Het zal duidelijk zijn dat een vraag niet ontstaat door passieve empirie. Integendeel, vragen borrelen niet op uit onze zintuigen, wier begin extramentaal is, maar uit het samen- en tegenspel van allerlei bewustzijnsinhouden. Maar hoe?

Misschien ontstaan vragen uit verwondering. Aristoteles schreef al over de verwondering. Maar verwondering, wat is dat? Hoe ontstaat zij? Door een gevoel dat we iets niet begrijpen maar wel willen begrijpen? En hoe waarderen we vragen? Jawel, waarderen is aan iets een gevoelswaarde toekennen. Of toch niet?

Verwondering en vragen zijn intramentale fenomenen. Misschien is er een fenomenologie van vraag en verwondering nodig? Hoe ging Husserl, de aartsvader der fenomenologie, om met vraag en verwondering? Een vraag die ik in de eerste plaats aan mezelf stel.

In het boek van Philipse las ik dat Quine een verwaterd kantianisme hanteert. Wat bedoelt Philipse daarmee? Ook een vraag die ik vooral aan mezelf stel.

Jan-Auke Riemersma zei

RV, ik heb eigenlijk ook geen idee wat Philipse kan bedoelen met Quine's Verwaterd Kantianisme. Ik zou even moeten nalezen hoe hij dat inkleedt: waar heb je dat zien staan? (In zijn boek over Heidegger, waar je het al eerder over had, misschien).

Ik kan wel even uitleggen wat Quine bedoelt en hoe je zijn inzichten moet zien in de tijd. De positivisten vroegen zich -net als de analytische filosofen voor hen, denk aan Bertrand Russell- af hoe logica en empirie één logisch systeem kunnen vormen. Zij namen Wittgensteins ideeën over dat de logische wetten slechts tautologieën zijn. De logischhe wetten zijn altijd waar. Je kunt met deze wetten de echte, empirische wereld wel ordenen, maar ze maken zelf geen deel uit van die ordening (de logische wetten zijn zelf geen empirische dingen)..

Quine meende dat deze scheiding tussen logische orde en empirische wereld niet houdbaar was. Hij meende dat alles invloed op elkaar heeft. De wereld is een menging van logica en spul. Het geheel is als een spinnenweb: als je aan de buitenste draden trekt, staat het hele web scheef. Als natuurkundigen ontdekken dat de deeltjes zich vreemd gedragen, dan mogen we de wetten van de logica aanpassen als dat nodig is.

Interessant. En ik denk dat het juist is: ons brein is een geheel van eenvormige neuronen; we beschikken niet over neuronen die absoluut belangrijker zijn dan het gehele wereldbeeld dat in je schedel opgeslagen is. Quines idee van een groot netwerk -van kennis- dat bestaat uit eendere bouwstenen doet modern aan. De gedachte dat de logische vorm iets heiligs is dat buiten de natuur staat is meer van vroegere tijden.

RV zei

Aan Bert

Prachtige opname van die vlieg. Ja, wat gaat er om in het koppetje van dat beestje? Ik zou zeggen: er is een soort primitief bewustzijn te vergelijken enigszins met ons verlaagd bewustzijn als we domweg iets doen en nauwelijks beseffen wat we doen. Het beestje mist in zijn koppetje een heleboel basale concepten die wij wel hebben. Het heeft bijvoorbeeld geen ikbesef. En zo'n concept als "ikbesef" is zeer interessant, ook wat betreft het openingsartikeltje van de heer Riemersma. Waarschijnlijk wortelt het ikconcept in een emotie, in een ikgevoel. Best een moeilijke kwestie. In elk geval, wat betreft de epistemologie, er is meer dan alleen waarneming, meer dan alleen perceptie. Er zijn ook concepten en emoties en dat alles in gecompliceerde netwerken.

Zo'n vlieg stelt zich geen vragen, dunkt me.